Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ1370

Datum uitspraak2009-07-02
Datum gepubliceerd2009-07-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 09/1093
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Wet wapens en munitie en de Flora- en faunawet. Intrekking jachtakte en verlof. Onvoldoende grondslag.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummer: AWB 09/1093 uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 juli 2009 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [naam], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mr. M.A. Jansen, advocaat te Leeuwarden, en de korpschef van de regiopolitie Fryslân, verweerder, gemachtigden: mr. J.T. Zwart en M. Hempenius, werkzaam bij de regiopolitie Fryslân. Procesverloop Bij besluit van 26 mei 2009 heeft de korpschef van de regiopolitie Fryslân (hierna: de korpschef) de aan verzoeker verleende jachtakte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, sub a, van de Flora- en Faunawet en het aan verzoeker verleende verlof als bedoeld in artikel 28 van de Wet wapens en munitie ingetrokken. Verzoeker heeft tegen dit besluit administratief beroep ingesteld bij de Minister van Justitie. Tevens heeft verzoeker zich bij brief van 9 juni 2009 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het besluit van 26 mei 2009 wordt geschorst. Het verzoek is ter zitting behandeld op 1 juli 2009, waarbij verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Motivering Feiten 1.1 Op 23 februari 2009 is aan verzoeker een jachtakte verleend voor het jachtseizoen 2009-2010. Dit betrof een verlenging van de geldingsduur van verzoekers jachtakte tot en met 31 maart 2010. Op 23 februari 2009 is aan verzoeker tevens verlof verleend tot het voorhanden hebben van een vogelafweerpistool (merk: Rohm, wapennummer: 0403942, kaliber 6 mm). Dit betrof een verlenging van de geldigheid van het verlof tot en met 31 maart 2010. Het verlof dient voor het verjagen van dieren in het kader van bestrijding van gewasschade. 1.2 Bij het bestreden besluit heeft de korpschef de jachtakte en het verlof ingetrokken. Daartoe is overwogen dat tijdens een wapencontrole op 25 maart 2009 is gebleken dat verzoeker zijn vogelafweerpistool niet op de voorgeschreven wijze heeft opgeborgen en hij tijdens deze controle met dit pistool een schot heeft gelost, op geringe afstand van één van de controleurs. Beoordeling van het geschil Formele aspecten 2.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het administratief beroep tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden. Inhoudelijke kant van de zaak 3.1 Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wet wapens en munitie (Wwm) kan de korpschef het verlof intrekken onder meer indien er aanwijzingen zijn dat de houder daarvan het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd (sub b), in geval van misbruik van het verlof dan wel van wapens of munitie (sub c) en bij niet inachtneming van een aan het verlof verbonden beperking of voorschrift (sub e). 3.2 Op grond van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder c, van de Flora- en faunawet (Ffw) wordt een jachtakte in ieder geval ingetrokken indien de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of indien er anderszins aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. 3.3 Ingevolge artikel 38, tweede lid, van de Wwm volgen de korpschefs bij de uitvoering van deze wet de aanwijzingen van de Minister van Justitie. De Circulaire wapens en munitie (hierna: de Circulaire) vormt een geheel van aanwijzingen als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de WWM. In paragraaf 1.2 van deel B van de Circulaire is aangegeven dat de termen "vrees voor misbruik" en "het niet langer kunnen toevertrouwen" in de Wwm en de termen in de Ffw inhoudelijk samenvallen. Hetgeen in de Circulaire omtrent "vrees voor misbruik" en "het niet langer kunnen toevertrouwen" is aangegeven, geldt derhalve ook bij de toepassing van de Ffw. 3.4 In de Circulaire in deel B is tot uitgangspunt genomen dat degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie in een bijzondere positie komt te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt volgens de Circulaire met zich mee dat van de houder van een verlof stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde. Volgens paragraaf 1.2 vormen wapens en munitie een potentieel ernstige bedreiging voor de veiligheid in de samenleving indien zij in handen komen van personen die onvoldoende betrouwbaar zijn om wapens en munitie voorhanden te hebben. Derhalve wordt een restrictief beleid gevoerd waar het de toepassing van het criterium "geen vrees voor misbruik" betreft. Volgens dezelfde paragraaf is het intrekken van een verlof uitdrukkelijk geen strafrechtelijke sanctie, maar een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Tegen de achtergrond van dit maatschappelijke belang, strekt het in de Circulaire neergelegde beleid er toe dat reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de gemaakte uitzondering voldoende reden wordt geacht om een jachtakte en een verlof in te trekken (vgl. BG8631). 3.5 De korpschef heeft aan de intrekking van de jachtakte en het verlof ten grondslag gelegd dat tijdens een wapencontrole op 25 maart 2009 is gebleken dat verzoeker zijn vogelafweerpistool niet op de voorgeschreven wijze heeft opgeborgen en hij tijdens deze controle met dit pistool een schot heeft gelost. Volgens de korpschef rechtvaardigen deze omstandigheden de conclusie dat sprake is van vrees voor misbruik en dat het onder zich hebben van wapens en munitie niet langer aan verzoeker is toevertrouwd. 