Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ0684

Datum uitspraak2009-06-26
Datum gepubliceerd2009-06-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6830 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Appellante heeft geen medisch objectiveerbare gegevens naar voren gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen dat ten aanzien van haar (...) sprake is van meer en/of andere op ziekte en gebrek terug te voeren beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid.


Uitspraak

07/6830 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 31 oktober 2007, 06/1486 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 26 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.G. Hofman, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld. Mr. J.P.J. van de Griend, kantoorgenoot van mr. Hofman, heeft de gronden aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2009. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een uitvoerig overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in de aangevallen uitspraak heeft weergegeven. 2. Bij besluit van 12 oktober 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, met ingang van 13 oktober 2004 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Bij besluit van 12 mei 2006 zijn de bezwaren van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. 3.1. Naar aanleiding van het ingestelde beroep was de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek en dat de uit dat onderzoek getrokken conclusies op overtuigende wijze zijn onderbouwd. De rechtbank zag geen reden de medische grondslag van het besluit voor onjuist te houden. 3.2. De rechtbank was wel van oordeel dat pas in de beroepsfase de signaleringen alsnog gemotiveerd waren waarom de geduide functies passend kunnen worden geacht. Om die reden is het bestreden besluit vernietigd, maar zag de rechtbank wel aanleiding de rechtsgevolgen van dit besluit in stand te laten. 4. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat de geduide functies te zwaar voor haar zijn en dat zij niet in staat is deze te verrichten. 5.1. De Raad overweegt als volgt. 5.2. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en het standpunt van het Uwv dat appellante geen medisch objectiveerbare gegevens naar voren heeft gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen dat ten aanzien van haar op 13 oktober 2004 sprake is van meer en/of andere op ziekte en gebrek terug te voeren beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid dan de beperkingen die reeds door de bezwaarverzekeringsarts J.W. Hekkelman mede op basis van het rapport van dr. C.J.F. Kemperman zijn aangenomen. Met deze beperkingen is appellante in staat de geduide functies te verrichten. 5.3. Het hoger beroep slaagt derhalve niet. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2009. (get.) A.T. de Kwaasteniet. (get.) T.R.H. van Roekel. JL