Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1727

Datum uitspraak2009-06-11
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers427678 / KG ZA 09-1049 HJ/PvV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Door een advocatenkantoor is een persbericht uitgegeven dat een beleggingsfonds mogelijk is betrokken bij hypotheekfraude. Tegelijkertijd verschijnt er een artikel in een dagblad waarin een medewerkster van het advocatenkantoor dezelfde beschuldigingen uit jegens het beleggingfonds. Dat bericht wordt ook door andere media overgenomen. Het beleggingsfonds eist van het advocatenkantoor en van de persdienst die het artikel aan het dagblad heeft geleverd een rectificatie. Voorzieningenrechter oordeelt dat de in het persbericht geuite beschuldiging vooralsnog onvoldoende steun vindt in de feiten en wijst de vordering tot rectificatie door het advocatenkantoor toe. Vordering jegens de persdienst wordt afgewezen omdat in het artikel opgesteld door de persdienst voldoende ruimte is gegeven aan de reactie van het beleggingsfonds op de beschuldiging van het advocatenkantoor.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter, zaaknummer / rolnummer: 427678 / KG ZA 09-1049 HJ/PvV Vonnis in kort geding van 11 juni 2009 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FORECLOSURE INVESTMENT B.V., gevestigd te Goor, eiseres bij gelijkluidende dagvaardingen van 25 mei 2009, advocaat mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde sub 1], gevestigd te [vestigingsplaats], 2. [gedaagde sub 2], wonende te [woonplaats], 3. [gedaagde sub 3], wonende te [woonplaats], advocaat, van gedaagden sub 1 tot en met 3, mr. K.S. Loilargosain te Zeist, 4. de coöperatieve vereniging met wettelijke aansprakelijkheid GEASSOCIEERDE PERS DIENSTEN COÖPERATIE W.A., gevestigd te ‘s-Gravenhage, advocaat, van gedaagde sub 4, mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam, gedaagden. 1. De procedure Ter terechtzitting van 3 juni 2009 heeft eiseres, verder te noemen Foreclosure, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden sub 1 tot en met 3, verder gezamenlijk te noemen [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], en gedaagde sub 4, verder te noemen GPD, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Ter terechtzitting is een door [gedaagden] opgeworpen onbevoegdheid van deze rechtbank verworpen, nu het schadetoebrengende feit mede is gepubliceerd op internet en zich dus in geheel Nederland en ook binnen het Arrondissement Amsterdam voordoet. Alle partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Aan de zijde van Foreclosure waren ter terechtzitting aanwezig: [directeur 1], [directeur 2], beide directeur van Foreclosure, en mr. Kaaks. Aan de zijde van [gedaagden] waren aanwezig: mrs. [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en Loilargosain, allen voornoemd, en aan de zijde van GPD waren aanwezig: [financieel directeur], financieel-directeur, en [verslaggeefster], verslaggeefster economie. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. 2. De feiten 2.1. Foreclosure is een beleggingsmaatschappij in onroerend goed. Foreclosure verkrijgt haar investeringskapitaal door de uitgifte van obligatieleningen, waarbij de inleg minimaal EUR 50.000,00 bedraagt. Met de inleg van de beleggers worden woningen op executieveilingen in Nederland en Duitsland gekocht die Foreclosure met winst beoogt te verkopen. Op 16 april 2008 is Foreclosure door de Vereniging Vastgoed Partcipanten (VVP) op de zogenoemde witte lijst van beleggingsfondsen geplaatst. 2.2. [gedaagde sub 1] is een advocatenkantoor te [vestigingsplaats] en profileert zich als specialist in onroerend-goedrecht en noemt zich pionier op het gebied van vastgoedbeleggingen. [gedaagde sub 2] heeft de volledige zeggenschap over [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 3] is werknemer van [gedaagde sub 1]. 2.3. GPD is een persbureau waarin 17 regionale dagbladen samenwerken. Het levert die kranten het overgrote deel van hun nationale en internationale nieuws. 2.4. [assurantiekantoor] is een assurantiekantoor op het gebied van financieringen, hypotheken en verzekeringen. [assurantiekantoor] en Foreclosure hebben in Goor enige tijd een pand gedeeld. De bestuurders van [assurantiekantoor] en Foreclosure zijn indirect bestuurders van de besloten vennootschap Dutch Resorts Investments B.V. (hierna: DRI). Voor [assurantiekantoor], Foreclosure en DRI is op enig moment een gemeenschappelijk “Huisreglement” en “Reglement ziekteverzuim” opgesteld. 