Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1469

Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-07-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.020.295.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ondertoezichtstelling in hoger beroep beëindigd: waar de situatie bij aanvang van de ondertoezichtstelling onduidelijk was, is inmiddels gebleken van opvoedingsomstandigheden die niet maken dat gesproken kan worden van een bedreiging voor de kinderen die noodzaakt tot een ondertoezichtstelling.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 17 juni 2009 Zaaknummer. : 200.020.295.01 Rekestnr. rechtbank : JE RK 08-2117 en 08-2132 [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. G.C. Mourits, te ‘s-Gravenhage, tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland Midden, kantoor houdende te [woonplaats], hierna te noemen: Jeugdzorg. Als belanghebbende zijn aangemerkt: 1. [vader 1], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de vader van [X] en [Y], 2. [vader 2], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de vader van [Z], 3. [oma], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: oma moederszijde. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 9 december 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 september 2008 van de kinderrechter in de rechtbank te ‘s-Gravenhage. Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 12 februari 2009 aanvullende stukken ingekomen. Jeugdzorg heeft op 25 maart 2009 een verweerschrift ingediend. De raad voor de kinderbescherming heeft het hof bij brief van 9 januari 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Op 27 mei 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader van [Z] en namens Jeugdzorg: mevrouw N. Priem en de heer J. Pappers. De oma moederszijde en de vader van [X] en [Y] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, voor zover thans van belang, de ondertoezichtstelling van de na te noemen minderjarigen [X] en [[Y] verlengd van 25 september 2008 tot 18 september 2009 en is de ondertoezichtstelling van de na te noemen minderjarige [Z] verlengd van 18 september 2008 tot 18 september 2009. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [X], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (hierna: [X]), [Y], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] (hierna: [Y]), [Z] geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (hierna: [Z]), hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen. De moeder oefent het gezag over de kinderen alleen uit. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. 2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog het verzoek van Jeugdzorg tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen, af te wijzen. 3. Jeugdzorg bestrijdt het beroep van de moeder en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de beschikking, af te wijzen. 4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans niet langer, aanwezig zijn. De moeder voert daartoe aan dat [X] en [Y] goed op school functioneren en presteren en dat er mitsdien geen onduidelijkheid omtrent de schoolgang is. Voorts stelt de moeder dat zij eenmaal per twee weken door een medewerkster van de Vierstroom wordt bezocht, dat zij een beroep kan doen op haar moeder en dat de vader van [Z] geregeld in het gezin aanwezig is. Daarnaast is er sprake van een stabiele omgangsregeling tussen de vaders en de kinderen. Verder betoogt de moeder dat met betrekking tot de schulden betalingsafspraken zijn gemaakt en dat de schuld bij Casema per 1 maart 2009 zal zijn afgelost. Tot slot voert de moeder aan dat de kinderen inmiddels gewend zijn aan de tweeling die in augustus 2008 is geboren. 5. Het hof overweegt als volgt. 6. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat er op het moment dat de ondertoezichtstelling voor het eerst werd uitgesproken nog veel onduidelijkheden waren in de opvoedingssituatie bij de moeder, onder meer met betrekking tot de schoolgang van [Y] en [X], de relatie tussen de moeder en de vader van [Z], en de mogelijkheden om een gestructureerd opvoedingsklimaat bij de moeder thuis te creëren waarin rust en veiligheid gewaarborgd konden worden. Thans is het hof evenwel van oordeel dat er onvoldoende gronden aanwezig zijn om de ondertoezichtstelling van de kinderen te handhaven. Het hof overweegt hierbij dat sprake is van een positieve ontwikkeling en dat de moeder goed in staat is de verzorging van de kinderen op zich te nemen. De moeder lijkt haar thuissituatie op orde te hebben, [Y] en [X] gaan naar school, de moeder en de vader van [Z] wonen niet meer samen en de moeder vindt veel steun bij oma moederszijde. Door Jeugdzorg zijn feiten noch omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat de zedelijke of geestelijke belangen van de kinderen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd. De enkele omstandigheid dat er onvoldoende zicht zou zijn in hoe het er in het gezin aan toe gaat vanwege de ambivalente houding van de moeder jegens de hulpverlening, vormt naar het oordeel van het hof onvoldoende grond om de inbreuk op het ouderlijk gezag, die de ondertoezichtstelling uit haar aard is, te continueren. 7. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden om de kinderen onder toezicht te stellen thans niet aanwezig zijn, zodat het hof de ondertoezichtstelling met ingang van 18 juni 2009 zal opheffen en de bestreden beschikking in zoverre zal vernietigen. Het inleidende verzoek van Jeugdzorg zal in zoverre alsnog worden afgewezen. 8. Mitsdien beslist het hof als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 september 2008 voor zover die betrekking heeft op de verlenging van de ondertoezichtstelling van [X] en [Y] en [Z] voor de periode met ingang van 18 juni 2009; wijst het inleidend verzoek van Jeugdzorg tot verlenging van de ondertoezichtstelling met ingang van 18 juni 2009 af; bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Bouritius en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2009.