Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1654

Datum uitspraak2009-06-26
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6695 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht op een WIA-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar belastbaarheid op de in dit geding van belang zijnde datum, te weten 13 september 2006, onjuist is vastgesteld. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante. De Raad ziet geen reden om het Uwv te gelasten de functie-enquêteformulieren te verstrekken. Daartoe verwijst hij naar zijn uitspraak van 5 december 2008, LJN BG5758, waarin uitvoerig aandacht is besteed aan het rapport “CBBS een black box!”, waarop appellante haar verzoek heeft gebaseerd.


Uitspraak

07/6695 WIA Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 oktober 2007, 07/636 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 26 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.A. van der Made, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. van Dam. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 20 februari 2007 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 18 september 2006 gehandhaafd, waarbij hij heeft vastgesteld dat er voor appellante per 13 september 2006 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). 2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van 20 februari 2007. 3. Namens appellante zijn de eerdere beroepsgronden herhaald. Appellante blijft van mening dat haar beperkingen zijn onderschat en dat de geduide functies om die reden voor haar niet geschikt zijn. Tevens verzoekt zij de Raad – zoals zij eerder de rechtbank heeft verzocht – het Uwv opdracht te geven de in dit geding relevante functie-enquêteformulieren te verstrekken. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Wat betreft het medische aspect ziet de Raad evenals de rechtbank geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellante door beide artsen is onderzocht en dat informatie van de behandelaars afdoende is meegewogen. Het door appellante in hoger beroep overgelegde huisartsenjournaal over de periode 4 oktober 1999 tot en met 6 december 2006 maakt dat niet anders. Mede onder verwijzing naar de reactie van de bezwaarverzekeringsarts van 6 mei 2009 op het aanvullend beroepschrift is de Raad van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar belastbaarheid op de in dit geding van belang zijnde datum, te weten 13 september 2006, onjuist is vastgesteld. 4.3. De Raad heeft zich ook kunnen verenigen met het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige grondslag van het besluit van 20 februari 2007. De bezwaararbeids-deskundige heeft in zijn reactie van 11 mei 2009 op het aanvullend beroepschrift nogmaals uiteengezet dat in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geen belastingen voorkomen die de mogelijkheden van appellante te boven gaan.Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante. 4.4. De Raad ziet geen reden om het Uwv te gelasten de functie-enquêteformulieren te verstrekken. Daartoe verwijst hij naar zijn uitspraak van 5 december 2008, LJN BG5758, waarin uitvoerig aandacht is besteed aan het rapport “CBBS een black box!”, waarop appellante haar verzoek heeft gebaseerd. 4.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 4.6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2009. (get.) G. van der Wiel. (get.) M.A. van Amerongen. JL