2.5. Bij brief van 23 april 2008 heeft de Bank of Scotland het volgende, voor zover hier van belang, aan een van haar klanten meegedeeld: “Via uw tussenpersooon [assurantiekantoor] te [woonplaats] heeft u ten behoeve van de financiering van uw woning (…) een offerte voor een hypothecaire geldlening van Bank of Scotland aangevraagd. Op basis van deze offerte (…) is aan u op 20 november 2007 een hypothecaire geldlening van € 299.250,- verstrekt met als onderpand de Woning. Voor de beoordeling van uw aanvraag voor de hypothecaire geldlening is door u een taxatierapport van de Woning aangeleverd. Dit taxatierapport is op 12 september 2007 opgemaakt door de heer [persoon1] te [woonplaats]. Volgens dit rapport zou de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 365.000,- bedragen en de executiewaarde van huur en gebruik € 328.000,-. Recentelijk is ons gebleken dat dezelfde taxateur die uw Woning heeft getaxeerd bepaalde woningen veel te hoog heeft getaxeerd. Deze constatering is voor ons aanleiding geweest om alle hypotheken die in de voorbije twee jaar tot stand zijn gekomen op basis van een door de heer [persoon1] opgesteld taxatierapport te onderzoeken en de betreffende woningen uiteindelijk opnieuw te taxeren. Op grond van dit onderzoek lijkt bij een groot deel van de woningen, waaronder uw woning, uit te zijn gegaan van (veel) te hoge taxatiewaarden. Een kopie van de hertaxatie van uw Woning treft u als bijlage aan. Volgens dit taxatierapport (…) bedraagt de huidige onderhandse verkoopwaarde van huur en gebruik € 265.000,- en de executiewaarde vrij van huur en gebruik € 238.000,-. Feiten of omstandigheden die het grote waardeverschil ten opzichte van het eerdere taxatierapport rechtvaardigen, zijn ons niet bekend.” 2.6. Bij brief van 30 maart 2009 heeft Foreclosure aan deelnemende beleggers meegedeeld dat, als gevolg van sombere stemming op de financiële markt, de verkoop binnen de vastgoedportefeuille sterk is tegengevallen. In verband daarmee is verzocht om uitstel van rentebetalingen, voor een periode van minimaal drie maanden. 2.7. Op 28 april 2009 heeft [gedaagde sub 1] aan GPD een persbericht verzonden inzake te hoog verstrekte hypotheken door de DSB Bank. Daarin is vermeld dat er op 1 mei 2009 een open dag op het kantoor van [gedaagde sub 1] zou zijn, waar benadeelden zich voor een gratis en vrijblijvend gesprek konden melden. Dat bericht is voor [persoon2], schrijfster van het hierna onder 2.8. vermelde nieuwsbericht, aanleiding geweest om op 1 mei 2009 bij [gedaagde sub 1] langs te gaan. Aldaar heeft [persoon2] gesproken met [gedaagde sub 3], waarbij aan [persoon2] de brief van de Bank of Scotland van 23 april 2008 (zie 2.5.) is overhandigd, alsmede een (concept)persbericht van [gedaagde sub 1] van 14 april 2009 met de titel “Ook Foreclosure Investment gestopt met rentebetalingen” en een persbericht van [gedaagde sub 1] met de datum 29 april 2009, exclusief opgesteld voor de Telegraaf, met de titel “Foreclosure verkeert in zwaar weer”. Het laatstgenoemde persbericht is door de Telegraaf niet overgenomen. 2.8. Op 4 mei 2009 is door GPD het volgende bericht naar de 17 aangesloten dagbladen gezonden: “UPDATE – HYPOTHEEKFRAUDE TREFT HUIZENBEZITTERS - (…) - (Door [persoon2]) DEN HAAG (GPD) – Zeker tweehonderd huizenbezitters zijn de dupe geworden omdat hun een veel te hoge hypotheek is aangesmeerd door hun adviseur [assurantiekantoor]. De overwaarde die zo ontstond, werd doorgesluisd naar een beleggingsfonds. Dat stelt [gedaagde sub 1] uit [vestigingsplaats] na onderzoek naar beleggingsfonds Foreclosure. In sommige gevallen is de waarde van de huizen bijna een ton te hoog vastgesteld. Een taxateur uit het Overijsselse [woonplaats] heeft in opdracht van [adviseur] zo’n tweehonderd woningen te hoog getaxeerd, stelt advocaat [gedaagde sub 3]. ,,De overwaarde die zo ontstond, werd via Foreclosure gestort in een obligatiefonds. Minimaal tweehonderd hypotheken zijn door [adviseur] op deze wijze verstrekt.” Het betreft woningen verspreid over het hele land, maar vooral in Noord- Brabant en Twente. Het gaat volgens [gedaagde sub 3] om hypotheken die lopen bij verschillende banken. Een van hen is hypotheekverstrekker Bank of Scotland. Die heeft zijn klanten twee weken geleden per brief op de