Jurisprudentie
BJ0203
Datum uitspraak2009-02-04
Datum gepubliceerd2009-07-03
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers275879 / FA RK 06-6512
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-03
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers275879 / FA RK 06-6512
Statusgepubliceerd
Indicatie
art. 32 RV: herstelbeschikking ondanks afwijzing meer of anders verzochte
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 06-6512
Zaaknummer: 275879
Datum beschikking: 4 februari 2009
Herstelbeschikking in de zaak van:
[de man]
wonende te [plaats A],
advocaat: voorheen mr. W.A. van der Stroom-Willemsen, thans: geen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw]
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. E.M. Kostense.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de brief (met bijlage) d.d. 10 oktober 2008 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 8 december 2008 van de zijde van de man.
Verzoek vrouw en reactie man
De vrouw heeft in de brief d.d. 10 oktober 2008 gesteld dat in de eindbeschikking d.d. 17 september 2008 is verzuimd te beslissen op een onderdeel van het verzochte, namelijk inzake het subsidiaire verzoek van de vrouw tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar. Zij verzoekt de rechtbank om de beschikking aan te vullen op de voet van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en alsnog te beslissen op voornoemd verzoek.
De man is in de gelegenheid gesteld te reageren op voormeld verzoek. Hij heeft verklaard akkoord te gaan met toewijzing van het verzoek.
Beoordeling
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In de tussen partijen gewezen tussenbeschikking van 5 maart 2007 is overwogen dat de vrouw, in het geval beide partijen met het gezag worden belast, subsidiair heeft verzocht te bepalen dat zij hun hoofdverblijfplaats bij haar zullen hebben. Uit de - door de onderhavige rechter gewezen - eindbeschikking d.d. 17 september 2008 blijkt onomstotelijk dat dit verzoek ten tijde van de eindbeschikking abusievelijk buiten het gezichtsveld van de rechtbank is geraakt. Aan de bepaling van de gewone verblijfplaats is immers geen woord meer gewijd. Derhalve brengt een redelijke uitleg van het dictum van meergenoemde eindbeschikking mee dat het daarin opgenomen 'wijst af het meer of anders verzochte' niet ziet op het verzoek de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw te bepalen, maar op andere verzoeken die zijn afgewezen (vgl. ook Ktr. Harderwijk d.d. 28 mei 1997, Prg. 1997, 4789, LJN.nr. AI9543). Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat is verzuimd op het subsidiaire verzoek van de vrouw te beslissen, zodat meergenoemde eindbeschikking conform het bepaalde in art. 32 Rv. dient te worden aangevuld. Bij dit oordeel heeft de rechtbank uitdrukkelijk redenen van proceseconomie betrokken.
Nu de man zich niet heeft verzet tegen het subsidiaire verzoek van de vrouw, lag dit verzoek al voor toewijzing gereed en zal als na te melden worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
vult de eindbeschikking d.d. 17 september 2008 aan aldus dat in het dictum voorts wordt opgenomen:
bepaalt de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
handhaaft meergenoemde eindbeschikking voor het overige.
Deze herstelbeschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, bijgestaan door mr. M. Miezenbeek als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2009.