Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1602

Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/800422-09, 06/460368-07 (TUL) en 06/460691-05 (TUL)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Man is veroordeeld voor smaadschrift jegens zijn ex-vrouw. Het verweer van de raadsman dat het schrift vanaf de weg niet leesbaar zou zijn, is door de rb verworpen. 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummers: 06/800422-09, 06/460368-07 (TUL) en 06/460691-05 (TUL) Uitspraak d.d.: 7 juli 2009 tegenspraak / dip / oip / oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] (Griekenland) op [1958], wonende te [adres en plaats]. Raadsman: mr. F. Leemans, advocaat te Apeldoorn. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2009. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 4 maart 2009 en/of 5 maart 2009 te Teuge, gemeente Voorst, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven en/of meermalen, althans eenmaal door openlijk tentoonstellen van (een) geschrift(en) (telkens) de eer en/of goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk met voormeld doel een plakkaat, althans meerdere beschreven stukken papier achter het raam van zijn woning ([adres te plaats]) gehangen en/of waardoor/waarbij dit plakkaat, althans deze beschreven stukken papier goed zichtbaar en leesbaar waren vanaf de openbare weg - zijnde [straat] - en/of tevens waarbij op dit plakkaat, althans deze stukken papier de tekst stond vermeld: "75.000 euro, [naam], [kenteken], Babymoordenaar, [nummer]" artikel 261 lid 1 en lid wetboek van strafrecht art 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1 A. Standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden. B. Standpunt van de verdachte De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu niet is gebleken dat de beschreven stukken papier voor de ruit van de woning van verdachte vanaf de weg leesbaar waren. C. Beoordeling door de rechtbank Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 4 maart 2009 langs de woning van verdachte reed aan de [adres te plaats].2 Bij het voorbijrijden van zijn woning zag zij dat er een papier aan zijn woonkamerraam bevestigd was. Zij kon duidelijk lezen dat er “babymoordenaar” opstond.3 Op donderdag 5 maart 2009 reed zij wederom langs de woning en toen hingen er twee vellen papier. [getuige] heeft voorts verklaard dat de tekst duidelijk voor een ieder vanaf de weg te lezen was.4 [verbalisant] heeft verklaard dat hij op 5 maart 2009 zag dat er aan de zijkant van de woning van verdachte een plakkaat hing, van 80 centimeter bij 50 centimeter.5 Dit plakkaat bestond uit meerdere vellen gekleurd papier, met daarop met grote letters geschreven: “75.000 euro, [naam], [kenteken], babymoordenaar, [nummer]”. Rijdende over [straat], komende uit de richting Apeldoorn, waren deze teksten zeer goed leesbaar.6 Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 4 maart 2009 over [straat] in [plaats] langs de woning van verdachte reed.7 Zij zag op een raam aan de zijkant van de woning een plakkaat met opvallende letters hangen. Dit plakkaat was vanaf de weg, en zeker vanaf het fietspad, goed zichtbaar. Zij hoorde later van haar collega [getuige] dat er op het plakkaat onder andere met grote letters ‘babymoordenaar’stond. Aangeefster heeft een klacht ingediend.8 Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij plakkaten op het zijraam van zijn woning heeft geplakt. Het plakkaat was voor [naam] bestemd, maar het plakkaat was voor andere voorbijgangers op [straat] ook zichtbaar.9 Ter terechtzitting van 23 juni 2009 heeft verdachte verklaard dat hij in het weekend vóór (woensdag) 4 maart 2009 een papier achter de ruit van zijn woning heeft geplakt. In de loop van de dag heeft hij daar nog een papier bijgeplakt. De bedoeling van deze papieren was dat zijn ex-vrouw, te weten aangeefster [slachtoffer], de teksten op de papieren zou lezen. Overwegingen Op grond van bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat aangeefster [slachtoffer], getuige [getuige], [verbalisant] en ook verdachte hebben verklaard dat de tekst op de papieren vanaf de weg zichtbaar en/of leesbaar was. Het verweer van de raadsman dat de tekst niet leesbaar zou zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 4 maart 2009 en 5 maart 2009 te Teuge, gemeente Voorst opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven en door openlijk tentoonstellen van geschriften (telkens) de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, immers heeft verdachte opzettelijk met voormeld doel meerdere beschreven stukken papier achter het raam van zijn woning ([adres te plaats]) gehangen en waarbij deze beschreven stukken papier zichtbaar en leesbaar waren vanaf de openbare weg - zijnde [straat] - waarbij op deze stukken papier de tekst stond vermeld: "75.000 euro, [naam], [kenteken], Babymoordenaar, [nummer]". Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: smaadschrift Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf 1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. 2. Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit; subsidiair is bepleit een voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht. 3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 4. Door de reclassering is een voortgangsrapport opgemaakt (d.d. 19 juni 2009), waaruit blijkt dat verdachte de afspraken met de reclassering en zijn behandelaar goed nakomt, maar dat het voor hem een enorme worsteling blijft om de aandrang om zijn ex-vrouw te stalken onder controle te houden. De kans op recidive blijft bestaan en er is ook een gevaarsrisico voor zijn ex-vrouw aanwezig. Hierop heeft de officier van justitie in aanwezigheid van de reclassering op 4 maart 2009 een gesprek gehad met verdachte. De behandelaar van verdachte, mevrouw Smijtink, heeft aangegeven dat zij van mening is dat verdachte op de goede weg is. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat van de politie bekend is dat de ex-vrouw van verdachte nog zeer recentelijk een aantal keer melding heeft gemaakt dat zij lastig gevallen wordt door verdachte. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen. 5. Door D.F.J. Hoekstra, arts-gedragsdeskundige, is een rapport opgemaakt (d.d. 8 mei 2009), waaruit blijkt dat het stalkinggedrag van verdachte samenhangt met zijn persoonlijke achtergronden, te weten een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. 6. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift jegens zijn ex-vrouw. Hij heeft immers gesteld dat zijn vrouw een babymoordenaar is. Dergelijke beweringen worden in de regel door slachtoffers als een aantasting van hun eer en goede naam en als grievend ervaren. Het gegeven dat door een ander bewust publiekelijk een verwijt van een bepaald feit wordt gemaakt vormt tevens een door een slachtoffer ongewenste inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en berokkent hem/haar dikwijls aanzienlijke (emotionele) schade. 7. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor verkrachting en stalking van zijn ex-vrouw. 8. Verdachte valt zijn ex-vrouw reed geruime tijd op diverse wijzen hinderlijk lastig. Zelfs na een tweetal veroordelingen en nadat verdachte hierover op 4 maart 2009 met de officier van justitie en de reclassering heeft gesproken, waarbij hem duidelijk is gemaakt dat dergelijk gedrag niet toelaatbaar is, heeft hij het smaadschrift niet van zijn woning verwijderd. De rechtbank acht derhalve een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Voorts is een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde(n) stellen, dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering. Vorderingen tenuitvoerlegging De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van vier maanden gevangenisstraf (inzake parketnummer 06/460691-05) en 50 dagen gevangenisstraf (inzake parketnummer 06/460368-07) gevorderd. De raadsman heeft afwijzing van beide vorderingen bepleit. Indien verdachte wordt gedetineerd zal hij zijn hypotheek niet kunnen betalen, waardoor hij zijn woning zal verliezen en zal hij zijn gehandicapte zoon niet kunnen bezoeken. Oordeel van de rechtbank Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, kan van de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 12 april 2006 (parketnummer 06/460691-05) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van acht maanden de tenuitvoerlegging worden gelast. In de persoon de omstandigheden van de veroordeelde en de omstandigheden van het feit ziet de rechtbank aanleiding de tenuitvoerlegging slechts voor een gedeelte groot 1 (één) maand te gelasten. De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van 13 mei 2009 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 16 oktober 2007 (parketnummer 06/460368-07) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen gevangenisstraf van oordeel, dat – gelet op de persoon en omstandigheden van de veroordeelde – de bij vonnis vastgestelde proeftijd met één (1) jaar moet worden verlengd. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie 13 mei 2009 af. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 22c, 22d en 261 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als smaadschrift. verklaart verdachte strafbaar. veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand. bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen. veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen. gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 12 april 2006, te weten van: 1 (één) maand gevangenisstraf. wijst af de vordering van de officier van justitie van 13 mei 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 16 oktober 2007 van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van de duur van 76 dagen. verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank te Zutphen van 16 oktober 2007 met een termijn van 1 (één) jaar. Aldus gewezen door mrs. Draisma, voorzitter, Van den Dungen-Dijkstra en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2009. Voetnoten: 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0632/09/202082, gedateerd 10 maart 2009. 2 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (pagina 15). 3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (pagina 15). 4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (pagina 15). 5 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 10). 6 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 10). 7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] (pagina 8-9). 8 Proces-verbaal (pagina 13). 9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 16).