3.6 Vast staat dat het vogelafweerpistool als zodanig staat geregistreerd; het verlof en de jachtakte hebben hierop betrekking. Onlosmakelijk onderdeel van het vogelafweerpistool is de hierop gemonteerde schietbeker; zonder een dergelijke beker kan het pistool niet als vogelafweerpistool gebruikt worden. In dat opzicht vormt de schietbeker een essentieel onderdeel van het vogelafweerpistool. Dat het pistool zonder schietbeker ook als een verlofvrij alarmpistool gebruikt kan worden, maakt dus niet dat de schietbeker geen essentieel onderdeel vormt van het vogelafweerpistool. Het betoog van verzoeker dat ten tijde van de controle sprake was van een verlofvrij wapen in de zin van de WWM faalt derhalve. 3.7 In paragraaf 8.1 van de Circulaire is aangegeven dat als een deugdelijke bergplaats voor wapens en/of munitie uitsluitend wordt aangemerkt een speciaal voor de opslag van wapens vervaardigde wapenkast/wapenkluis of een andere kluis die qua uitvoering en inbraakwerendheid daarmee kan worden gelijkgesteld. Een kluis dient deugdelijk te worden verankerd in de vloer of de muur van het gebouw tenzij de kluis van een dusdanig gewicht is dat het zo goed als uitgesloten is dat de kluis bij een inbraak kan worden meegenomen. Tijdens de controle is het vogelafweerpistool, uitgezonderd de schietbeker, aangetroffen in verzoekers auto, in een door hem vervaardigde, afsluitbare opbergplaats achter de achterbank van zijn auto. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze opbergplaats, mede gelet op het door verzoeker overgelegde fotomateriaal, niet gekwalificeerd worden als een wapenkluis in de zin van paragraaf 8.1 van de Circulaire. Evenmin kan de opbergplaats hiermee gelijkgesteld worden. 3.8 Ingevolge de voorschriften, verbonden aan het verlof, dienen onder meer wapens bewaard te worden op het woonadres van de verlofhouder. Niet is expliciet vermeld dat wapens bewaard moeten worden in een wapenkluis. Tevens is aan het verlof echter het voorschrift verbonden dat de verlofhouder zich strikt houdt aan onder meer de Circulaire. Verzoekers betoog dat hij ingevolge het verlof niet gehouden is het vogelafweerpistool in een wapenkluis te bewaren, faalt derhalve. Deze verplichting volgt immers uit de Circulaire. 3.9 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter verwijt de korpschef verzoeker verder terecht dat hij tijdens de controle, zonder enige vorm van vooraankondiging of waarschuwing, een schot heeft gelost met het alarmpistool (het vogelafweerpistool zonder schietbeker). Als gevolg van deze handelwijze heeft één van de controleurs zich in verband met mogelijk gehoorletsel onder doktersbehandeling moeten stellen. 3.10 Uit het voorgaande volgt dat de korpschef het niet op een deugdelijke wijze bewaren van het vogelafweerpistool alsmede het schietincident ten grondslag heeft mogen leggen aan het bestreden besluit. Ter zitting heeft de korpschef aangegeven dat hij hoogstwaarschijnlijk had volstaan met het geven van een waarschuwing aan verzoeker indien het schietincident niet had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat voor de korpschef het schietincident van doorslaggevende betekenis is geweest. Nu echter niet is geschoten met het vogelafweerpistool, maar met het alarmpistool, een op zichzelf verlofvrij en in de handel vrij verkrijgbaar wapen, en gelet op de door verzoeker ter zitting gegeven toelichting op het incident, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het op ondeugdelijke wijze bewaren van het wapen en het schietincident tezamen een onvoldoende grondslag vormen voor het gebruikmaken van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wwm en artikel 41, eerste lid, van de Ffw. 3.11 Nu verzoekers administratief beroep naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar alle waarschijnlijkheid gegrond verklaard zal worden, bestaat aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. Griffierecht en proceskosten 4.1 Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid en artikel 8:82, vierde lid, van de Awb dient de regiopolitie Fryslân het door verzoeker gestorte griffierecht van € 150,00 te vergoeden. 4.2 Op grond van artikel 8:75 juncto artikel 8:84, vierde lid, van de Awb veroordeelt de voorzieningenrechter de korpschef in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van verzoeker € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00). De voorzieningenrechter wijst de regiopolitie Fryslân aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Beslissing De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe; - schorst het bestreden besluit tot twee weken nadat de beslissing op administratief beroep op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, met dien verstande dat wanneer binnen die termijn opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend, de schorsing doorloopt totdat de voorzieningenrechter op dat verzoek heeft beslist; - bepaalt dat de regiopolitie Fryslân het betaalde griffierecht van € 150,00 aan verzoeker vergoedt; - veroordeelt de korpschef in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 644,00 aan verzoeker te vergoeden door de regiopolitie Fryslân. Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2009. w.g. J.R. Leegsma w.g. C.H. de Groot Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.