Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1719

Datum uitspraak2009-06-11
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers425757 / KG ZA 09-859 WT/MB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eenzijdig door de Gemeente vastgesteld Sociaal Plan staat reorganisatiebesluit niet zonder meer in de weg. De vordering van de vakbonden om de gemeente te verbieden een besluit te nemen over de privatisering van het onderdeel parkeerbeheer van de Dienst Stadstoezicht - omdat er geen door de bonden goedgekeurd Sociaal Plan op tafel ligt - is afgewezen. Of het reorganisatiebesluit door de beugel kan, zal aan de orde komen in de inmiddels door de Ondernemingsraad gestarte procedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 425757 / KG ZA 09-859 WT/MB Vonnis in kort geding van 11 juni 2009 in de zaak van 1. de vereniging ABVAKABO FNV, gevestigd te Zoetermeer, 2. de vereniging CNV PUBLIEKE ZAAK, gevestigd te ‘s-Gravenhage, 3. de vereniging ABGP DE ONAFHANKELIJKE VAKORGANISATIE, gevestigd te Amsterdam, 4. de vereniging VERENIGING VAN MIDDELBARE EN HOGERE AMBTENAREN IN DIENST VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM, gevestigd te Amsterdam, eiseressen bij dagvaarding van 27 april 2009, advocaat mr. L.J.M. van Westerlaak te Utrecht, tegen het publiekrechtelijk lichaam GEMEENTE AMSTERDAM, Dienst Stadstoezicht, zetelend te Amsterdam, gedaagde, advocaat mr. P.A. de Jong te Amsterdam. 1. De procedure Ter terechtzitting van 26 mei 2009 hebben eiseressen, hierna gezamenlijk ook de Bonden, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder ook de Gemeente, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Bij brieven van 28 mei en 9 juni 2009 hebben partijen de oude en nieuwe CAO voor de particuliere beveiligingsorganisaties nagezonden. Mr. de Jong heeft eerder met instemming van de Bonden nog een overzicht met betrekking tot inkomenseffecten na reorganisatie (gemiddeld aantal garantiejaren en gemiddelde terugval na garantieperiode per functie) aan de voorzieningenrechter doen toekomen. Ter zitting waren aanwezig, naast mr. Westerlaak namens de Bonden en mr. De Jong namens de Gemeente: aan de zijde van eiseres sub 1 (Abvakabo): de heer [persoon1]; aan de zijde van eiseres sub 2 (CNV): mevrouw [persoon2]; aan de zijde van eiseres sub 3 (ABGP): de heer [persoon3]; aan de zijde van eiseres sub 4 (VMenHA): de heer [persoon4]; aan de zijde van de Gemeente: mevrouw [persoon5]. 2. De feiten 2.1. De Bonden zijn verenigingen van werknemers die zich bezighouden met collectieve belangenbehartiging van hun leden. Een onderdeel daarvan vormt het onderhandelen over en het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, daaronder begrepen sociale plannen. 2.2. De Bonden zijn in het gespreksplatform genaamd ‘Georganiseerd Overleg’(GO) de gesprekspartner van de Gemeente als werkgeefster van de Amsterdamse ambtenaren. 2.3. De Gemeente heeft het voornemen om het onderdeel van de Dienst Stadstoezicht dat betrekking heeft op parkeren te privatiseren en het grootste deel van de daar werkzame ambtenaren belast met parkeerbeheer, onder te brengen bij een daartoe opgerichte Besloten Vennootschap, met de naam ‘Cition’. De Gemeente is 100% aandeelhouder van Cition. 2.4. Voor ambtenaren werkzaam bij de Gemeente geldt sinds 1 oktober 2008 de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA). Deze regeling is vastgesteld door de Gemeente na overleg met de Bonden. De artikelen 15.5, 15.8 en 15.9 van de NRGA, van het Hoofdstuk Organisatorische Rechten luiden als volgt: “Artikel 15.5 bevoegdheden Georganiseerd Overleg 1. In het Georganiseerd Overleg wordt overleg gevoerd over: a. de lokale arbeidsvoorwaarden die door de werkgever of de vakorganisaties zijn ingebracht ; b. het sociaal plan bij ingrijpende veranderingen van een of meer diensttakken; (…) Artikel 15.8 besluitvorming over lokale arbeidsvoorwaarden 1. Besluitvorming in het Georganiseerd Overleg over lokale arbeidsvoorwaarden vindt plaats door het bereiken van overeenstemming tussen de werkgever en alle vakorganisaties, dan wel een meerderheid ervan. 