
Jurisprudentie
BJ0434
Datum uitspraak2009-06-22
Datum gepubliceerd2009-06-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607335-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607335-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
bewijs (zwaar lichamelijk) letsel
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
parketnummer: 07.607335-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
Raadsman mr. H. Polat advocaat te Lelystad.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juni 2009 waarbij de officier van justitie, mr. S.J. Buis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente Almere (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) die [slachtoffer]
- op/tegen het (achter)hoofd en/of in het gezicht en/of op/tegen een/de be(e)n(en), in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen een/de be(e)n(en) en/of in de (onder)rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of
- bij de (linker)arm heeft vastgepakt en/of deze (vervolgens) op de rug heeft gedraaid en/of gehouden en/of
- een knietje in de (onder)rug, in ieder geval in het lichaam, heeft gegeven en/of
- bij het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op/tegen het lichaam heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer] met het hoofd op/tegen een kast, in ieder geval op/tegen een hard voorwerp, aankwam),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente Almere (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/tegen het (achter)hoofd en/of in het gezicht en/of op/tegen een/de be(e)n(en), in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen een/de be(e)n(en) en/of in de (onder)rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of
- bij de (linker)arm heeft vastgepakt en/of deze (vervolgens) op de rug heeft gedraaid en/of gehouden en/of
- een knietje in de (onder)rug, in ieder geval in het lichaam, heeft gegeven en/of
- bij het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op/tegen het lichaam heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer] met het hoofd op/tegen een kast, in ieder geval op/tegen een hard voorwerp, aankwam),
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen dient te worden. De officier van justitie acht voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanwezig. Hij leidt dit af uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer], de geneeskundige verklaring, de foto’s van het letsel van aangeefster en de verklaring van verdachte dat hij aan kickboxen heeft gedaan.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad, hetgeen zij afleidt uit de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen. De verdediging is, anders dan de officier van justitie, van mening dat deze bewijsmiddelen beter aansluiten bij de verklaring van verdachte. De verdediging meent dat het letsel van aangeefster omvangrijker zou zijn, indien verdachte wel met zijn vuisten zou hebben geslagen, aangezien hij een getrainde kickboxer was. De verdediging merkt op dat de geneeskundige verklaring en de foto’s van het letsel van aangeefster enkele dagen na het feit zijn gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de verklaring van aangeefster, de geneeskundige verklaring, de foto’s van het letsel van aangeefster en de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam heeft geslagen en tegen haar benen heeft getrapt.
Deze handelingen leveren geen zware mishandeling op en het vastgestelde letsel kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Evenmin kan worden gesteld dat door aldus te handelen verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust heeft aanvaard en op de koop heeft toe genomen. De rechtbank acht voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel derhalve niet te bewijzen.
De rechtbank zal verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 september 2008 in de gemeente Almere telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer], meermalen,
- tegen het lichaam heeft geslagen en
- tegen de benen heeft getrapt
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij primair bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt behandeling bij De Waag.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Subsidiair bepleit zij ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde een werkstraf. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de hoogte van de werkstraf. De verdediging stelt zich op het standpunt dat een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en/of geboden is.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde een werkstraf een passende sanctie is.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk te maken.
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte op te leggen werkstraf aanzienlijk lager dient te zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien zij, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, verdachte vrijspreekt ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 september 2008;
- een de verdachte betreffend Voorlichtingsrapport d.d. 1 december 2008 uitgebracht door E. Dijkstra, reclasseringswerker namens de Reclassering Nederland.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- een werkstraf van 75 (vijfenzeventig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 37 (zevenendertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 (één) maand, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet of niet naar behoren heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde.
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Roelink, voorzitter, mr. M.C.P. de Ridder en mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2009.