Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ0931

Datum uitspraak2009-06-30
Datum gepubliceerd2009-06-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801071-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht het in het belang van de waarheidsvinding noodzakelijk dat nader onderzocht wordt of verdachte op de in de tenlastelegging genoemde datum contact heeft gehad met het alarmnummer 112 dan wel het algemene nummer van de politie, 0900-8844 en heropent daartoe het onderzoek .


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/801071-08 Uitspraak d.d.: 30 juni 2009 Tegenspraak / dip TUSSENVONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats op 1973], wonende te [adres en plaats]. Raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2009. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: zij op of omstreeks 10 maart 2008 te Zutphen ter terechtzitting van de Politierechter als getuige in de zaak tegen [echtgenoot verdachte], zijnde haar, verdachtes, echtgenoot, nadat zij in handen van de Politierechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: -"Hij vertelde wat er gebeurd was en we besloten de politie te bellen. Ik heb de politie gebeld," en/of -"Ik kreeg een agente aan de telefoon. Ik weet niet of we een nummer hebben opgezocht. Volgens mij heb ik 112 gebeld. Ik heb het verhaal uitgelegd, dat mijn man een ongeluk had gehad," en/of "Die agente zei dat ze nu niets konden doen en dat we de volgende morgen naar het bureau moesten gaan"; art 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht Standpunt van het Openbaar Ministerie De officier heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Standpunt van verdachte en haar raadsman Verdachte heeft verklaard dat zij op de bedoelde terechtzitting de waarheid heeft gesproken en dat ze erbij blijft dat zij op 2 januari 2007 twee keer naar de politie heeft gebeld. Haar raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de mogelijkheid bestaat dat zijn cliënt op 2 januari 2007 vóór 20.15 uur naar de politie heeft gebeld. Daarnaast is niet onderzocht of zijn cliënt heeft gebeld met het algemene nummer van de politie. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak, zodat hij een gespecificeerde factuur kan opvragen bij de KPN. Overwegingen van de rechtbank Onder de beraadslaging is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank acht het in het belang van de waarheidsvinding noodzakelijk dat nader wordt onderzocht of verdachte op 2 januari 2007 tussen 19.45 uur en 23.00 uur telefonisch contact heeft gehad met het alarmnummer 112 dan wel met 0900-8844, het algemene nummer van de politie. De rechtbank zal daartoe het onderzoek heropenen en vervolgens schorsen voor onbepaalde tijd. Zij zal de stukken in handen van de officier stellen. Daarnaast verzoekt de rechtbank de raadsman een gespecificeerde nota van het telecombedrijf betreffende 2 januari 2007 van 19.45 uur tot 23.00 uur van het telefoonnummer van verdachte over te leggen, zoals hij ter terechtzitting heeft aangeboden. Beslissing De rechtbank: • heropent het onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd; • stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde voormeld onderzoek te laten verrichten; • beveelt de oproeping van verdachte tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting en kennisgeving van die datum en het tijdstip aan haar raadsman. Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van den Dungen-Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2009.