Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1427

Datum uitspraak2009-02-25
Datum gepubliceerd2009-07-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.011.458.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige. Bij bepaling hoogte behoefte minderjarige uitgegaan van één kind nu andere, jongmeerderjarige, kind van partijen ten tijde van uiteengaan van partijen niet meer thuis woonde.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 25 februari 2009 Zaaknummer : 200.011.458.01 Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-4996 [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, advocaat mr. M.C. Carli-Lodder, tegen [verweerster], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. R.G. Groen. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De vader is op 10 juli 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 11 april 2008. De moeder heeft op 24 september 2008 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 18 augustus 2008 en 16 januari 2009 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 16 januari 2009 aanvullende stukken ingekomen. Op 28 januari 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Daarin is – voor zover hier van belang – de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van na te noemen minderjarige (hierna: de kinderalimentatie) vastgesteld op een bedrag van € 500,- per maand. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 4 september 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de kinderalimentatie. 2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voorzover daarbij de rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: de kinderalimentatie) voor [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1992, hierna: de minderjarige, aan de vrouw dient te betalen van € 500,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en opnieuw rechtdoende in goede justitie een bijdrage te bepalen welke in overeenstemming is met de wettelijke normen en maatstaven. De moeder bestrijdt zijn beroep. Eigen aandeel in de kosten van de minderjarige (behoefte) 3. De vader stelt in zijn eerste grief dat de rechtbank ten onrechte het eigen aandeel in de kosten van de minderjarige heeft bepaald op € 500,- per maand op basis van het netto gezinsinkomen van partijen van € 2.500,-. Volgens hem bedraagt het eigen aandeel van partijen € 345,- per maand op grond van de tabel ‘eigen aandeel kosten van kinderen’. Mocht de rechtbank zijn uitgegaan van de twee kinderen van partijen dan was de eigen bijdrage voor de minderjarige € 250,- per maand geweest, aldus de vader. Verder heeft de vader ter terechtzitting ter discussie gesteld of de minderjarige nog wel behoefte heeft en heeft hij gesteld dat als dit het geval is bij de behoefteberekening uit dient te worden gegaan van één kind. 4. De moeder heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de minderjarige behoefte heeft en zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de hoogte van de behoefte. 5. Het hof overweegt als volgt. Nu de vader zijn stelling dat de minderjarige thans niet meer op school zit, eigen inkomsten uit arbeid heeft en derhalve geen behoefte meer heeft aan een bijdrage in zijn levensonderhoud, niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd, gaat het hof voorbij aan deze stelling. Voor het vaststellen van de hoogte van de behoefte zal het hof uitgaan van het niet in geschil zijnde netto gezinsinkomen van € 2.500,- ten tijde van het uiteen gaan van partijen. Nu het jongmeerderjarige kind van partijen ten tijde van het uiteengaan van partijen niet meer thuis woonde, ziet het hof aanleiding om bij de bepaling van de hoogte van de behoefte van de minderjarige niet uit te gaan van twee kinderen maar van één kind. Op grond van de tabellen kosten kinderen en uitgaande van het voorgaande bedraagt het eigen aandeel van partijen in de kosten van de minderjarige € 345,- per maand, zodat de eerste grief van de vader slaagt. Draagkracht vader 6. In zijn tweede, derde en vierde grief, die het hof gezamenlijk zal behandelen, betoogt de vader dat de rechtbank bij de berekening van zijn draagkracht geen rekening heeft gehouden met de volgende maandelijks terugkerende kosten: - Zwitserleven polis € 215,- per maand, - Kolibri Kids Club € 14,95 per maand, - Reaal Levensverzekering € 75,50 per maand, - Duinwaterbedrijf etagewoningen € 42,93 per maand, - Fortis levensverzekering € 97,72 per maand. Verder betwist de vader dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om, zoals de rechtbank overweegt, de kosten waarvoor hij de lening bij de Postbank is aangegaan, namelijk de advocaatkosten en de herinrichtingskosten, te voldoen. Volgens de vader is de huwelijksgemeenschap tussen partijen nog niet verdeeld en is er maritaal beslag gelegd onder de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning waardoor hij niet beschikt over voldoende middelen. Daarnaast stelt de vader dat – nu de moeder de opbrengst van de verkoop van twee etagewoningen behorende tot de huwelijksgemeenschap van partijen heeft vergokt – hij niet beschikt of kan beschikken over enig vermogen. De man stelt dat hij helemaal geen draagkracht heeft voor een bijdrage voor de minderjarige. 