hoogte gesteld van de ondeugdelijke taxatierapporten. Uit één van de brieven blijkt dat de taxateur de executiewaarde van een woning – de waarde waarop de hypotheek is gebaseerd – waardeerde op 328.000 euro, terwijl de bank na hertaxatie op 238.000 euro uitkwam. ‘Indien de lagere taxatiewaarde ten tijde van het verstrekken van de hypothecaire geldlening bekend zou zijn geweest, zou Bank of Scotland u deze niet of niet onder de huidige voorwaarden hebben verstrekt’ schrijft de bank aan zijn klanten. Klanten die nu een te hoge hypotheek hebben, moeten waarschijnlijk een hogere rente gaan betalen en lopen de kans met een restschuld te blijven zitten. Aan hoeveel klanten Bank of Scotland een hypotheek heeft verstrekt op basis van een te hoge taxatie, wil [persoon3] van Bank of Scotland niet zeggen. De bank bereidt in elk geval stappen voor tegen de taxateur en bekijkt of het mogelijk is zo de schade te verhalen. De betrokken tussenpersoon, [adviseur], ontkent iets te maken te hebben met de te hoge hypotheken. ,,Nadat ik op de hoogte werd gesteld van het onderzoek door Bank of Scotland, heb ik de banden met de taxateur meteen verbroken.” Hij ontkent ook dat zijn bureau de overwaardes naar het beleggingsfonds heeft doorgesluisd. Hetzelfde zegt ook [directeur 2] van Foreclosure, dat tot twee weken geleden een kantoor in het Twentse Goor deelde met [assurantiekantoor]. Tussen Foreclosure Investments en [assurantiekantoor] is er ,,nooit sprake geweest van enige vorm van samenwerking”, zo stelt [directeur 2] van Foreclosure. ,,Wij zijn op geen enkele wijze betrokken geweest bij door [adviseur] verstrekte hypotheken. De kantoren zijn onlangs gescheiden om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.” [adviseur] meldt dat hij zijn kantoor heeft overgeheveld naar [woonplaats] nadat een voorgenomen partnerschap half april spaak liep. De betrokken taxateur is niet bereikbaar voor commentaar. [gedaagde sub 1] doet onderzoek naar de gang van zaken bij Foreclosure nadat het investeringsfonds half april de rentebetalingen aan beleggers heeft gestaakt.” 2.9. Op 5 mei 2009 is het hiervoor onder 2.8. vermelde bericht van GPD door onder meer de Twentsche Courant Tubantia en het Nederlands Dagblad overgenomen. 2.10. Tevens is op 5 mei 2009 om 11:30 uur door [gedaagde sub 1] het volgende persbericht uitgegeven: “Foreclosure mogelijk betrokken bij hypotheekfraude Meerdere beleggers in Foreclosure zijn mogelijk gedupeerd doordat zij de “overwaarde” van hun huis als belegging bij Foreclosure hebben ondergebracht. Recentelijk heeft de Bank of Scotland deze beleggers bericht dat hun huis veel te hoog is getaxeerd. Voor deze beleggers verzorgde [assurantiekantoor] de hypotheekaanvraag en de taxatie. Foreclosure en [assurantiekantoor] werken sinds het najaar van 2008 samen en waren tot vorige week zaterdag gevestigd in één pand in Goor. Vervolgens is [assurantiekantoor] vertrokken naar hun oude pand in [woonplaats] en Foreclosure terug naar Lichtevoorden; naar eigen zeggen om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Nadat Foreclosure Investment per brief van 30 maart 2009 beleggers verzocht om medewerking te verlenen aan het stopzetten van de maandelijkse rentebetalingen, hebben zich tientallen beleggers van Foreclosure bij [gedaagde sub 1] gemeld. Opmerkelijk is dat sommige beleggers wel hun rente kregen uitbetaald, zelfs in de maand april. [gedaagde sub 1] heeft tot tweemaal toe getracht een gesprek met de directie van Foreclosure aan te gaan, (in het kader van hoor en wederhoor) echter werden deze afspraken – zonder opgave van een acceptabele reden – door Foreclosure afgezegd. [gedaagde sub 1] heeft de kennis en ervaring om de belangen van de beleggers van Foreclosure adequaat te behartigen en roept hen op zich te melden bij haar. Momenteel inventariseren wij de gang van zaken binnen Foreclosure, opdat namens een zo groot mogelijke groep op zeer korte termijn over gegaan kan worden tot verhaal, geheel of gedeeltelijk, van de gedane investeringen. Voor meer informatie zie ook “De Twentsche Courant Tubantia” 2.11. In de avond van 5 mei 2009 is [gedaagde sub 2] te gast geweest in het televisieprogramma “[X]”. [gedaagde sub 2] heeft daar gesproken over frauduleuze beleggingsfondsen. Naar aanleiding daarvan is [gedaagde sub 2] bij e-mail van 6 mei 2009 door een medewerker van “[X]” gevraagd om kort artikel voor de weblog van het