Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ0280

Datum uitspraak2009-03-17
Datum gepubliceerd2009-07-03
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers297308 / FA RK 07-6321
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kinderalimentatie: man ontkent verwekker te zijn en werkt niet mee aan DNA -onderzoek. Verzoek om kinderbijdrage wordt toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector familie- en jeugdrecht Enkelvoudige Kamer Rekestnummer: FA RK 07-6321 Zaaknummer: 297308 Datum beschikking: 17 maart 2009 Alimentatie Beschikking op het op 19 oktober 2007 ingekomen verzoek van: [de vrouw], wonende te [plaats A], advocaat: mr. W.G.H. Janssen te Leiden. Als belanghebbende wordt aangemerkt: [de man], wonende te [plaats B], advocaat: mr. A.J.G. Jukema te Gouda. Procedure Bij beschikking van 17 juni 2008 van deze rechtbank is een onderzoek door een deskundige bevolen van het DNA van de man, de vrouw en de minderjarige [de minderjarige], geboren op [datum] 2001 te [plaats C]. Dhr. dr. [A], als biochemicus verbonden aan Sanquin diagnostiek, is hierbij tot deskundige benoemd. Aan de deskundige is de vraag voorgelegd welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van het eventuele verwekkerschap van de man. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing met betrekking tot de kosten van het deskundigenonderzoek, het verzoek om een kinderbijdrage en de proceskosten aangehouden. Bij brief van 15 augustus 2008 heeft mw. [B] namens dr. [A] aan de rechtbank bericht dat de man zijn medewerking niet zal verlenen aan het afnemen van DNA-materiaal, op grond waarvan het niet mogelijk zal zijn een rapport uit te brengen. De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook: - de brief d.d. 19 januari 2009 met bijlagen van de zijde van de vrouw. Op 10 februari 2009 is de behandeling van de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de man en de vrouw, beiden vergezeld van hun advocaat. Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd. Beoordeling Het verwekkerschap van de man Nu de man niet heeft willen meewerken aan het door de rechtbank bevolen DNA-onderzoek, is het voor de vrouw niet mogelijk bewijs te leveren van haar stelling dat de man de verwekker van de minderjarige is. De man heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de verwekker van de minderjarige is, aangezien hij geen gemeenschap met de vrouw heeft gehad die tot de conceptie van de minderjarige heeft geleid. Voorts heeft de man gesteld dat de vrouw mogelijk zonder zijn toestemming zijn zaad heeft gebruikt om zichzelf te insemineren. De man stelt niet te hebben meegewerkt aan DNA-onderzoek omdat dit hooguit zijn verwantschap kan aantonen, maar niet zijn verwekkerschap als bedoeld in artikel 1:394 BW, nu hij niet samen met de vrouw het kind op natuurlijke wijze heeft laten ontstaan noch heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. De rechtbank overweegt dat tussen partijen in ieder geval vaststaat dat: - partijen een kortstondige relatie hebben gehad; - de man wist dat de vrouw geen anticonceptie gebruikte; - partijen ten minste één maal geslachtsgemeenschap hebben gehad (volgens de man was dit in december 2000). De man heeft ter terechtzitting voor het eerst in deze procedure gesteld dat er na december 2000 geen gemeenschap heeft plaatsgevonden en dat de vrouw zichzelf wellicht via zelfinseminatie met het zaad van de man heeft bevrucht. De rechtbank volgt de man niet in zijn stelling en overweegt hiertoe als volgt. In de eerste plaats heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de man in het verleden heeft erkend dat hij de vader van de minderjarige is en dat er in het verleden jaarlijks contact is geweest tussen de man en de minderjarige. Ten tweede heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de man in het verleden heeft bijgedragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Ten derde heeft de man noch in zijn verweerschrift noch op de vorige zitting deze stelling betrokken, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de stelling van de man, dat hij niet de natuurlijke verwekker van de minderjarige kan zijn, niet aannemelijk. Nu de vrouw door het niet meewerken van de man geen bewijs heeft kunnen leveren voor haar stelling dat de man de verwekker van de minderjarige is en de man zijn stelling niet aannemelijk heeft gemaakt, houdt de rechtbank het ervoor dat de man de verwekker is van de minderjarige. De kinderbijdrage Nu de man geen inhoudelijk behoefte- of draagkrachtverweer heeft gevoerd, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om een kinderbijdrage als in zoverre onweersproken en op de wet gegrond toewijzen. De kosten van het onderzoek De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking overwogen dat de kosten van het onderzoek voorlopig voor rekening van de vrouw komen. Nu het onderzoek niet is verricht zijn de kosten, die waren begroot op minimaal € 1.150,-, niet gemaakt. De deskundige heeft echter wel administratieve kosten in rekening gebracht van € 100,-. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten ten laste van de man dienen te komen, nu de man uiteindelijk in deze procedure in het ongelijk is gesteld. De proceskosten Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld. Beslissing De rechtbank: bepaalt de door de man met ingang van 1 januari 2007 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [datum] 2001 te [plaats C] op € 375,- per maand en met ingang van 1 januari 2014 op € 500,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; veroordeelt de man in de (administratieve) kosten van € 100,- van het - niet uitgevoerde -deskundigenonderzoek, aan de griffier van deze rechtbank te voldoen; bepaalt dat betaling aan de griffier dient te geschieden door storting van genoemd bedrag op bankrekening [nummer] ten name van "Arrondissement Den Haag" onder vermelding van het rekestnummer; bepaalt dat de griffier het door de vrouw betaalde voorschot van € 1.150,- zal terugstorten; bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2009.