
Jurisprudentie
BJ1564
Datum uitspraak2009-06-26
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5593 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5593 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank, dat de belasting van de functie flexoperator (SBC code 111180) van de zijde van het Uwv niet ontoelaatbaar is gerelativeerd, waarbij ook de Raad van belang acht dat tot 90 graden buigen in de betreffende functie maximaal 1 keer per uur plaats vindt. Voldoende motivering arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
08/5593 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 augustus 2008, 07/1303 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Ipenburg, werkzaam bij de CNV bedrijvenbond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2009. Appellant is – met voorafgaand bericht – niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hier volstaat de Raad met het volgende.
1.2. Appellant ontving laatstelijk een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.3. Bij besluit van 20 april 2006 heeft het Uwv per 30 mei 2006 de WAO-uitkering van appellant herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Bij besluit van 5 januari 2007 zijn de bezwaren van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Aan de herziening van de uitkering ligt ten grondslag dat appellant weer in staat wordt geacht om met zijn mogelijkheden en beperkingen in voor hem geschikte gangbare functies een zodanig inkomen te verwerven, dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid is afgenomen naar ruim 42%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 5 januari 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en de arbeidskundige grondslag van het besluit.
3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.1. Ten aanzien van de medische beoordeling door het Uwv onderschrijft de Raad hetgeen door de rechtbank in de aangevallen uitspraak hieromtrent is overwogen. De Raad ziet evenals de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat.
4.2. Namens appellant is aangevoerd dat in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 18 januari 2006 bij het aspect 4.22 knielen of hurken in de toelichting een verborgen beperking is opgenomen. De Raad stelt vast dat door de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 3 januari 2007 per geduide functie is gemotiveerd dat de belasting daarvan voor appellant niet te zwaar is. Hij heeft daarbij de in de FML opgenomen toelichting betrokken. De Raad kan zich daarin vinden, zodat de beroepsgrond geen doel treft.
4.3. De Raad kan zich voorts vinden in het oordeel van de rechtbank, dat de belasting van de functie flexoperator (SBC code 111180) van de zijde van het Uwv niet ontoelaatbaar is gerelativeerd, waarbij ook de Raad van belang acht dat tot 90 graden buigen in de betreffende functie maximaal 1 keer per uur plaats vindt, alleen in het geval dat een voorwerp op de grond is gevallen, wat voor appellant blijkens het ontbreken van een beperking op het aspect 4.22 mogelijk moet zijn.
4.4. Ook overigens kan de Raad zich vinden in het oordeel van de rechtbank omtrent de arbeidskundige grondslag van het besluit. Nu naar het oordeel van de Raad het herzieningsbesluit al in de bezwaarfase via het voornoemde rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van een voldoende deugdelijke motivering is voorzien en met de nadere rapportages in beroep en hoger beroep vooral is verwezen naar die rapportage, is de Raad van oordeel dat de rechtbank het besluit van 5 januari 2007 terecht in stand heeft gelaten.
5. Het vorenoverwogene leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2009.
(get.) A.T. de Kwaasteniet.
(get.) T.R.H. van Roekel.
JL