Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1441

Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/1997
Statusgepubliceerd


Indicatie

Handhaving bestemmingsplan. Karakter open landschap. Feitelijke aanplant. Natuurlijke aanwas.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummer: AWB 08/1997 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [naam], wonende te [woonplaats], eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat, verweerder, gemachtigde: B. Hoogland, werkzaam bij de gemeente Gaasterlân-Sleat. Procesverloop Bij brief van 12 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat (hierna: het college) eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de weigering handhavend op te treden tegen beplanting op de percelen, kadastraal bekend gemeente Balk, sectie M, nummers 3518 en 3521, in eigendom toebehorend aan eisers buren, de familie [X]. Tegen dit besluit heeft eiser beroep aangetekend. Op grond van art. 8:26 lid 1 Awb is de familie [X] door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en door haar is bij brief van 18 december 2008 (met bijlagen) een uiteenzetting over de zaak gegeven. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 12 mei 2009, waarbij eiser is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De familie [X] is, met kennisgeving daarvan, niet verschenen. Motivering Feiten 1.1 Voor de voorgeschiedenis van deze zaak en de van belang zijnde feiten verwijst de rechtbank naar de onder meer tussen partijen gewezen uitspraak van 14 december 2005 (200500542/1, LJN: AU7986) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS). Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het college bij besluit van 13 juli 2006 de familie [X] gelast een aantal op de percelen aanwezige bomen en struiken te verwijderen, zodat onder meer eiser vanuit alle ruimten van zijn woning zicht heeft en houdt op het open landschap in de richting van het Slotermeer. Op een bij het besluit van 13 juli 2006 behorende kaart heeft het college aangegeven welke beplanting verwijderd dient te worden. Aan de last heeft het college een dwangsom verbonden die door de familie [X] wordt verbeurd indien geen gevolg wordt gegeven aan de last. Bij besluit op bezwaar van 29 maart 2007 heeft het college het besluit van 13 juli 2006 gehandhaafd, met dien verstande dat de termijn waarbinnen aan de last moet zijn voldaan (begunstigingstermijn) is opgeschort tot 1 mei 2007. Bovendien is door middel van vier kaarten nauwkeurig aangegeven welke beplanting dient te worden verwijderd om aan de last te voldoen. Bij uitspraak van 15 mei 2007 (07/867) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het tegen het besluit van 29 maart 2007 ingediende beroep ongegrond verklaard. 1.2 Bij brief van 9 oktober 2007 heeft het college de familie [X] meegedeeld dat de handhavingsprocedure geacht wordt per 5 juli 2007 te zijn beëindigd. Tevens is verzocht de reeds verbeurde dwangsom van € 12.500 te voldoen. 1.3 Bij brief van 12 november 2007 heeft eiser het college opnieuw verzocht om handhavend op te treden tegen de familie [X], omdat zij volgens eiser voor een aanzienlijk deel geen gevolg heeft gegeven aan het besluit van 29 maart 2007. 1.4 Bij brief van 15 januari 2008 heeft het college eiser meegedeeld voornemens te zijn het handhavingsverzoek af te wijzen, omdat uit een controle op 2 januari 2008 is gebleken dat de beplanting op de percelen voldoet aan het besluit van 29 maart 2007. Bij brief van 24 januari 2008 heeft eiser zijn zienswijze op het voornemen gegeven. 1.5 Bij besluit van 17 april 2008 heeft het college het handhavingsverzoek, overeenkomstig zijn voornemen, afgewezen. 1.6 Bij brief van 23 april 2008 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2008. Het college heeft dit bezwaarschrift voor advies in handen gesteld van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften (hierna: de commissie). 1.7 Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaarschrift, overeenkomstig het advies van 4 juni 2008 van de commissie, ongegrond verklaard en zijn besluit van 17 april 2008 gehandhaafd. Daartoe is overwogen dat tijdens voormelde controle is vastgesteld dat de door eiser bedoelde beplanting natuurlijke opslag betreft, klein van omvang is en dat er geen nieuwe beplanting is aangeplant. De aanwezige beplanting is daarmee zodanig ondergeschikt aan de andere, wel toegestane, beplanting dat de doorkijkjes naar het lager gelegen, open en weidse, landschap rond het Slotermeer behouden blijven. Van aantasting van het open karakter van het landschap is daarom geen sprake. Nu bovendien dus sprake is van natuurlijke opslag en niet van feitelijk aanplanten door de familie [X], wordt evenmin gehandeld in strijd met het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2004", aldus het college in het bestreden besluit. Standpunten van partijen 2.1 Eiser betwist de opvatting van het college dat de familie [X] voldoende uitvoering heeft gegeven aan het besluit van 29 maart 2009. Volgens eiser bevindt zich op de percelen nog steeds niet toegestane beplanting die volgens de kaarten bij het besluit van 29 maart 2007 gerooid had moeten worden. Dat geen sprake is van aantasting van het open landschap kan dus niet staande worden gehouden, zodat (nog steeds) handhavend opgetreden moet worden tegen de familie [X]. 