2. Als na uitputtend overleg over lokale arbeidsvoorwaarden overeenstemming met een meerderheid van de vakorganisaties niet haalbaar is, volstaat overeenstemming tussen de werkgever en twee vakorganisaties, mits deze vakorganisaties tezamen een meerderheid van het georganiseerde gemeentepersoneel vertegenwoordigen. (…) 4. Als geen overeenstemming is bereikt, vinden de voorgenomen wijzigingen in gemeentelijke rechtspositieregelingen niet plaats. Artikel 15.9 besluitvorming over sociaal plan “1. Besluitvorming in het Georganiseerd Overleg over een sociaal plan vindt plaats door het bereiken van overeenstemming tussen de werkgever en alle vakorganisaties, dan wel een meerderheid ervan. 2. Als na uitputtend overleg overeenstemming met een meerderheid van de vakorganisaties niet haalbaar is, volstaat overeenstemming tussen de werkgever en twee vakorganisaties, mits deze vakorganisaties tezamen een meerderheid van het georganiseerde gemeentepersoneel vertegenwoordigen.” Hoofdstuk 16 van de NRGA is het hoofdstuk Reorganisatie. Art. 16.12 luidt: “Geen reorganisatiebesluit wordt genomen zonder dat over de te verwachten sociale en rechtspositionele gevolgen van de reorganisatie een sociaal plan is opgesteld.” 2.5. De Gemeente en de Bonden zijn sinds de zomer 2008 met elkaar in gesprek over het Sociaal Plan Herpositionering Stadstoezicht (verder: het Sociaal Plan). Aangezien aanvankelijk geen overeenstemming is bereikt, heeft het College van B&W in zijn vergadering van 16 december 2008 het Sociaal Plan eenzijdig vastgesteld en aan de Bonden bericht dat ook daadwerkelijk tot eenzijdige ondertekening zou worden overgegaan als de Bonden het plan niet vóór 19 december 2008 zouden ondertekenen. Deze termijn is verlengd tot 15 januari 2009. Op die datum heeft de wethouder het Sociaal Plan ondertekend. In maart 2009 zijn de gesprekken tussen partijen hervat, om te trachten alsnog overeenstemming te bereiken. Dit is niet gelukt. 2.6. In een interne e-mail van 4 maart 2009 over een conceptbrief van de wethouder aan de Bonden heeft [persoon5] het volgende geschreven; “Is bijgaande wat? We moeten ook geen valse verwachtingen opwekken. De vorige versie gaf alle ruimte ook de standpunten van de bonden (detachering of volledige garantie) op tafel te leggen en die ruimte is er gewoon niet. Als je dat wel opwekt krijg je zometeen ook problemen met het weer afsluiten van het overleg. Over 1 of 2 overleggen moeten we wel weer in staat zijn om te zeggen: we komen er niet uit, het eenzijdig vastgestelde plan blijft van kracht.” 2.7. Bij brief van 1 april 2009 heeft [gemeentesecretaris], gemeentesecretaris, het overleg met de bonden beëindigd en hun meegedeeld de situatie te zullen voorleggen aan het College van B&W met het advies het Sociaal Plan (in de versie van 31 maart 2009) eenzijdig vast te stellen. Bij brief van 8 april 2009 heeft [gemeentesecretaris] aan de Bonden bericht dat het College dat Sociaal Plan op 7 april 2009 heeft vastgesteld en dat dit door de wethouder Personeel en Organisatie namens het College is ondertekend. 2.8. De Ondernemingsraad van de Dienst Stadstoezicht (verder: de OR) heeft op 15 april 2009 negatief geadviseerd over de plannen van de Gemeente en een aantal deeladviezen uitgebracht. De notitie van de OR daarover bevat onder meer de volgende passages: “De gevolgen voor de medewerkers zijn in de plannen beperkt geschetst maar zijn nog weinig concreet ingevuld. Dat geldt zowel voor de medewerkers die worden ontslagen en wordt aangeboden in dienst te treden bij Cition BV als voor de gedetacheerde medewerkers. (…) Het is onduidelijk wat hun toekomstperspectieven op lange termijn zijn. (…) De OR vindt het onacceptabel dat in het overleg met de vakbonden en in het overleg met de OR op geen enkel moment een open overleg over de rechtspositie van de medewerkers mogelijk is geweest. (…) Tot op heden is het voor betrokkenen niet geheel duidelijk wat de gevolgen van uw voornemens (op termijn zijn). Voorbeelden daarvan zijn; a) De dispensatie af te wijken van de CAO Particuliere Beveiliging geldt voor