Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1771

Datum uitspraak2009-06-22
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers102734 / KG ZA 09-171
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser vordert dat gedaagde wordt veroordeeld tot de deugdelijke uitvoering van de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep. Eiser vordert onder andere rehabilitatie. Vordering gedeeltelijk toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector civiel recht zaaknummer: 102734 / KG ZA 09-171 datum vonnis: 22 juni 2009 (sn) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: [eiser], wonende te Enschede, eiser, verder te noemen [eiser], advocaat: mr. G.J. van Brakel, tegen [gedaagde], gevestigd te Enschede, gedaagde, verder te noemen [gedaagde], advocaat: mr. H. Eillert. Het procesverloop [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 8 juni 2009. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. Van Brakel en de heer D.W. Bruil namens [gedaagde] vergezeld door mr. Eillert. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag. Vaststaande feiten 1. In deze zaak staat het navolgende vast. - [eiser] is als leerkracht werkzaam geweest op de [school] van [gedaagde]. In 2005 is er een arbeidsconflict ontstaan tussen [eiser] en [gedaagde]. - De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 januari 2009 uitspraak (hierna: de uitspraak) gedaan in het arbeidsconflict tussen partijen. - [eiser] is met ingang van 23 april 2009 op andere gronden ontslagen door [gedaagde]. Standpunten van partijen 2. Standpunt [eiser] 2.1 [eiser] vordert, kort samengevat, om [gedaagde] te veroordelen de uitspraak deugdelijk en zonder vertraging uit te voeren. [eiser] stelt dat [gedaagde] te kort schiet in de uitvoering van de uitspraak op hierna te noemen punten. Daarnaast vordert [eiser] dat het rapport met als titel “Februari 2005 [eiser] (verslag “beschuldiging seksueel getinte uitspraken”)” (hierna: het rapport) wordt ingetrokken en dat [gedaagde] verklaart dat het rapport feitelijke grondslag mist. Ten slotte vordert [eiser] een bedrag van € 4.062,-- als voorschot op de schade hij lijdt doordat [gedaagde] willens en wetens kiest voor verloning in 2009. 2.2 [eiser] voert hiertoe het volgende aan. 2.2.1 [gedaagde] schiet te kort in de financiële afwikkeling van de uitspraak. [gedaagde] verstrekt onbegrijpelijke, ondeugdelijke specificaties en een onbegrijpelijke renteberekening. Tevens is de pensioenverzekering van [eiser] onvoldoende hersteld. 2.2.2 Daarnaast schiet [gedaagde] te kort in de rehabilitatie van [eiser]. [gedaagde] heeft de rehabilitatie overgelaten aan de directeur van de [school], terwijl [gedaagde] moest rehabiliteren. Daarnaast zijn de rehabilitatiebrieven niet op naam gesteld, zodat het voor [eiser] niet te controleren is of de brieven ook daadwerkelijk naar de personen zijn verstuurd die genoemd worden op de bijgevoegde lijst. Bovendien worden op de bijgevoegde lijst niet de namen genoemd van de leerlingen van de groep 8 die per schooljaar 2005/2006 zijn uitgestroomd, terwijl de uitspraak ook op die leerlingen ziet. 2.2.3 Ten aanzien van het rapport stelt [eiser] dat dit rapport nergens op is gebaseerd en dat dit rapport zeer belastend is voor hem. [eiser] heeft redenen om aan te nemen dat [gedaagde] het rapport ten nadele van [eiser] onrechtmatig jegens hem zal gebruiken. Daarnaast is [eiser] van mening dat uit de rehabilitatieopdracht in de uitspraak logischerwijs ook voortvloeit dat het rapport van de [directeur van de school] dient te worden ingetrokken. 2.2.4 Ten slotte stelt [eiser] dat hij schade lijdt doordat [gedaagde] kiest voor verloning in 2009. [eiser] loopt bij toepassing van de fiscale middelingsregeling het daarbij in aanmerking te nemen forfaitaire drempelbedrag mis. 2.2.5 [eiser] heeft spoedeisend belang bij de toewijzing van de vordering om het hoofdstuk [gedaagde] af te sluiten. 3. Standpunt [gedaagde] 3.1 [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de gevraagde voorziening. 3.2 Zij voert hiertoe het volgende aan. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij op correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak. [gedaagde] heeft het dienstverband met [eiser] met terugwerkende kracht hersteld en er heeft nabetaling van het salaris plaatsgevonden over de periode dat [eiser] met terugwerkende kracht in dienst moet worden geacht te zijn geweest. Het verrichten van deze nabetaling en de wijze waarop deze dient te geschieden is niet voorgeschreven in de uitspraak. [gedaagde] heeft ervoor gekozen om de nabetaling in 2009 te verrichten waardoor deze nabetaling enkel en alleen kan worden verwerkt in de jaaropgave van 2009. Wat betreft de pensioenopbouw stelt [gedaagde] dat het herstel van het dienstverband automatisch tot gevolg heeft dat de pensioenopbouw wordt hersteld. Bovendien kan [gedaagde] het ABP niets opdragen. [gedaagde] heeft hieromtrent wel contact opgenomen met ABP met het verzoek een en ander te herstellen. De rehabilitatie van [eiser] heeft [gedaagde] naar de letter van de uitspraak uitgevoerd. [gedaagde] is tevens bereid om te getuigen van de vakbekwaamheid van [eiser] als leerkracht of zelf te bemiddelen in het vinden van een betrekking elders. Met betrekking tot het rapport stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de uitspraak geen grond biedt om intrekking van het rapport te vorderen en dat het rapport met een reden is opgesteld. Het rapport is in ieder geval niet bedoeld voor derden. Wat het fiscale nadeel van [eiser] betreft, stelt [gedaagde] dat [eiser] hiervoor bij de Belastingdienst kan vragen om voor zogenaamde ‘middeling’ in aanmerking te komen. De beoordeling en motivering van de beslissing 4. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd om kennis te nemen van het onderhavige geschil. 5. De voorzieningenrechter onderscheidt de vordering van [eiser] in een aantal onderdelen (met subonderdelen), te weten: - financiële afwikkeling van de uitspraak; - rehabilitatie; - het rapport en - het voorschot op de schadevergoeding. Financiële afwikkeling van de uitspraak a. Salarisspecificaties en jaaropgaven 6. Tijdens de behandeling van de zaak op 8 juni 2009 zijn partijen het eens geworden over het feit dat er geen nieuwe jaaropgaven 2007 en 2008 en salarisspecificaties ingaande oktober 2007 tot en met december 2008 verstrekt kunnen worden door [gedaagde], nu [gedaagde] heeft gekozen om in 2009 te verlonen. [eiser] heeft aldus geen belang (meer) bij de vorderingen die betrekking hebben op de hierboven genoemde salarisspecificaties en de jaaropgaven, zodat de voorzieningenrechter deze vorderingen zal afwijzen. b. Salarisstroken 2009 7. [eiser] vordert tevens dat [gedaagde] salarisstroken verstrekt met daarop de datum van indiensttreding van [eiser]. Partijen twisten niet over de datum van indiensttreding (2 november 1992). Bovendien is het dienstverband van [eiser] bij [gedaagde] met terugwerkende kracht hersteld. Op grond hiervan heeft [eiser] geen redelijk belang bij toewijzing van de vordering, en zal de voorzieningenrechter deze vordering afwijzen. c. Renteberekening 8. [eiser] vordert een toelichting op de renteberekening. [gedaagde] heeft zich ter zitting bereid verklaard de renteberekeningen die [gedaagde] aan [eiser] heeft verzonden nader toe te lichten. De vordering hieromtrent zal de voorzieningenrechter dan ook toewijzen. De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsomveroordeling afwijzen, nu [gedaagde] zich bereid heeft verklaard mee te werken. d. Pensioen 9. Partijen zijn niet verdeeld over de gevolgen van het met terugwerkende kracht herstelde dienstverband voor de pensioenopbouw van [eiser]. Het herstel heeft volgens [gedaagde] automatisch tot gevolg dat de pensioenopbouw bij het ABP wordt hersteld. [gedaagde] heeft hieromtrent ook contact opgenomen met het ABP met het verzoek dit te herstellen. Uit de door [gedaagde] overgelegde brief van 23 april 2009 blijkt voldoende dat het haar bedoeling is de pensioenopbouw hersteld wordt en dat er sprake zal zijn van een ononderbroken pensioenopbouw. De voorzieningenrechter is ervan overtuigd dat in geval blijkt van een onderbroken pensioenopbouw, beide partijen zich zullen inzetten de pensioenopbouw te herstellen, zodat er geen belang is bij de vordering. De voorzieningenrechter zal de vordering afwijzen. Rehabilitatie a. Rehabilitatiebrief 10. Vaststaat dat er na aanleiding van de uitspraak een brief is verstuurd door de [directeur van de school]. [eiser] echter stelt dat nu de brieven door de [directeur van de school] zijn verstuurd, [gedaagde] niet heeft voldaan aan de uitspraak. [gedaagde] had moeten rehabiliteren en niet de [directeur van de school]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de brief van 29 januari 2009 (hierna: rehabilitatiebrief) die is verstuurd door de [directeur van de school] voldoende blijkt dat deze in opdracht van en namens [gedaagde] is verstuurd. Het feit dat deze brief niet op briefpapier van [gedaagde] is verstuurd doet daaraan niet af. In de brief is bovendien de letterlijke tekst uit de uitspraak opgenomen. Ook uit die letterlijke tekst blijkt dat [gedaagde] de opdracht heeft gekregen tot rehabilitatie. 