
Jurisprudentie
BJ0976
Datum uitspraak2009-06-30
Datum gepubliceerd2009-06-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001500-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001500-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door zijn slachtoffer te duwen, ten val te brengen en te slaan met een schopsteel. Beroep op noodweer/noodweerexces verworpen. Veroordeling tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van twintig uren.
Uitspraak
Parketnummer: 24-001500-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-656707-06
Arrest van 30 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 juni 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P. Rietberg, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft een beslissing genomen op het beslag, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft voorts ten aanzien van het beslag verbeurdverklaring gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2006 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geschopt, getrapt, gestompt, geslagen en/of geduwd en/of een schopsteel, die die [slachtoffer 1] toen beet had, heeft vastgepakt en/of daaraan heeft getrokken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of die [slachtoffer 1] met een schopsteel heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2006, in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het een of meerdere malen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 16 oktober 2006 doet [slachtoffer 2] aangifte van mishandeling. Hij zou op 10 oktober 2006 mishandeld zijn door drie personen, onder wie verdachte. Op 15 juni 2007 trekt [slachtoffer 2] deze verklaring in: verdachte zou hem niet mishandeld hebben. Getuige [getuige] verklaart op 18 oktober 2006 bij de politie dat zij gezien heeft dat een man [slachtoffer 2] bij zijn hals vasthad en slaande bewegingen maakte, terwijl een tweede man ernaast stond. Zij verklaart deze mannen niet te kennen. Bij de rechter-commissaris verklaart zij op 11 november 2008 gezien te hebben dat twee mannen [slachtoffer 2] "te pakken hadden". Zij verklaart dat één van de twee hem bij zijn hals vasthad, maar dat zij zich niet kan herinneren dat deze man slaande bewegingen heeft gemaakt. Verdachte zelf ontkent [slachtoffer 2] mishandeld te hebben.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2]. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2006, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) heeft geduwd en een schopsteel, die die [slachtoffer 1] toen beet had, heeft vastgepakt en daaraan heeft getrokken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam en die [slachtoffer 1] met een schopsteel heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsvrouw van verdachte. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Naar aanleiding van de stukken en de behandeling ter zitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast. Op 25 november 2006 begaf verdachte zich naar de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [woonplaats]. Nadat [slachtoffer 1] de voordeur had geopend, gaf verdachte hem een duw. [slachtoffer 1] pakte vervolgens een schopsteel en sloeg verdachte daarmee. Daarop ontstond er een worsteling tussen beiden in de voortuin van de woning van [slachtoffer 1], waarbij verdachte de schopsteel heeft vastgepakt en daaraan heeft getrokken, waardoor [slachtoffer 1] ten val is gekomen. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] geslagen met de schopsteel.
Verdachte heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich heeft mogen verdedigen. Het hof overweegt evenwel dat het verdachte was die de confrontatie met [slachtoffer 1] heeft opgezocht. Voorts had verdachte zich, toen hij de schopsteel eenmaal in handen had, kunnen onttrekken aan de situatie door weg te lopen. Van een noodweersituatie is derhalve geen sprake. Het hof verwerpt het beroep op noodweer en noodweerexces.
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt het hof voorts dat niet aannemelijk is geworden dat bij verdachte sprake is geweest van een zodanig heftige gemoedsbeweging dat hij als gevolg daarvan de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Een beroep op noodweerexces zou ook vanwege deze omstandigheid niet kunnen slagen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook voor het overige niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 25 november 2006 schuldig gemaakt aan mishandeling van
[slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] te duwen, ten val te brengen en te slaan met een schopsteel. Aldus handelend heeft verdachte het slachtoffer pijn en letsel toegebracht.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 maart 2009 volgt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande en gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat een werkstraf passend en geboden is. Aangezien het hof minder feiten bewezen acht dan de advocaat-generaal, komt het hof tot een lagere strafoplegging dan gevorderd.
Verbeurdverklaring
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp is daarvoor vatbaar. Immers met betrekking tot dat voorwerp is het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit begaan. Het hof heeft daarbij gelet op de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 33, 33a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
verklaart verbeurd:
een schopsteel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van B.W. Mulder als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.