de duur van de CAO, deze geldt tot en met 31 december 2009. (…) b) Aansluiting bij de CAO Particuliere Beveiliging; deze is nu gebaseerd de vergunning van het Ministerie van Justitie die dat baseert op de taken van LTT (Lediging, Telling en Transport, van parkeerautomaten/gelden, vzr.), activiteiten die afnemen mogelijk op termijn geheel stoppen of op korte termijn worden afgestoten. (…) c) (…) De gemeente wil eind 2010 beoordelen of Cition BV geheel naar de markt kan. Het is volstrekt onduidelijk wat de gevolgen daarvan zijn voor de pensioenopbouw van betrokkenen. (…) d) (…) Doordat eind 2010 de keuze wordt gemaakt of Cition BV aan een marktpartij wordt overgedragen blijft de toekomstige werkgelegenheidssituatie van betrokkenen zeer onzeker.” 2.9. In de op 21 april 2009 opgestelde reactie van de Gemeente op het onder 2.8 aangehaalde advies van de OR staat onder meer: “Het sociaal plan dat u ontving, is behoudens een beperkt aantal tekstuele wijzigingen hetzelfde als het sociaal plan dat u in december vorig jaar ontving.” De gemeente heeft de adviezen van de OR niet overgenomen. 2.10. De OR heeft op 20 mei 2009 bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam beroep ingesteld tegen het voorgenomen besluit tot verzelfstandiging. De uitvoering van dat reorganisatiebesluit is daarmee in ieder geval voor een maand opgeschort. 3. Het geschil 3.1. De Bonden vorderen dat het de Gemeente, op straffe van verbeurte van dwangsommen, wordt verboden om uitvoering te geven aan de privatisering dan wel verzelfstandiging van de afdeling parkeerhandhaving van de Dienst Stadstoezicht, zolang niet overeenkomstig art. 15.9 NRGA overeenstemming is bereikt over een sociaal plan. Voorts vorderen de Bonden veroordeling van de Gemeente in de proceskosten. 3.2. De Bonden hebben hun vordering, samengevat, als volgt toegelicht. Door geen overeenstemming met de Bonden te bereiken handelt de Gemeente in strijd met het bepaalde in de NRGA. De Gemeente heeft nimmer opengestaan voor echt overleg met de Bonden, laat staan dat van een ‘uitputtend overleg’ zoals bedoeld in art. 15.9 sprake is geweest. De Gemeente heeft van het begin af aan aangestuurd op een eenzijdig vast te stellen plan, dat blijkt ook al uit de toon van de onder 2.6 aangehaalde e-mail en uit het feit dat de Gemeente in haar brief aan de OR schrijft dat het Sociaal Plan in de versie van maart vrijwel gelijk was aan het Sociaal Plan uit december 2008. De reden dat de Bonden niet willen instemmen zijn dezelfde als de redenen waarom de OR negatief heeft geadviseerd, zoals uiteengezet onder 2.8. Zelfs van overeenstemming met twee van de vier bonden is geen sprake. De Gemeente is op grond van art.15.9 van de NRGA te allen tijde gehouden omtrent een Sociaal Plan overeenstemming te bereiken met de vakorganisaties. Nu de Gemeente in strijd handelt met de eigen regels kan niet rechtsgeldig een Sociaal Plan tot stand komen en kan de verzelfstandiging van dit onderdeel van de Dienst Stadtoezicht op grond van art. 16.12 NRGA dus ook niet doorgaan. 3.3. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. In zijn algemeenheid kan ook een sociaal plan dat eenzijdig door de werkgever is vastgesteld als een sociaal plan worden aangemerkt, zij het dat een dergelijk sociaal plan in de regel een andere status heeft en dus kan leiden tot andere rechtsgevolgen, dan een sociaal plan dat in overeenstemming met de vakorganisaties is tot stand gekomen. 4.2. De belangrijkste vraag die partijen in deze zaak verdeeld houdt, is of het ontbreken van een door de Bonden goedgekeurd sociaal plan in dit specifieke geval, in het licht van de hier geldende regelgeving, een reorganisatiebesluit over de verzelfstandiging van het onderdeel parkeerbeheer van de Dienst Stadstoezicht, in de weg staat. Partijen verschillen van mening over de vraag welke betekenis in dit verband dient te worden toegekend aan de toepasselijke bepalingen in de NRGA. Uitgangspunt bij de uitleg van dergelijke bepalingen die naar hun aard bestemd zijn om de rechtspositie van derden te beïnvloeden is dat bij die uitleg in beginsel objectieve maatstaven centraal dienen te staan, waarbij echter niet alleen de letterlijke tekst een rol speelt, maar ook de context waarin deze bepalingen tot stand zijn gekomen, de strekking ervan en de eventueel kenbare bedoeling van partijen. 