11. De voorzieningenrechter overweegt dat [gedaagde] meer aandacht had kunnen besteden aan de wijze van verspreiding van de rehabilitatiebrief. [gedaagde] stelt dat de rehabilitatiebrief is verspreid door deze in een gesloten envelop mee te geven aan het oudste kind van een gezin op school. Deze manier van verspreiden is gebruikelijk op school. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het geval van een belangrijke mededeling, niet zijnde gebruikelijke informatie, een meer zorgvuldige manier van verspreiden de voorkeur zou hebben. Er is echter onvoldoende gebleken dat de rehabilitatiebrief de ouders niet heeft bereikt. Daarnaast is de rehabilitatiebrief verspreid onder oud-leerlingen van de [school] door deze brief te adresseren aan de nieuwe school van de oud-leerlingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] de rehabilitatiebrief zorgvuldiger had kunnen verspreiden, maar acht het niet opportuun om [gedaagde] te veroordelen tot het alsnog op een zorgvuldigere wijze versturen van de rehabilitatiebrief aan de huisadressen van de leerlingen. Bovendien kan het nogmaals versturen van een brief ter rehabilitatie mogelijk ook ongewenste neveneffecten hebben, doordat de aandacht wederom op [eiser] wordt gevestigd. 12. [gedaagde] heeft niet betwist dat de rehabilitatiebrief niet is verstuurd aan de ouders van de leerlingen van de groep 8 die per schooljaar 2005/2006 zijn uitgestroomd naar het voortgezet onderwijs. De voorzieningenrechter zal [gedaagde] veroordelen de rehabilitatiebrief alsnog naar bovengenoemde ouders te zenden. De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsomveroordeling maximeren tot € 5.000,--. b. Getuigschrift 13. [eiser] vordert dat [gedaagde] een positief gesteld getuigschrift aan hem zal verstrekken. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard hiertoe bereid te zijn. De voorzieningenrechter zal deze vordering dan ook toewijzen. Gelet op de bereidheid van [gedaagde] om in deze haar medewerking te verlenen, acht de voorzieningenrechter een dwangsomveroordeling hierbij niet op zijn plaats. Het rapport 14. [eiser] vordert intrekking van het rapport en een verklaring van [gedaagde] dat het rapport feitelijke grondslag mist. [gedaagde] stelt dat er geen grond is waarop het rapport zou moeten worden ingetrokken en dat het rapport om een reden is opgesteld. Tijdens de behandeling van de zaak op 8 juni 2009 is met partijen gesproken over het rapport. [gedaagde] is zich ervan bewust dat het naar buiten brengen van dit vertrouwelijke rapport al snel een onrechtmatige daad jegens [eiser] op kan leveren. [gedaagde] heeft verklaard dat het rapport niet aan derden zal worden verstrekt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de uitspraak [gedaagde] geen verplichting oplegt het rapport in te trekken dan wel te verklaren dat het rapport feitelijke grondslag mist. De vorderingen zullen om die reden dan ook worden afgewezen. Schadevergoeding 15. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij fiscaal nadeel lijdt door de keuze van [gedaagde] om in 2009 te verlonen. De voorzieningenrechter is tevens van oordeel dat een bedrag van € 4.062,-- als voorschot op de het schadebedrag een aannemelijk bedrag is. De voorzieningenrechter zal dan ook een bedrag van € 4.062,-- als voorschot op het schadebedrag toewijzen. 16. Nu beide partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld, zal de voorzieningenrechter de kosten compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing De voorzieningenrechter: I. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] over de periode ingaande oktober 2007 tot en met december 2008 een schriftelijke deugdelijke en begrijpelijke specificatie te verstrekken voor wat betreft het aan [eiser] over die periode betaalde rentebedrag van € 1.281,57; II. veroordeelt [gedaagde] om de eerder verstuurde rehabilitatiebrief aan de ouders van de leerlingen van groep 8 die per schooljaar 2005/2006 zijn uitgestroomd naar het voortgezet onderwijs te versturen, met afschrift aan [eiser], een en ander op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 250,-- voor elke dag dat zij binnen 48 uur na betekening van het vonnis niet aan deze veroordeling voldoen, zulks met een maximum van € 5.000,--; III. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een positief gesteld getuigschrift te verstrekken; IV. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 4.062,-- netto uit te keren als voorschot op schade bestaande uit fiscaal nadeel voor dat bedrag als gevolg van de verloning van de nabetaling door [gedaagde] in 2009; V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; VI. compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; VII. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van Houten, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.