televisieprogramma te schrijven. In reactie daarop heeft [gedaagde sub 2] op 6 mei 2009, om 15:41 uur, de volgende e-mail, voor zover hier van belang, aan “[X]” gezonden: “Graag had ik tijdens de uitzending willen spreken over het Ponzifraude-rapport, Red Flags, helaas is dat niet aan de orde gekomen. Ook over de volgende onderwerpen had ik graag willen spreken: - de 17 fondsen die op onze website staan waar veel aandacht over is, ik verwijs naar onze website. - het artikel op Quotenet.nl over welke nieuwe Madoffs de AFM op de korrel heeft; ik verwijs ook naar 925.nl. - het protocol in beleggerszaken van [gedaagde sub 1]. ” Voormelde e-mail van [gedaagde sub 2] is vervolgens op 6 mei 2009 op de website van “[X]” als volgt, voor zover hier van belang” weergegeven: “Graag had ik tijdens de uitzending willen spreken over het Ponzifraude-rapport, Red Flags, helaas is dat niet aan de orde gekomen. Verder wil ik de lezer van dit blog wijzen op meer informatie over fraude met beleggingen. Kijk bijvoorbeeld op de website van [gedaagde sub 1] naar de 17 fondsen die beleggingsfraude hebben gepleegd. Een uitgebreid artikel op Quotenet.nl gaat in op de nieuwe Madoffs die de AFM op de korrel heeft.” Aan dit artikel op de website van “[X]” is een weblink gekoppeld naar een pagina op de website van [gedaagde sub 1] met daarop een zeventiental beleggingsfondsen, waaronder Foreclosure. 2.12. Op 6 mei 2009 heeft [gedaagde sub 3] een artikel op de website van [gedaagde sub 1] geplaatst, waarin [gedaagde sub 1] de beleggers in Foreclosure aanbiedt hun belangen te behartigen. 2.13. Tevens is op 6 mei 2009 een artikel op www.nu.nl verschenen met de titel “Huiseigenaren in problemen door hoge taxaties” en een artikel in het Financieel Dagblad met de titel “Fraudezaak huistaxaties ontdekt”. In beide artikelen wordt Foreclosure op grond van mededelingen van [gedaagde sub 1] in verband gebracht met de door de Bank of Scotland gesignaleerde hoge taxaties. 2.14. Bij brieven van 11 mei 2009 heeft de raadsman van Foreclosure [gedaagde sub 1], GPD en het ANP, onder meer, gesommeerd om uiterlijk dinsdag 12 mei vóór 16:00 uur te bevestigen dat alle berichtgeving over Foreclosure waarin op enigerlei wijze de suggestie wordt gewekt dat Foreclosure betrokken is bij hypotheekfraude en/of beleggingsfraude onmiddellijk van de website wordt verwijderd en dat men bereid is om een rectificatie in de media te plaatsen. 2.15. Bij brief van 12 mei 2009 heeft [gedaagde sub 1] geweigerd aan de sommatie te voldoen. GPD heeft bij brief van 13 mei 2009 meegedeeld geen aanleiding voor een rectificatie te zien. 2.16. Bij brief van 14 mei 2009 heeft [gedaagde sub 1] aan de raadsman van Foreclosure meegedeeld dat zij haar Google Adword campagne, op grond waarvan er bij het zoeken op het woord “Foreclosure” via Google de naam van “[gedaagde sub 1]” als eerste zoekresultaat verschijnt, heeft gestaakt. 2.17. Op 18 mei 2009 is het ANP overgegaan tot rectificatie van haar bericht dat Foreclosure mogelijk betrokken is bij hypotheekfraude. 2.18. Op 29 mei 2009 is door [gedaagde sub 3] een verklaring opgesteld, waarin zij verklaart telefonisch contact te hebben gehad met meerdere personen betrokken bij Foreclosure en [assurantiekantoor]. Volgens die personen, die vanwege bedreigingen geen van allen een eigen verklaring zouden durven af te leggen, zouden medewerkers van [assurantiekantoor] folders van Foreclosure hebben overhandigd bij bezoeken aan klanten, zouden de directieleden van [assurantiekantoor] minimaal eenmaal per week gezamenlijk vergaderd hebben en zaten de medewerkers van [assurantiekantoor] en Foreclosure in het kantoor in Goor door elkaar. 3. Het geschil 3.1. Foreclosure vordert samengevat - dat [gedaagden], hoofdelijk en op straffe van verbeurte van een dwangsom, wordt veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in het Financieel Dagblad, in de Twentsche Courant Tubantia, op Nu.nl en op de website van [gedaagde sub 1], alsmede om schriftelijk opgave te doen aan wie het persbericht van 5 mei 2009 is verzonden en aan diegene ook een rectificatie te zenden. Verder vordert Foreclosure dat [gedaagden], hoofdelijk en op straffe van verbeurte van een dwangsom, wordt bevolen om de Adword campagne op Google, waarin de handelsnaam van Foreclosure is opgenomen, te staken en gestaakt te houden en om zich te onthouden van iedere mondelinge of schriftelijke publieke