
Jurisprudentie
BJ1738
Datum uitspraak2009-06-04
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 09/597 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 09/597 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bijstand. Eiseres heeft zich in het kader van een schuldhulpverleningstraject contractueel verbonden geen nieuwe schulden aan te gaan. Verweerder had moeten motiveren waarom dit geen bijzondere omstandigheid is die had moeten leiden tot het verstrekken van bijzondere bijstand om niet.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/597 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. J.C.R. de Lyon,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. C. Telting.
1. Procesverloop
Eiseres ontvangt een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
Eiseres heeft op 3 november 2008 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de aanschafkosten van een wasmachine, een wasdroger en een eenpersoonsbed met matras.
Bij besluit van 19 november 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 7 januari 2009 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en eiseres bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening tot een bedrag van € 745,- (hierna: het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2009. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit - samengevat - ten grondslag gelegd dat de kosten voor de wasmachine en het eenpersoonsbed met matras noodzakelijke, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten zijn en niet kunnen worden voldaan uit de bijstandnorm Verweerder heeft eiseres voor deze kosten daarom bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening tot een bedrag van € 745,-.
2.2. Aan de orde is de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken.
2.3. Vast staat dat de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand uitsluitend de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft. Verweerder was dan ook bevoegd om op grond van artikel 51, eerste lid, van de WWB bijstand toe te kennen in de vorm van een geldlening.
2.4. Verweerder heeft de wijze waarop hij toepassing geeft aan artikel 51, eerste lid, van de WWB neergelegd in paragraaf 9.6.3 van de werkvoorschriften. Ingevolge deze paragraaf wordt bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een geldlening slechts verstrekt in uitzonderlijke situaties waarbij de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
2.5. Eiseres heeft aangevoerd dat de noodzaak tot bijstandsverlening niet het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat haar ex-vriend haar na het verbreken van de relatie in 2007 herhaaldelijk heeft bedreigd, gestalkt en mishandeld. Zij is hierdoor depressief geworden en heeft zich van de buitenwereld afgesloten. Eiseres staat thans onder behandeling van Mentrum.
2.6. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij vanwege haar gemoedstoestand haar belangen niet heeft kunnen behartigen en dat daardoor schulden zijn ontstaan die aan de aanschaf van een wasmachine en eenpersoonsbed met matras in de weg staan. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de noodzaak voor bijstand het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van eiseres.
2.7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op zich conform zijn werkvoorschriften gehandeld door aan eiseres bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken.
2.8. Eiseres heeft zich echter op het standpunt gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder aanleiding had moeten zien om bijstand om niet te verlenen. Eiseres heeft hierbij gewezen op haar schuldenlast van ongeveer € 40.000,-, waarvoor zij onder begeleiding staat van het bureau schuldhulpverlening van de stichting Doras (hierna: Doras). Met Doras is eiseres overeengekomen dat zij geen nieuwe schulden mag maken. Eiseres wijst in dit verband op het contract schuldhulpverlening van 28 november 2008, waaruit blijkt dat de hulpverlening zal stoppen indien zij zich hieraan niet houdt. Eiseres zal - indien een minnelijke schuldregeling door haar schuldeisers wordt afgewezen - een verzoek doen tot toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (hierna: Wsnp). Toelating tot de Wsnp is mede afhankelijk van het feit of recentelijk nieuwe schulden zijn gemaakt, aldus eiseres.
2.9. Aan verweerder kan worden toegegeven dat uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2003, LJN: AO6888, blijkt dat het enkele bestaan van een hoge schuldenlast niet meebrengt dat de bijstand om niet had moeten worden verleend. Eiseres heeft echter een contract schuldhulpverlening overgelegd, waaruit blijkt dat zij geen nieuwe schulden mag maken. De in het verweerschrift ingenomen stelling dat door het verstrekken van leenbijstand geen afbreuk wordt gedaan aan een lopende schuldsanering gaat hieraan voorbij, omdat eiseres de schuldhulpverlening juist in gang heeft gezet om een schuldregeling of schuldsanering te bewerkstelligen. Ook heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting niet kunnen aangeven waarom het aangaan van een nieuwe lening in het geval van eiseres verantwoord wordt geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom de door eiseres aangevoerde feiten geen bijzondere omstandigheden opleveren die hadden moeten leiden tot bijstandsverlening om niet. Hierbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat blijkens het bestreden besluit onder meer het bestaan van de hoge schuldenlast reden is geweest om de bijzondere bijstand te verstrekken.
2.10. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Die kosten zijn, onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,00 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
2.12. Verweerder dient voorts het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,00 te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van deze rechtbank.
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan eiseres het griffierecht van € 39,00 (zegge: negenendertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.W. Verhaagh, rechter, in tegenwoordigheid van
L.A. van Heusden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B.