
Jurisprudentie
BJ1439
Datum uitspraak2009-07-03
Datum gepubliceerd2009-07-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/850160-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/850160-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Man is veroordeeld voor - kort gezegd - ontucht met zijn nichtje van destijds 8 jaar oud. Partiële vrijspraak in verband met het niet voldoen aan het wettelijk bewijsminimum. Verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De opgelegde straf is een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt behandeling bij De Tender of een soortgelijke instelling en een werkstraf voor de duur van 180 uren.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850160-08
Uitspraak d.d.: 3 juli 2009
Tegenspraak/ oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1965],
wonende te [adres].
Raadvrouw: aanvankelijk mr. Toffoletto, thans mr. De Jonge te Apeldoorn.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 december 2008 en 19 juni 2009.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober
1986 tot en met 25 oktober 1989 te 't Harde, gemeente Elburg, (telkens) met [slachtoffer A], geboren op 24 oktober 1978, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft
gepleegd en/of genoemde [slachtoffer A] tot het plegen en/of dulden van (een)
zodanige handeling(en) heeft verleid, bestaande die ontuchtige handeling(en)
hierin dat
- verdachte meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer A] heeft gebracht, althans die [slachtoffer A] zijn penis in de mond laten nemen
en/of
- verdachte zich meermalen, althans eenmaal heeft laten aftrekken door die [slachtoffer A] en/of
- die [slachtoffer A] de penis van verdachte heeft moeten vasthouden en/of
- verdachte met zijn vinger(s) de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer A] heeft betast en/of
- verdachte de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer A] heeft gekust;
art 247 Wetboek van Strafrecht
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (1)
3.1 De aanleiding
Op 6 mei 2008 heeft [slachtoffer A] aangifte gedaan tegen haar neef [verdachte] terzake seksueel misbruik. Dit zou meerdere malen hebben plaats gevonden in de periode 1986 tot en met 1988, rond haar achtste levensjaar.
3.2 Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij acht bewezen dat de verdachte alle handelingen, die in vijf gedachtestreepjes in de tenlastelegging zijn uitgeschreven, heeft begaan. Deze handelingen hebben plaatsgevonden in de slaapkamer van verdachte en ook in het bos.
Als bewijsmiddelen heeft de officier van justitie daarvoor het volgende aangevoerd.
De aangifte door [slachtoffer A] en de verklaring die zij tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd. Die verklaringen corresponderen met de gedragsverandering van [slachtoffer A] in die periode en met de emailberichten tussen aangeefster en verdachte die zich in het dossier bevinden. Voorts heeft de officier van justitie als bewijs aangemerkt de verklaring van aangeefsters broer [slachtoffer B], afgelegd tegenover de rechter-commissaris. De verklaring van [slachtoffer B] sluit naadloos aan op de verklaring van aangeefster.
3.3 Standpunt verdachte en zijn raadsvrouw
Door en namens verdachte is aangevoerd dat deze ontkent de handelingen die onder de eerste drie gedachtestreepjes staan uitgeschreven te hebben gepleegd.
Verdachte erkent wel dat hij de handelingen, die onder het vierde en het vijfde gedachtestreepje staan uitgeschreven met [slachtoffer A] heeft gepleegd (kort gezegd het betasten respectievelijk kussen van de vagina/schaamstreek), maar daarvan heeft zij geen aangifte gedaan. Uit het verhoor bij de rechter-commissaris blijkt dat zij zich daarvan ook niets kan herinneren. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden.
3.4 Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij één maal de vagina van [slachtoffer A] heeft betast en ook heeft gekust. Op het moment dat dit gebeurde was [slachtoffer A] ongeveer acht jaar oud.
Hij heeft zowel ter terechtzitting als bij de politie ontkend dat hij zijn penis meerdere malen in de mond van [slachtoffer A] heeft gebracht danwel in zijn mond laten nemen. Ook ontkent hij dat hij zich meermalen door haar heeft laten aftrekken of dat zij zijn penis heeft moeten vasthouden; het is volgens hem niet gebeurd in een bos.