uitlating, welke als een herhaling kan worden gezien van het bericht van 5 mei 2009. Tevens vordert Foreclosure dat [gedaagden] worden veroordeeld om als voorschot op de schadevergoeding een bedrag van EUR 10.000,00 te voldoen. Ten aanzien van GPD vordert Foreclosure dat GPD wordt veroordeeld om binnen drie dagen een schriftelijke opgave te doen aan wie zij de op 5 en 6 mei 2009 verspreidde nieuwsberichten, gebaseerd op het persbericht van [gedaagde sub 1], heeft verzonden en om binnen 48 uur aan diegene die de betreffende nieuwsberichten hebben ontvangen een rectificatie te zenden. Tevens vordert Foreclosure dat GPD wordt veroordeeld om als voorschot op de schadevergoeding een bedrag van EUR 5.000,00 te voldoen. Een en ander met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] en GPD in de proceskosten. 3.2. Foreclosure stelt daartoe - samengevat - dat de beschuldiging van [gedaagden], dat Foreclosure betrokken is bij hypotheekfraude, onjuist is en dat er geen enkele rechtvaardigingsgrond voor die beschuldiging aanwezig is. Er zijn geen tweehonderd huizenbezitters die hun overwaarde via [assurantiekantoor] bij Foreclosure hebben ondergebracht. In het klantenbestand van Foreclosure is zegge en schrijven één belegger te vinden die op eigen verzoek via [assurantiekantoor] is doorverwezen naar Foreclosure. Verder is het niet waar dat de Bank of Scotland “deze beleggers” in Foreclosure heeft bericht dat hun woning veel te hoog is getaxeerd. Geen enkele belegger bij Foreclosure heeft die brief van Bank of Scotland ontvangen. Daarnaast is er geen enkel feit dat duidt op betrokkenheid van Foreclosure bij te hoge taxaties. De brief van de Bank of Scotland is meer dan een jaar oud en [gedaagden] trekt daaruit conclusies die de bank zelf niet heeft getrokken. [gedaagde sub 1] heeft de belangen van Foreclosure ondergeschikt gemaakt aan haar klantenacquisitie en Foreclosure welbewust en lichtvaardig verdacht gemaakt. Met betrekking tot GPD stelt Foreclosure dat GPD het bericht van [gedaagden] zonder een zorgvuldig eigen onderzoek heeft overgenomen en daarmee de suggestie heeft gewekt dat Foreclosure medeplichtig is aan hypotheekfraude. GPD valt daarom te verwijten dat zij van de lichtvaardige verdachtmaking van [gedaagden] geen enkele afstand heeft genomen. 3.3. [gedaagden] en GPD voeren verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Uitgangspunt is dat de vorderingen van Foreclosure in beginsel een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde grondrecht van [gedaagden] en GPD op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagde sub 2] respectievelijk GPD onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam – in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. 4.2. Het belang van [gedaagden] en GPD is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Voor [gedaagden] geldt daarbij dat van een advocaat die uitlatingen doet over een (potentiële) tegenpartij, gezien de status van zijn beroep in de samenleving, meer zorgvuldigheid verwacht mag worden dan van een willekeurige derde. Het belang van Foreclosure is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor haar ongewenste en schadelijke negatieve publiciteit. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. 4.3. De bezwaren van Foreclosure richten zich allereerst tegen het persbericht van [gedaagde sub 1] van 5 mei 2009. In dat persbericht wordt door [gedaagde sub 1], gelet op de kop “Foreclosure mogelijk betrokken bij hypotheekfraude” en de in dat artikel genoemde brief van de Bank of Scotland inzake te hoog getaxeerde woningen, de indruk gewekt dat beleggers bij Foreclosure, als gevolg van een samenwerking tussen Foreclosure en [assurantiekantoor], het slachtoffer zijn geworden van hypotheekfraude en roept [gedaagde sub 1] beleggers bij Foreclosure op zich te melden opdat op zeer korte termijn kan worden overgegaan tot verhaal. Voldoende aannemelijk is dat dit bericht voor grote onrust onder beleggers bij Foreclosure heeft gezorgd en dat dit schadelijk is voor de eer en goede naam van Foreclosure, te meer nu het persbericht afkomstig is van een advocatenkantoor en het publiek daaraan meer dan gemiddelde waarde zal hechten. 