Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1797

Datum uitspraak2009-06-29
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4317 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om het College te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Indien appellant de gevraagde gegevens, voor zover deze ten tijde van de eerdere verzoeken van het College nog niet voorhanden waren, vóór het aanhangig maken van het hoger beroep had overgelegd, had de procedure bij de Raad niet gevoerd hoeven worden. Van kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft gemaakt, kan dan ook niet worden gezegd dat hij deze redelijkerwijs heeft moeten maken.


Uitspraak

08/4317 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank [woonplaats] van 16 juni 2008, 07/1544 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College) Datum uitspraak: 29 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. J.C. Walker, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Bij schrijven van 14 mei 2009 heeft mr. Walker, namens appellant aanvullende beroepsgronden met nadere stukken aan de Raad doen toekomen. Bij brief van 25 mei 2009 heeft het College het op 20 mei 2009 genomen herziene besluit op bezwaar aan de Raad gezonden. Bij brief van 25 mei 2008 heeft mr. Walker namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het College te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het College heeft bij brief van 26 mei 2009 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. Artikel 8:75, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de rechtbank bij uitsluiting is bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De Raad stelt vast dat het College bij het herziene besluit op bezwaar van 20 mei 2009 - aangevuld en gecorrigeerd bij besluit van 27 mei 2009 - heeft besloten de intrekking van de bijstand van appellant met ingang van 27 maart 2003 ongedaan te maken en bijstand met ingang van dezelfde datum te doen herleven. Het College voert in verweer - samengevat - aan dat voor een vergoeding van de door appellant gemaakte kosten in hoger beroep geen aanleiding bestaat, nu rechtbank Amsterdam in haar uitspraak van 6 december 2006 heeft overwogen dat het College bevoegd was appellant te vragen de gegevens over te leggen die werden genoemd in het primaire besluit van 9 maart 2005. Nadat appellant heeft verzuimd de gevraagde gegevens tijdig over te leggen was het College, gezien de uitspraak van de rechtbank van 16 juni 2008, bevoegd tot intrekking van de bijstand over te gaan. Appellant is pas bij schrijven van 14 mei 2009 overgegaan tot het leveren van de ontbrekende gegevens, terwijl niet is gebleken dat hij niet in staat was de ontbrekende gegevens vóór het indienen van het hoger beroepschrift van 22 juli 2008 te leveren. De Raad volgt het College in zijn verweer en merkt daarbij nog op dat indien appellant de gevraagde gegevens, voor zover deze ten tijde van de eerdere verzoeken van het College nog niet voorhanden waren, vóór het aanhangig maken van het hoger beroep had overgelegd, de procedure bij de Raad niet had hoeven te worden gevoerd. Van kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft gemaakt, kan dan ook niet worden gezegd dat hij deze redelijkerwijs heeft moeten maken. Hieruit volgt dat het verzoek om het College te veroordelen in de proceskosten van appellant dient te worden afgewezen. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:75 van de Awb af. Deze uitspraak is gedaan door G.A.J van den Hurk, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2009. (get.) G.A.J van den Hurk. (get.) N.L.E.M. Bynoe. NK