7. De moeder heeft de stellingen van de man betwist. Daarnaast heeft zij ter terechtzitting naar voren gebracht dat de vader inmiddels samenwoont met zijn nieuwe partner, die in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, waardoor de vader zijn woonlasten kan delen en zijn draagkracht nog hoger is dan waarvan de rechtbank is uitgegaan. Ook heeft de moeder nog gesteld dat de vader over een girorekening beschikt waarop hij zijn belastingteruggaven ontvangt. 8. Het hof gaat bij de berekening van de draagkracht van de vader uit van de in de door de vader overgelegde draagkrachtberekening van 9 juli 2008 (productie 2 bij het beroepschrift) opgenomen posten, tenzij deze door de moeder zijn betwist. De posten die worden betwist of die niet zijn opgenomen maar waarover discussie is ontstaan tussen partijen, zullen hierna afzonderlijk worden besproken. 9. Het hof houdt bij de berekening van de draagkracht van de vader rekening met het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel premie zorgverzekeringswet. De moeder heeft gesteld dat de vader recht heeft op zorgtoeslag, de vader heeft dit betwist. Gelet op de betwisting van de vader had het op de weg van de moeder gelegen om haar stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit niet heeft gedaan, zal het hof geen rekening houden met zorgtoeslag. 10. Het hof zal in de draagkrachtberekening uitgaan van een kale huur van € 600,- per maand, nu dit naar het oordeel van het hof een redelijke woonlast is en de vader in zijn eigen draagkrachtberekening ook is uitgegaan van dit bedrag. Het hof zal aan de stelling van de moeder dat de vader samenwoont en zijn woonlasten kan delen, voorbijgaan nu deze stelling – evenals de stelling van de moeder omtrent de girorekening van de vader – als tardief moet worden aangemerkt en daarnaast onvoldoende is onderbouwd. 11. De moeder heeft de hoogte van de premie van € 215,- per maand die de vader betaalt aan de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven) niet betwist. Het hof zal hiermee, nu uit de door de vader overgelegde polis blijkt dat deze ten tijde van het huwelijk is afgesloten en het hier een lopende verplichting betreft, waarmee beide partijen hebben ingestemd, rekening houden. 12. Ten aanzien van de lease bril van de minderjarige bij de Kolibri Kids Club overweegt het hof dat de door de moeder overgelegde factuur van 29 november 2008 van Iris Optiek gericht is aan de minderjarige zelf. Naar het oordeel van het hof is de vader derhalve niet verantwoordelijk voor het voldoen van het leasebedrag van € 14,95 per maand voor de bril van de minderjarige. Het hof zal dit bedrag bij de berekening van de draagkracht derhalve buiten beschouwing laten. 13. Het hof zal rekening houden met de premie levensverzekering van € 75,50 per maand die de vader betaalt aan Reaal Levensverzekering en met de premie voor de levensverzekering afgesloten bij Fortis van € 97,72 per maand, nu de vader ter zitting heeft verklaard dat deze verzekeringen reeds tijdens het huwelijk bestonden en de moeder dit niet heeft bestreden. 14. Voorts houdt het hof rekening met de aflossing van € 271,- per maand van het doorlopend krediet dat de vader heeft afgesloten. De vader heeft de noodzaak tot het aangaan van deze schuld voldoende aannemelijk gemaakt, en bewijsstukken met betrekking tot die schulden overgelegd, alsmede aannemelijk gemaakt dat hij feitelijk aflost op het doorlopend krediet. 15. De betalingen aan het Duinwaterbedrijf zal het hof buiten beschouwing laten nu niet is vast komen te staan dat de vader het bedrag van € 42,93 per maand thans nog steeds betaalt. 16. Uit het vorenstaande volgt dat de vader thans geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te betalen. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de kinderalimentatie betreft en het zelfstandig verzoek van de moeder met betrekking tot de kinderalimentatie alsnog afwijzen. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende: wijst het zelfstandig verzoek in eerste aanleg van de moeder om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van € 500,- per maand, alsnog af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Dusamos en Bos, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2009.