2.2 Het college houdt staande dat de familie [X] voldoende uitvoering heeft gegeven aan het besluit van 29 maart 2007 en dat van handelen door de familie [X] in strijd met het vigerende bestemmingsplan geen sprake is, omdat sprake is van natuurlijke opslag. Beoordeling van het geschil 3.1 In het verweerschrift, toegelicht ter zitting, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat eiser voor wat betreft de beplanting op perceel 3521 niet als belanghebbende aangemerkt kan worden, omdat hij mede vanwege de afstand tussen zijn woning en deze beplanting hierop geen zicht heeft. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Weliswaar grenst eisers woonperceel niet aan het perceel 3521, maar uit het beschikbare fotomateriaal (luchtfoto's) en de beschikbare situatieschetsen blijkt dat de afstand tussen de in geding zijnde beplanting en eisers woning enkele tientallen meters bedraagt. Gelet hierop is aannemelijk dat eiser vanaf zijn perceel in ieder geval enig zicht op de beplanting heeft, zodat er geen beletsel bestaat hem als belanghebbende aan te merken. 3.2 Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert. 3.3 Artikel 5:21 van de Awb bepaalt dat onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Het toepassen van bestuursdwang strekt er derhalve toe dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de rechtens behorende situatie. 3.4 Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen, zodat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht of in overeenstemming blijft met de rechtens behorende situatie. 3.5 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 3.6 Uit de gedingstukken blijkt dat de laurier en de beukenhaag (perceel 3521) staan op gronden die blijkens de plankaart van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2004" de bestemming "Woondoeleinden" hebben. Ingevolge artikel 8 van het bestemmingsplan is deze beplanting, op die specifieke locatie, toegestaan. Dit geldt ook voor mogelijke andere beplanting op deze locatie. 3.7 Het geschil concentreert zich vervolgens op de overige beplanting op beide percelen, op de gronden die ingevolge het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch gebied in een open landschap" hebben. Het bestemmingsplan verbiedt beplanting op deze gronden in beginsel niet, maar hier geldt dat het open karakter van het landschap gewaarborgd moet blijven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college aannemelijk gemaakt dat de familie [X] de beplanting, die als te rooien is aangeduid op de bij het besluit van 29 maart 2007 behorende kaarten, heeft geruimd. Derhalve resteert de vraag hoe de overige, ten tijde in geding aanwezige beplanting op beide percelen zich verhoudt tot het bestemmingsplan en de hierin verwoorde waarborg van het behoud van het open karakter van het landschap. 3.8 Anders dan het college meent, is voor de beoordeling of het open karakter van het landschap gehandhaafd wordt, niet relevant of sprake is van feitelijke aanplant, in dit geval door of namens de familie [X], of dat sprake is van natuurlijke aanwas. In het kader van het gebruik van deze percelen, voor zover daarop de bestemming "Agrarisch gebied in een open landschap" rust, dient het college er op toe te zien dat deze percelen overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, beheerd en/of onderhouden, zodanig dat het karakter van het open landschap is en blijft gewaarborgd. Juist omdat sprake is van natuurlijke aanwas, dient het college met enige regelmaat te controleren of de aanwezige beplanting niet het karakter van het open landschap in een niet te tolereren mate aantast. Dat de familie [X] volgens het college houdt van "wildtuinieren", ontslaat het college niet van deze verplichting. Indien de familie [X] niet bereid is de natuurlijke aanwas zelf met enige regelmaat te snoeien en/of te kappen, kan het college besluiten hiertoe zelf over te gaan, op kosten van de familie [X]. 3.9 Uit het voorgaande volgt dat het college bij de beoordeling of de beplanting een bedreiging is of vormt voor het open karakter van het landschap een te beperkte maatstaf heeft aangelegd door hierbij niet te betrekken de beplanting die niet door de familie [X] is aangeplant (natuurlijke aanwas). Het bestreden besluit is op dit punt daarom onzorgvuldig voorbereid. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op eisers bezwaarschrift van 23 april 2008. Griffierecht en proceskosten 4.1 Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient de gemeente Gaasterlân-Sleat het door eiser gestorte griffierecht van € 145,00 te vergoeden. 4.2 Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb zal de rechtbank het college veroordelen in de kosten van het onderhavige beroep. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van eisers in deze procedure vastgesteld op € 14,42 terzake van door eiser gemaakte reiskosten (bus en trein). De rechtbank wijst de gemeente Gaasterlân-Sleat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat het college (opnieuw) beslist op het bezwaarschrift van eiser met inachtneming van deze uitspraak; - bepaalt dat de Gaasterlân-Sleat het griffierecht van € 145,00 aan eiser vergoedt; - veroordeelt het college in de kosten van eiser terzake van het onderhavige beroep ten bedrage van € 14,42, te betalen door de gemeente Gaasterlân-Sleat. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2009. w.g. J.R. Leegsma w.g. E. de Witt Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.