Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1718

Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-07-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.028.869
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uithuisplaatsing en omgang. Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht en draagt nader onderzoek op aan de raad voor de kinderbescherming.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 17 juni 2009 Zaaknummer : 200.028.869 Rekestnr. rechtbank : J2 RK 08-1776 [appellant], wonende te [woonplaats], verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. M.F.A. van Pelt, kantoorhoudende te Rotterdam, tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, kantoorhoudende te Rotterdam, hierna te noemen: Jeugdzorg. Als belanghebbende zijn aangemerkt: [belanghebbenden], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de pleegouders. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 24 maart 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2009 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: de bestreden beschikking). De raad voor de kinderbescherming gevestigd te Rotterdam (hierna: de raad) heeft het hof bij brief van 7 mei 2009 (ingekomen op 11 mei 2009) laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Jeugdzorg heeft ter terechtzitting een verweerschrift ingediend. Op 28 mei 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en namens Jeugdzorg: mevrouw J.P.T. van Hoppe en mevrouw J.M. Rullens. Voorts zijn verschenen de pleegouders. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De hierna te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord in aanwezigheid van zijn advocaat mr. D.S. Lösing. De moeder heeft ter terechtzitting haar beroep gewijzigd, in die zin dat zij haar hoger beroep intrekt voorzover het de uithuisplaatsing van de minderjarige [dochter], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna te noemen: [de dochter]) betreft. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad en voor zover thans van belang, de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot plaatsing van [de dochter], voornoemd, en de minderjarige [zoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna te noemen: [de zoon], dan wel samen met [de dochter] te noemen: de minderjarigen), in een pleeggezin, verlengd tot 12 februari 2010. Daarnaast heeft de kinderrechter, tevens uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen zal omvatten een gezamenlijke omgang van anderhalf uur per drie weken in het pleeggezin van één van haar uit huis geplaatste kinderen met aansluitend een maaltijd. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil zijn de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de zoon] alsmede de tussen de moeder enerzijds en [de zoon] en [de dochter] anderzijds vastgestelde omgangsregeling. De moeder is met het ouderlijk gezag belast. 2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar verzoek tot nader onderzoek/rapportage naar de mogelijkheid van thuisplaatsing van [de zoon], althans haar verzoek tot het gelasten van een onderzoek door de raad en/of een andere daartoe deskundige organisatie naar haar leerbaarheid, althans haar verzoek tot uitbreiding van de huidige omgangsregeling tussen haar enerzijds en [de zoon] en [de dochter] anderzijds naar een weekend per veertien dagen bij haar thuis alsmede de helft van de vakanties, toe te wijzen. 3. Jeugdzorg bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. 4. Het hof overweegt als volgt. 5. Op grond van artikel 1:261, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, de rechter Jeugdzorg op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Ingevolge artikel 1:262, eerste lid, BW kan de rechter, op verzoek van Jeugdzorg, de duur van deze machtiging telkens met ten hoogste een jaar verlengen. De maatregel van uithuisplaatsing kan alleen worden toegepast als de nagestreefde doelen niet bereikt kunnen worden als het kind bij zijn ouders blijft wonen. Als onweersproken is komen vast te staan dat de moeder eind december 2008 een niertransplantatie heeft ondergaan. Als gevolg hiervan is de fysieke gezondheid van de moeder in de afgelopen maanden aanzienlijk verbeterd. Ter zitting is gebleken dat partijen van mening verschillen over het effect van deze nieuwe situatie op de leerbaarheid van de moeder als opvoeder van de minderjarigen. Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de zoon] en een uitbreiding van de thans geldende omgangsregeling tussen de moeder enerzijds en [de zoon] en [de dochter] anderzijds, in het belang van de minderjarigen is. Het hof zal daarom de raad verzoeken onderzoek te doen en aan het hof rapport en advies uit te brengen over de vraag of het, gelet op het belang van [de zoon], noodzakelijk blijft hem uit huis te plaatsen. Het hof verzoekt de raad daarbij aandacht te besteden aan de leerbaarheid van de moeder als opvoeder van [de zoon]. Het wordt aan de raad overgelaten, of het doen plaatsvinden van proefcontacten tussen [de zoon] en de moeder bij de moeder thuis, wenselijk is. Daarnaast verzoekt het hof de raad om rapport en advies uit te brengen over de vraag in welke mate en op welke wijze omgang tussen [de dochter] en [de zoon] enerzijds en de moeder anderzijds dient plaats te vinden, indien en voorzover de minderjarigen uit huis geplaatst blijven. 6. In afwachting van het rapport en advies van de raad zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 19 december 2009 pro forma. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: alvorens nader te beslissen: verzoekt de raad voor de kinderbescherming een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 5 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen; houdt de behandeling van de zaak aan tot zaterdag 19 december 2009 pro forma; houdt iedere verdere beslissing aan. Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Kamminga en Van de Poll, bijgestaan door mr. Zandbergen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2009.