4.4. Anders dan door [gedaagde sub 1] in het persbericht van 5 mei 2009 is gesteld, is niet gebleken dat de Bank of Scotland “recentelijk” beleggers heeft bericht dat hun huis te hoog is getaxeerd. Voorshands moet er dan ook van worden uitgegaan dat het woord “recentelijk” in het persbericht, zoals door Foreclosure betoogd, onjuist is en dat het bericht van [gedaagde sub 1] is gebaseerd op de brief van de Bank of Scotland van een jaar eerder, namelijk 23 april 2008 (zie 2.5.). In die brief deelt de Bank of Scotland aan één van haar klanten, die via [assurantiekantoor] een hypotheek bij de Bank of Scotland had verkregen, slechts mee dat taxateur [persoon1] de waarde van de desbetreffende woning te hoog heeft getaxeerd en dat feiten of omstandigheden die het grote waardeverschil ten opzichte van het eerdere taxatierapport rechtvaardigen niet bekend zijn. 4.5. In de brief van de Bank of Scotland van 23 april 2008 wordt Foreclosure in het geheel niet genoemd. Evenmin wordt daarin gesteld dat een deel van de desbetreffende hypotheek is belegd. Daarnaast is door [gedaagde sub 1] ook anderszins niet aangetoond dat de melding in het persbericht van 5 mei 2009, dat de Bank of Scotland beleggers bij Foreclosure heeft bericht dat hun woning te hoog is getaxeerd, juist is. Gelet hierop is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat Foreclosure op enigerlei wijze betrokken is bij de door Bank of Scotland gesignaleerde te hoge taxatierapporten. De omstandigheid dat medewerkers van [assurantiekantoor] en Foreclosure aan [gedaagde sub 3] hebben verklaard dat er een zekere samenwerking tussen [assurantiekantoor] en Foreclosure bestond met betrekking tot het verkrijgen en beleggen van overwaarden van woningen, maakt dat niet anders. Allereerst betreft dit anonieme verklaringen waarvan de juistheid niet kan worden gecontroleerd. Daarnaast blijkt ook uit de door [gedaagde sub 3] opgestelde verklaring niet dat aan haar is verklaard dat, voor zover er overwaarden zijn belegd, dat taxateur [persoon1] daarbij betrokken was en dat deze belegde overwaarden op dat moment niet reëel waren. Daar komt nog bij dat evenmin is gebleken dat de Bank of Scotland aangifte heeft gedaan van fraude door [persoon1] of [assurantiekantoor]. Ten slotte is uit het ter terechtzitting verhandelde nog gebleken dat [gedaagde sub 1] slechts ten aanzien van twee beleggers die te maken hebben gehad met een te hoge taxatie heeft vastgesteld dat de overwaarde bij Foreclosure is belegd. In het persbericht wordt het woord "meerdere" gebruikt. Dit wekt de indruk dat het verschijnsel zich vaker dan twee keer heeft voorgedaan. Dat effect wordt mogelijk nog versterkt doordat later in het bericht (zij het in een andere context) het woord tientallen wordt gebruikt. 4.6. Gelet op het voorgaande vindt de stelling van [gedaagde sub 1] in het persbericht van 5 mei 2009, dat Foreclosure mogelijk betrokken is bij hypotheekfraude, vooralsnog onvoldoende steun in de feiten. Gelet op de mogelijke schade aan de eer een goede naam van Foreclosure handelt [gedaagde sub 1] daarmee onrechtmatig jegens Foreclosure. Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] met het persbericht van 5 mei 2009 de samenleving over een reële misstand bij Foreclosure heeft geïnformeerd, dient het belang van Foreclosure bij bescherming van haar eer of goede naam dan ook zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagde sub 1]. De gevorderde rectificatie door [gedaagde sub 1] zal daarom worden toegewezen. 4.7. Met betrekking tot de vraag of ook [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] vanwege het persbericht van 5 mei 2009 tot een rectificatie moeten worden veroordeeld, wordt geoordeeld dat de vordering jegens [gedaagde sub 2] zal worden afgewezen. Daarvoor is van belang dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat hem met betrekking tot het persbericht van 5 mei 2009 een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. De verwijzing in het artikel van [gedaagde sub 2] op de website van “[X]” naar de “17 fondsen die beleggingsfraude hebben gepleegd” met daarbij een weblink naar onder meer Foreclosure, maakt dat niet anders. Voldoende is aangetoond dat de oorspronkelijke tekst van [gedaagde sub 2] anders luidde (zie 2.11.) en dat de woorden “17 fondsen die beleggingsfraude hebben gepleegd” afkomstig zijn van de redactie van website van het televisieprogramma “[X]”. Ook de vordering tot rectificatie jegens [gedaagde sub 3] zal worden afgewezen. Onvoldoende aannemelijk is dat zij met betrekking tot het persbericht van 5 mei 2009 van [gedaagde sub 1] meer handelingen heeft verricht dan het louter bevestigen van de inhoud daarvan. 