Aangeefster heeft tegenover de politie verklaard (2) dat zij, toen zij ongeveer acht jaar oud was, met regelmaat op de slaapkamer van verdachte, haar oom, is geweest. Haar oom woonde thuis, bij zijn ouders, de opa en oma van aangeefster. Zij wilde dan een computerspel spelen. Dat mocht van haar oom, maar dan moest zij eerst zijn piemel in haar mond nemen. Hij zei dan dat hij er jeuk aan had en dat zij degene was die hem van de jeuk af moest helpen. Zij heeft zijn piemel vastgepakt met haar hand. Hij heeft voorgedaan hoe zij op en neergaande bewegingen moest maken. Ook heeft zij zijn piemel wel eens in haar mond genomen. Ook tegenover de rechter-commissaris heeft aangeefster dit zo verklaard (3) . Ook heeft zij verklaard dat zij vrijwel elk zondag daar kwamen en dat het bijna altijd gebeurde als zij naar boven ging. Het aantal keren kan zij niet zeggen. Zij weet nog wel dat zij er niet over mocht praten. Met betrekking tot het hetgeen zou zijn voorgevallen in het bos heeft zij verklaard dat zij in haar beleving daar ook zijn piemel heeft vastgepakt.
[slachtoffer B], broer van aangeefster, heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard (4) dat hij, toen hij ongeveer zes jaar oud was, regelmatig op zondagmiddag op de kamer van verdachte kwam als zij op bezoek kwamen bij opa en oma. Zijn oom zei dan dat hij achter de computer mocht, maar dan moest hij eerst zijn penis vasthouden en met de handen op en neer gaan. Zijn oom zei dat hij hem moest helpen omdat hij jeuk aan zijn penis had. Op een gegeven moment moest hij de penis in zijn mond stoppen omdat het vasthouden met de hand niet meer hielp. Hij heeft dit zeker vijftien keer gedaan. [slachtoffer A] was daar nooit bij. Zij heeft hem wel verteld dat zij dat ook bij haar oom moest doen, maar dat heeft hij nooit gezien.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode woonde te ’t Harde, [adres] en dat [slachtoffer A] is geboren op 24 oktober 1978.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte met zijn vinger de vagina althans de schaamstreek van aangeefster heeft betast en dat verdachte de vagina althans de schaamstreek heeft gekust (vierde en vijfde gedachtestreepje), nu niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Hoewel verdachte deze onderdelen van de tenlastelegging heeft erkend te hebben gepleegd, wordt dit niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund, zodat artikel 341 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering aan een bewezenverklaring in de weg staat.
Ten aanzien van de handelingen die onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje ten laste zijn gelegd (kort gezegd het in de mond nemen van de penis, het laten aftrekken en het vasthouden van de penis) heeft de rechtbank geen reden te twijfelen over de verklaring die aangeefster heeft afgelegd bij de politie en ook tegenover de rechter-commissaris. Haar verklaring is consistent en wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van haar broer [slachtoffer B]. Hoewel [slachtoffer B] geen aangifte heeft gedaan tegen verdachte, komt voldoende naar voren dat hem hetzelfde is overkomen en dat de wijze waarop het tot seksuele handelingen is gekomen ook hetzelfde is. Er moesten eerst seksuele handelingen worden verricht om verdachte “van de jeuk af te helpen” voordat zij achter de computer mochten plaatsnemen.
4. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 25 oktober 1986 tot en met 25 oktober 1989 te 't Harde, gemeente Elburg, telkens met [slachtoffer A], geboren op 24 oktober 1978, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat
- verdachte meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer A] heeft gebracht, althans die [slachtoffer A] zijn penis in de mond laten nemen en
- verdachte zich meermalen heeft laten aftrekken door die [slachtoffer A] en
- die [slachtoffer A] de penis van verdachte heeft moeten vasthouden.
