
Jurisprudentie
BJ1566
Datum uitspraak2009-02-26
Datum gepubliceerd2009-07-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers301281
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers301281
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek tot Nederlanderschap voor dochter. Vader is in het bezit van de Nederlandse nationaliteit en hij heeft het kind erkend en gerechtelijk bewijs van biologisch vaderschap overlegd. Verzoek is toegewezen.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 301281 / HA RK 07-1358
Beschikking van 26 februari 2009
in de zaak van
[A],
voor zich en in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster
van de minderjarige [B],
wonende te Duitsland,
verzoekster,
advocaat: mr. C.A. Lucardie,
en
[C],
voor zich en in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger
van de minderjarige [B],
wonende te 's-Gravenhage,
belanghebbende,
voorwaardelijk verzoeker,
advocaat: mr. C.A. Lucardie,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. J.E.A. Pesch.
1. Het procesverloop:
1.1 [A] heeft op 17 december 2007 een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat [B] het Nederlanderschap bezit.
1.2 De Staat heeft bij brieven van 9 juni 2008, 16 juli 2008 en 8 december 2008 zijn standpuntkenbaar gemaakt.
1.3 Bij brief van 19 juni 2008 heeft de officier van jusititie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
1.4 Op 1 juli 2008 heeft [C] een verweerschrift ingediend, tevens bevattende een voorwaardelijk verzoek strekkende tot vaststelling van het Nederlanderschap van [B], indien [A] niet ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek.
1.5 De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaats gevonden op 15 januari 2009. Aanwezig waren [C], advocaat mr. S. Süzen, kantoorgenoot van mr. C.A. Lucardie en mr. J. E.A. Pesch, namens de Staat.
2. De beoordeling
2.1 [A], geboren op [datum] 1982 te Zacho, Irak en [C], geboren op [datum] 1961 te Zacho (Irak), hebben op [datum] 2002 te Keulen een religieus huwelijk gesloten.
2.2 [C] heeft bij Koninklijk Besluit van 20 augustus 1996 het Nederlanderschap verkregen en als gevolg daarvan de Iraakse nationaliteit verloren.
2.3 Op [datum] 2003 is te Gummersbach (Duitsland) [B] (verder: het kind) geboren.
2.4 Op 15 september 2003 heeft [C] het kind erkend bij de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. Bij de erkenning is gekozen voor de geslachtsnaam [C].
2.5 Het kind is woonachtig bij haar vader, [C], in Den Haag.
2.6 Op [datum] 2004 zijn [A] en [C] te Gummersbach in het huwelijk getreden. Dit huwelijk is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Den Haag.
2.7 Op [datum] 2007 is door het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum vastgesteld dat [C] voor 99,99% de biologische vader van het kind is.
2.8 [A] heeft aangevoerd dat de postnatale erkenning van het kind door [C] gevoegd bij het gerechtelijk bewijs van biologisch vaderschap leidt tot verkrijging van het Nederlanderschap door het kind.
2.9 De Staat heeft gesteld dat [A] niet kan worden ontvangen in haar verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van het kind, omdat, met toepassing van de erkenningsregel in artikel 3 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1961 (HKV 1961)1, volgens Iraaks recht niet zij maar [C] het gezag heeft over het kind, hetgeen impliceert dat het ook alleen aan [C] toekomt het kind in rechte te vertegenwoordigen: naar islamitisch recht geschiedt immers de feitelijke verzorging van het kind door de moeder en de overige zorgen en het vermogensbeheer (w.o. de wettelijke vertegenwoordiging) vinden plaats door de vader.
2.10 De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende aanknopingspunten bestaan die de conclusie wettigen dat de gezagsverhouding beoordeeld moet worden naar Iraaks recht. De door de Staat gestelde rechtsgeldigheid van het religieus huwelijk en het herkrijgen van de Iraakse nationaliteit door [C] zijn onvoldoende onderbouwd, ondanks betwisting door [A]. Dit brengt mee dat de rechtbank, uitgaande van de woonplaats van het kind (Den Haag) de gezagsverhouding beoordeelt naar Nederlands recht en op grond daarvan tot het oordeel komt dat [A] als wettelijke vertegenwoordigster van het kind moet worden beschouwd, gerechtigd tot het voeren van de onderhavige procedure.
2.11 Nu tussen partijen verder niet in geschil is dat de postnatale erkenning van het kind door [C] gevoegd bij het gerechtelijk bewijs van biologisch vaderschap leidt tot verkrijging van het Nederlanderschap door het kind, en wel met ingang van drie maanden na deze beschikking, zal in gelijkluidende zin worden beschikt.
2.12 Het vorenstaande brengt mee dat het verzoek van [C], immers voorwaardelijk gedaan, buiten beschouwing kan worden gelaten.
BESLISSING
de rechtbank:
- stelt vast dat [B], geboren [datum] 2003 te Gummersbach (Duitsland), op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van deze uitspraak, in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
1 Een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, wordt in alle Verdragsstaten erkend.