Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1581

Datum uitspraak2009-06-30
Datum gepubliceerd2009-07-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400175-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

bedreiging met verkrachting, bewijs, strafmaatmotivering.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector strafrecht parketnummer: 07/400175-08, 07.400054-08 (vtvv) P Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2009 in de strafzaak tegen Verdachte geboren op (geboortejaar) (adres). 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. D. van den Berg, de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.G. Blok, advocaat te Zwolle, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is, na het requisitoir van de officier van justitie, gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting dan wel een bedreiging van (slachtoffer) , De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en op 4 juli 2008 in Zwolle heeft gepoogd (slachtoffer) te verkrachten en baseert zich daarbij op de aangifte van (slachtoffer) (het slachtoffer), de verklaring van verdachte, en de getuigenverklaringen van (naam) en (naam). 3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde en wijst er daarbij op dat cliënt geen voornemen had om (slachtoffer) te verkrachten en er geen sprake is van een begin van uitvoering. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de bedreiging waarvan haar cliënt wordt verdacht niet van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen redelijke vrees kan opwekken. 3.3 Het oordeel van de rechtbank Uit het dossier blijkt dat verdachte op 4 juli 2008 onder invloed van verdovende middelen (crack en hasj) en alcohol geweest. Hij is die avond op de fiets in de richting van het tankstation Firezone in Zwolle-Zuid gefietst waarbij hij zijn broekrits heeft geopend. . Verdachte is ter hoogte van het tankstation Firezone in Zwolle-Zuid ten val gekomen. Verdachte is ter plekke blijven liggen en heeft op die plek verdovende middelen gebruikt. (slachtoffer) (hierna te noemen: het slachtoffer) heeft verdachte, ter plaatse waar verdachte ten val is gekomen en zijn enkel had bezeerd, gevraagd of zij hem kon helpen. Op verzoek van de verdachte heeft het slachtoffer het been van verdachte gemasseerd. Verdachte en het slachtoffer hebben daarbij een gesprek gehad. Op enig moment tijdens het contact heeft verdachte de polsen van het slachtoffer vastgepakt en vastgehouden. Verdachte heeft ook een stanleymes in zijn hand gehad en dit mes op schouderhoogte gehouden. Daarbij zijn door verdachte opmerkingen gemaakt duidende op zijn wil om seksuele omgang met het slachtoffer te hebben. Dat leidt de rechtbank af uit de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij het slachtoffer op een grove – weliswaar als grappig bedoelde - wijze heeft benaderd door te zeggen: “ik ga je verkrachten” en uit zijn ten overstaan van de politie afgelegde verklaring dat hij haar had gezegd dat hij met haar naar bed wilde , terwijl het slachtoffer heeft verklaard dat zij dacht dat verdachte wilde dat zij hem zou pijpen, dat hij daarover (dus) iets moet hebben gezegd, alsmede dat hij had gezegd “Je moet mijn nightwalker zien” terwijl hij op dat moment naar beneden had gekeken, terwijl zijn gulp geopend was. Het slachtoffer was bang om neergestoken te worden en had het gevoel dat zij verdachte moest pijpen . Het slachtoffer heeft zich vervolgens zonder gebruik te hebben hoeven maken van geweld en op een relatief eenvoudige wijze kunnen onttrekken aan de confrontatie met verdachte waardoor de bedreigende situatie ten einde is gekomen. Direct daaropvolgend heeft verdachte zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden. De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet tot de overtuiging dat verdachte opzet had op het tegen de wil van het slachtoffer doen ondergaan van het seksuele binnendringen, nog daargelaten of er in juridische zin sprake is geweest van enig begin van uitvoering van dat voornemen. De aangifte van het slachtoffer in onderlinge samenhang bezien met de getuigenverklaringen van (naam) en (naam) leiden bij de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, danwel met zware mishandeling en bedreiging met verkrachting. De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Zij zal hem dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair ten laste is gelegd, dat verdachte op 04 juli 2008 te Zwolle (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die (slachtoffer) bij de pols vastgepakt en vastgehouden en die (slachtoffer) een stanleymes getoond en/of deze daarbij dreigend de woorden toegevoegd : "Ik wil met jou neuken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en verkrachting. 5 De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. 6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Subsidiair heeft zij gepleit voor strafoplegging die de duur van het voorarrest niet te boven gaat, mede gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, en afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling. 6.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank neemt de conclusie over uit de rapportage opgemaakt d.d. 26 maart 2009 door J.M. Oudejans, psycholoog en A.G.S. de Ranitz, psychiater, verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, en maakt deze tot de hare voor zover die conclusie inhoudt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het hem ten laste gelegde sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de behulpzaamheid waarmee het slachtoffer de verdachte is tegemoet getreden. Verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt en vastgehouden en daarbij zijn wil kenbaar gemaakt om seksuele omgang met haar te hebben. Verdachte heeft niet alleen met woorden, maar ook door het tonen van een stanleymes een zeer bedreigende situatie voor het slachtoffer doen ontstaan. Daaraan doet, naar het oordeel van de rechtbank, niet af dat verdachte aangeeft onder invloed van alcohol en verdovende middelen te hebben gehandeld. Verdachte heeft zelf de keuze gemaakt tot het gebruiken van alcohol en drugs en kan dit niet als excuus voor zijn handelen aanvoeren. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk is. Deze straf dient ter vergelding van hetgeen verdachte het slachtoffer heeft aangedaan, maar tevens dient van deze straf ook een voor verdachte voldoende afschrikwekkende werking uit te gaan, om herhaling in de toekomst te voorkomen. Of verdachte daartoe ook de door het Pieter Baan Centrum geadviseerde behandeling zal ondergaan, dient aan hem zelf te worden overgelaten. Omdat verdachte in het kader van deze strafzaak heeft aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan een dergelijke behandeling, ziet de rechtbank geen reden om een gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk niet ten uitvoer te doen leggen. De rechtbank neemt in haar beslissing mede: - de rapportage van het Leger des Heils, d.d. 11 juni 2009 - het uittreksel uit het justitiële documentatieregister betreffende verdachte d.d. 14 mei 2009 7 De vordering tot tenuitvoerlegging De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in dit arrondissement d.d. 30 mei 2008 ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27 en 285 van het Wetboek van Strafrecht 9 De beslissing De rechtbank: Vrijspraak - spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde; Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en verkrachting. - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf; - de rechtbank heft de voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf, te weten 4 juli 2009; Vordering tenuitvoerlegging - gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 mei 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 07.400054-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 maand gevangenisstraf; Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. F. Koster en mr. F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2009. Mr. Koster voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.