4.8. Ten aanzien van de inhoud van rectificatie geldt dat deze dient plaats te vinden volgens de na te melden tekst en dat ook een rectificatie in het Financieel Dagblad, Twentsche Courant Tubantia en op www.nu.nl op zijn plaats is, nu de voorshands onrechtmatige mededelingen van [gedaagde sub 1] de aanleiding zijn geweest voor de aldaar verschenen artikelen. Daarnaast zal de rectificatie op www.nu.nl worden beperkt tot het plaatsen van een advertentie op www.nu.nl, aangezien nu.nl geen partij is in dit geding en voorshands onvoldoende aannemelijk is dat nu.nl medewerking zal verlenen aan de wijze van rectificatie zoals door Foreclosure gevorderd. 4.9. Verder wordt met betrekking tot de gevorderde opgave van alle geadresseerden van het persbericht van 5 mei 2009 vastgesteld, dat met de brief van 14 mei 2009 door [gedaagde sub 1] aan Foreclosure een perslijst is verstrekt, zodat zij geen belang meer heeft bij toewijzing van die vordering. Dit zal daarom worden afgewezen. De gevorderde verzending van de rectificatie aan de geadresseerden van het persbericht van 5 mei 2009 zal evenwel worden toegewezen, alsmede de vordering om dit te doen op briefpapier van [gedaagde sub 1]. 4.10. Verder is op grond van voormelde brief van 14 mei 2009 voldoende aannemelijk dat [gedaagde sub 1] haar Adword campagne inzake het woord Foreclosure heeft gestaakt, zodat ook bij toewijzing van deze vordering geen belang meer aanwezig is. 4.11. Ten aanzien van de gevorderde rectificatie van de nieuwsberichten van GPD van 5 en 6 mei 2009, wordt overwogen dat Foreclosure daarbij kennelijk doelt op het bericht van 4 mei 2009 opgesteld door [persoon2] en het bericht van 5 mei 2009 opgesteld door [persoon5]. Ten aanzien van het bericht opgesteld door [persoon5] is door GPD ter terechtzitting gesteld dat [persoon5] niet voor GPD werkzaam is maar voor een derde. Dit vergt derhalve nader onderzoek waar dit kort geding zich niet voor leent. Nu zonder dit onderzoek niet vast staat dat [persoon5] werkzaam is voor GPD, zal het bericht van [persoon5] in dit kort geding daarom verder buiten beschouwing worden gelaten. 4.12. Met betrekking tot het nieuwsbericht van [persoon2] van 4 mei 2009 wordt vastgesteld dat de door [gedaagde sub 3] aan [persoon2] verstrekte informatie de aanleiding voor dat artikel is. Daarnaast blijkt uit dat artikel dat [persoon2] tevens informatie heeft ingewonnen bij de Bank of Scotland, [adviseur] en Foreclosure en dat de reacties van [adviseur] en Foreclosure op de stellingen van [gedaagde sub 3] ook in het artikel zijn weergegeven. Door [persoon2] is in het nieuwsbericht derhalve hoor en wederhoor toegepast en ruimte gegeven voor de ontkenningen van [adviseur] en Foreclosure. Daarmee is in het nieuwsbericht voorshands voldoende afstand genomen van de beschuldigingen van [gedaagde sub 1]. Voor het oordeel dat het nieuwsbericht van GPD onrechtmatig is bestaat daarom op dit moment geen aanleiding. Dat in het nieuwsbericht door [persoon2] de woorden “aangesmeerd” en “doorgesluisd” zijn gebruikt maakt dan niet anders. Dit betreft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een vrije weergave van de woorden van [gedaagde sub 3]; [persoon2] heeft daarmee niet de grenzen van de haar toekomende journalistieke vrijheid overschreden. De vorderingen jegens GPD zullen daarom worden afgewezen. 4.13. Tevens zal worden afgewezen het gevorderde bevel aan gedaagden om zich te onthouden van iedere mondelinge of schriftelijke publieke uitlating, welke als een herhaling van het persbericht van 5 mei 2009 en de daarop gebaseerde nieuwsberichten kan worden gezien. Een dergelijk bevel komt neer op een preventief publicatieverbod en is in de gegeven omstandigheden te zeer ingrijpend in de uitingsvrijheid van gedaagden. Indien gedaagden opnieuw overgaan tot verspreiding van soortgelijke berichten zal alsdan aan de hand van het op dat moment beschikbare feitenmateriaal dienen te worden beoordeeld of die uitlatingen rechtmatig zijn. 4.14. Eveneens zal worden afgewezen het gevorderde voorschot op de schadevergoeding. Daarvoor is van belang dat ter terechtzitting is betwist dat Foreclosure schade heeft geleden en Foreclosure het gestelde schadebedrag niet voldoende heeft onderbouwd. 4.15. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. 