Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1706

Datum uitspraak2009-06-19
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers08/4205
Statusgepubliceerd


Indicatie

De beslissing van om in dit geval geen uitstel te verlenen is een rechterlijke beslissing, waar verzoeker het inhoudelijk niet mee eens is. Inhoudelijke bezwaren tegen een dergelijke beslissing kunnen zonder nadere toelichting geen grond opleveren voor wraking.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK ARNHEM Wrakingskamer registratienummer: 08/4205, 08/4206 en 08/4207 IB/PVV Beschikking van 19 juni 2009 inzake [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker tot wraking, en [rechter], in haar hoedanigheid van bestuursrechter in de zaken met nummers 08/4205, 08/4206 en 08/4207 IB/PVV 1. De procedure Bij schrijven van 12 mei 2009 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen [rechter]. Bij schrijven van 18 mei 2009 heeft [rechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft zij haar zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet. Op 11 juni 2009 is het wrakingsverzoek tegen [rechter] ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is niet verschenen. [rechter] heeft in genoemd schrijven van 18 mei 2009 te kennen gegeven dat zij er geen prijs op stelt te worden gehoord of aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling. 2. Wettelijk kader 2.1 Gelet op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 2.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. 3. Beoordeling 3.1 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat niet is uitgesloten dat [rechter] enige vooringenomenheid heeft. Als reden hiervoor is aangevoerd dat [rechter] naar aanleiding van verzoekers brief, gedateerd 30 april 2009, nimmer een ontvangstbevestiging heeft gestuurd en het verzoek om uitstel van de zitting heeft afgewezen, waardoor de belangen van verzoeker ernstig worden geschaad. 3.2 [rechter] kan zich met verzoekers standpunt niet verenigen. 3.3 De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker bij voornoemde brief van 30 april 2009 heeft verzocht om de zitting van 14 mei 2009 uit te stellen, zodat de Belastingdienst in de gelegenheid wordt gesteld om al zijn brieven te beantwoorden en zijn klachten te behandelen. In antwoord hierop is op 11 mei 2009 aan verzoeker medegedeeld dat geen uitstel zal worden verleend. 3.4 Gelet op vorenstaande kan de grond van verzoeker dat hij geen ontvangstbevestiging van zijn brief van 30 april 2009 heeft ontvangen, niet slagen. 3.5 In artikel 8:56 Awb in samenhang met artikel 16 van de Procesregeling bestuursrecht 2008 is onder meer bepaald dat de rechtbank een verzoek om uitstel van de zitting enkel in uitzonderlijke omstandigheden verleent. 3.6 De beslissing van om in dit geval geen uitstel te verlenen is een rechterlijke beslissing, waar verzoeker het inhoudelijk niet mee eens is. Inhoudelijke bezwaren tegen een dergelijke beslissing kunnen zonder nadere toelichting geen grond opleveren voor wraking. 3.7 Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. 4. De beslissing De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af. Deze beschikking is gegeven door mrs. P.J. Wiegman, E.A.A.M. Pfeil en D.S.M. Bak en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten op 19 juni 2009. de griffier de voorzitter Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.