4.3. In artikel 16.12 van de NRGA staat dat ‘geen reorganisatiebesluit wordt genomen zonder dat (…) een sociaal plan is opgesteld’. Naar de letter van dit artikel is voor een dergelijk besluit niet vereist dat over het sociaal plan overeenstemming is bereikt. Dat in de onderhavige kwestie een sociaal plan is opgesteld, zij het eenzijdig, is hier immers niet in geschil. 4.4. Volgens de Bonden volgt dit overeenstemmingsvereiste uit artikel 15.9 en blijkt uit dit artikel in samenhang met artikel 16.12 zonneklaar dat alleen een volgens artikel 15.9 tot stand gekomen sociaal plan aan een reorganisatiebesluit mag voorafgaan. Deze uitleg volgt niet uit de tekst van het artikel 15.9. Het laatstgenoemde artikel bepaalt wel hoe met de vakorganisaties overeenstemming tot stand komt, maar verbiedt niet de vaststelling van een sociaal plan zonder die overeenstemming, anders dan bijvoorbeeld het artikel ervoor (15.8, zie hiervoor bij 2.4) waarin staat dat een wijziging van de rechtspositieregelingen zonder die overeenstemming niet doorgaat. Zoals de Gemeente heeft aangevoerd, ondersteunt dit de stelling dat het ontbreken van overeenstemming niet per definitie een dergelijk besluit blokkeert. De Bonden hebben niet weersproken dat ook in het verleden in enkele gevallen - door de Gemeente concreet genoemd - sociale plannen eenzijdig door de Gemeente zijn vastgesteld. De tegenwerping van de Bonden dat dit onder de toen geldende WOR-organisatie wèl mogelijk was, maar nu niet meer, wordt niet gevolgd. Volgens de Gemeente past die eenzijdige vaststelling van een sociaal plan ook in systematiek van de medezeggenschapsstructuur en binnen de bedoeling van partijen bij de totstandkoming van het desbetreffende hoofdstuk (Hoofdstuk 15) van de NRGA, te weten het nader vastleggen van de rolverdeling tussen OR en bonden. De Gemeente moet hierin worden gevolgd. In de visie van de Bonden zouden zij immers uiteindelijk in alle gevallen een veto over een op handen zijnde reorganisatie kunnen uitspreken en zou het zwaartepunt van de medezeggenschap van de OR naar de Bonden worden verplaatst, wat niet goed te rijmen valt met de bedoeling van Hoofdstuk 15 van de NRGA in relatie tot de Wet op de Ondernemingsraden (WOR), zoals de Gemeente terecht heeft aangevoerd. Ook zou een beslissing over privatisering dan uiteindelijk worden genomen door de Bonden in plaats van de ondernemer, in dit geval de Gemeente, wat een te ver gaand, en een naar aan te nemen valt niet beoogd, gevolg van deze regeling zou zijn. 4.5. In het licht van het vorenstaande kan, anders dan de Bonden hebben gesteld, niet worden aangenomen dat de voorgenomen reorganisatie bij ontbreken van een door de Bonden goedgekeurd Sociaal Plan in het geheel niet zou kunnen plaatsvinden. Wel kan het reorganisatiebesluit in het kader van een artikel 26 WOR procedure, preciezer tegen het licht worden gehouden dan wanneer wel overeenstemming zou zijn bereikt. Ook kan het ontbreken van overeenstemming aan de orde komen spelen bij de toetsing van mogelijke ontslagen van individuele werknemers. 4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, wat er ook zij van de opstelling van de Gemeente tijdens de onderhandelingen over het Sociaal Plan – waarbij aan de Bonden moet worden toegegeven dat de duidelijkheid over de rechtspositie en salarisperspectieven van (een groot deel van) de betrokken ambtenaren te wensen overlaat – de vordering van de Bonden niet toewijsbaar is. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de Bonden worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. Weigert de gevraagde voorziening. 5.2. Veroordeelt de Bonden in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de Gemeente begroot op: – € 262,= aan vastrecht en – € 816,= aan salaris advocaat. 5.3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2009.?