4.16. [gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten vam Foreclosure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Foreclosure worden begroot op: - dagvaarding EUR 72,25 - vast recht 330,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.218,25 4.17. Foreclosure zal als de jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden veroordeeld. Nu de raadsman van [gedaagde sub 1] tevens optreedt voor [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], moeten zij geacht worden geen extra kosten te hebben gemaakt boven op de proceskosten die door [gedaagde sub 1] zijn gemaakt en die [gedaagde sub 1] als de in het ongelijk gestelde partij zelf moet dragen. De proceskosten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden daarom tot op heden begroot op nihil. 4.18. Foreclosure zal als de jegens GPD in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van GPD worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GPD worden begroot op: - vast recht EUR 262,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.078,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis de navolgende rectificatie te (doen) plaatsen, zonder enig commentaar of enige toevoeging in welke vorm dan ook, opgemaakt conform goed drukkersgebruik, duidelijk leesbaar en in een vet gezette letter tegen een lichte achtergrond in zwart en op eigen kosten indien hiervoor advertentieruimte dient te worden ingekocht, - in het Financieel Dagblad op pagina 3 over de breedte van twee kolommen, dan wel op een opvolgende pagina indien op pagina 3 geen advertentieruimte beschikbaar is, - in De Twentsche Courant Tubantia, op de voorpagina, althans op pagina 3 over de breedte van twee kolommen; - op www.nu.nl, met de volgende inhoud: “RECTIFICATIE BERICHTGEVING INZAKE FORECLOSURE INVESTMENTS B.V. Op 5 mei 2009 hebben wij een persbericht getiteld “Foreclosure mogelijk betrokken bij hypotheekfraude” verspreid. In dat persbericht wordt gesteld dat de Bank of Scotland beleggers bij Foreclosure Investment B.V. zou hebben bericht dat hun huis veel te hoog is getaxeerd en dat meerdere beleggers bij Foreclosure Investment B.V. daardoor zijn gedupeerd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 11 juni 2009 geoordeeld dat deze uitlatingen onvoldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal en dat wij daarmee met de publicatie van dit persbericht onrechtmatig jegens Foreclosure Investment B.V. hebben gehandeld. [gedaagde sub 1]”, 5.2. bepaalt dat [gedaagde sub 1] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan Foreclosure een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00, tot een maximum van EUR 100.000,00, 5.3. veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis de onder 5.1. genoemde rectificatie te plaatsen op de openingspagina van de website [website] en daar geplaatst te houden voor de duur van vier weken in een zwart kader van minimaal één derde deel van het zonder te scrollen zichtbare gedeelte van de homepage in een duidelijk leesbaar zwart lettertype met ruime regelafstand, tegen een witte achtergrond en niet voorzien van enige verder commentaar en/of opmerkingen in schrift en/of beeld, 5.4. bepaalt dat [gedaagde sub 1] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.3. bepaalde, aan Foreclosure een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00, tot een maximum van EUR 100.000,00, 5.5. veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis de onder 5.1. genoemde rectificatie te verzenden aan alle geadresseerden die het persbericht van 5 mei 2009 hebben ontvangen, afgedrukt op briefpapier van [gedaagde sub 1] zonder enige toevoeging of bijschrift en binnen drie dagen na verzending hiervan schriftelijke verzendbewijzen te verstrekken aan de raadsman van Foreclosure, 5.6. bepaalt dat [gedaagde sub 1] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.5. bepaalde, aan Foreclosure een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00, tot een maximum van EUR 100.000,00, 5.7. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten van Foreclosure, tot op heden begroot op EUR 1.218,25, 5.8. veroordeelt Foreclosure in de proceskosten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], tot op heden begroot op nihil, 5.9. veroordeelt Foreclosure in de proceskosten van GPD, tot op heden begroot op EUR 1.078,00, 5.10. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.11. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2009.?