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een persoonsdossier opgemaakt. Uit het zich daarin bevindende rapport (5) van persoonlijkheidsonderzoek komt naar voren dat verdachte in 2002 als licht verminderd toerekeningsvatbaar moest worden beschouwd. De rechtbank is op grond van de inhoud van het reclasseringrapport (6) dat over verdachte is opgemaakt van oordeel dat hij ook thans nog als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, aangezien verdachte niet veranderingsgezind is gebleken.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact, ook indien dat zal inhouden het volgen van een behandeling bij De Tender of een soortgelijke kliniek.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een ernstig feit betreft bij een destijds nog zeer jong kind. Hij heeft op grond van een eerdere veroordeling het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in rekening gebracht. Voorts heeft hij rekening gehouden met de verstandelijke beperkingen van de verdachte en zijn opvoedingsklimaat.
8.2
Ter zitting van 9 december 2008 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte aangevoerd dat het moeilijk is een gepaste straf vast te stellen voor iets wat mogelijk twintig jaar geleden heeft afgespeeld. Verdachte was toen zelf ook nog jong. Een voorwaardelijke straf zou voldoende zijn.
De raadsvrouw heeft ter zitting van 19 juni 2009 vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer meer gevoerd.
8.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn toen nog jonge nichtje. Hij heeft zijn door leeftijdsverschil ontstaan overwicht misbruikt ten behoeve van zijn eigen seksuele verlangens. Het is algemeen bekend dat de gevolgen daarvan bij heel jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Anderzijds houdt de rechtbank er ook rekening mee dat het een oud feit is en dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van onder meer ontuchtige handelingen.
De rechtbank zal, het voorgaande afwegend, de gevorderde gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden gekoppeld. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Om recht te doen aan de ernst van het feit zal de rechtbank in plaats van de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf van geruime duur opleggen.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1
Ten aanzien van het tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer A] zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 680,67 gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wegens de door haar bepleite vrijspraak afgewezen dient te worden.
Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien het causaal verband niet vast te stellen is en de vordering te ingewikkeld van aard is.
9.3
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Het is bovendien een ervaringsgegeven dat kinderen, die op jonge leeftijd worden geconfronteerd met seksuele handelingen, daar in hun latere leven schade van ondervinden. Uit de aangifte van het slachtoffer is gebleken dat daar in haar geval sprake van is.
De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade. De rechtbank ziet in de speciale omstandigheden van het geval aanleiding om de wettelijke rente te laten ingaan op de datum van aangifte, 6 mei 2008.
10. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [slachtoffer A].
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 1, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige
handelingen plegen, meermalen gepleegd.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later
anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd
van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt danwel indien hij de volgende
bijzondere voorwaarde niet heeft naleeft.
• stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien dat inhoudt dat veroordeelde zich bij De Tender of een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling poliklinisch dient te laten behandelen.
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de
taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in
mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht
2 uur in mindering wordt gebracht.
• Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres], rekeningnummer [rekeningnummer] van een bedrag van € 680,67, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2008.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer A] een bedrag te betalen van € 680,67, met bevel dat bij gebreke
van betaling en verhaal 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de
betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Hödl en Van Beuge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0612/08-205576, gesloten en ondertekend op 20 juli 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], pag. 22 tot en met 34.
3 Proces-verbaal van verhoor van getuigen pag. 4, verhoor van getuige [slachtoffer A].
4 Proces-verbaal van verhoor van getuigen pag. 1-2, verhoor van getuige [slachtoffer B]
5 Rapport van klinisch-psychologisch onderzoek d.d. 25 mei 2002, opgemaakt door Drs. I.E.I.M. van Eynde, klinisch psycholoog-psychotherapeut.
6 Voorlichtingsrapport van reclassering Nederland, Unit Zutphen, van 2 december 2008.