Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ0045

Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-06-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers72765 / HA ZA 07-2673
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schuldsanering eindigt snel na voldoening van alle schulden. Publicatie blijft uit. Bewindvoerder is jegens voormalig sanieten aansprakelijk.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 72765 / HA ZA 07-2673 Vonnis in hoofdzaak van 24 juni 2009 in de zaak van 1. [eiser], wonende te Dongen, 2. [eiseres], wonende te Dongen, eisers, advocaat mr. drs. M.L. Marcus- Daniëls, tegen [gedaagde], wonende te Papendrecht, gedaagde, advocaat mr. J.I. van Vlijmen. Partijen zullen hierna [eiser] en [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het vonnis in incident van 18 juni 2008; - het comparitievonnis van 20 augustus 2008; - het proces-verbaal van comparitie van 3 maart 2009. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten Als enerzijds niet gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast. 2.1. [eiser] en [eiseres] zijn op 31 juli 2001 toegelaten tot de WSNP. De schuldsaneringsregeling is aangevangen op 22 april 2002. 2.2. Op 11 februari 2003 is [gedaagde] aangesteld als (opvolgend) bewindvoerder. 2.3. Bij vonnis van 27 maart 2003 van de rechtbank Breda is de schuldsanering beëindigd omdat alle vorderingen binnen de schuldsanering zijn voldaan. 2.4. Op 2 januari 2008 is publicatie gedaan van beëindiging van de schuldsanering in de Staatscourant. 2.5. Op 6 januari 2009 is een batig saldo van € 926,59 door [gedaagde] uitgekeerd aan (de raadsvrouwe van) [eiser] en [eiseres]. 2.6. Op 23 februari 2009 heeft [gedaagde] rekening en verantwoording afgelegd van haar beheer bij de rechtbank Breda. 2.7. Bij brief van 27 februari 2009 heeft de rechtbank Breda de door [gedaagde] afgelegde rekening en verantwoording goedgekeurd. 3. Het geschil 3.1. [eiser] en [eiseres] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, 1) [gedaagde] op te dragen om binnen vier weken na het in deze te wijze vonnis de schuldsanering van [eiser] en [eiseres] correct en volledig te hebben afgerond in dier voege dat, onder meer, de schuldsanering bij alle desbetreffende instanties is afgemeld en er een publicatie van de beëindiging heeft plaatsgevonden en volledige rekening en verantwoording is afgelegd aan de rechtbank Breda, zulks op straffe van een dwangsom ad € 1.000,-- voor elke dag na het verstrijken van de termijn van vier weken dat [gedaagde] de schuldsanering van [eiser] en [eiseres] niet op de voormelde volledige en correcte wijze heeft afgerond; 2) [gedaagde] op te dragen een eventueel batig saldo op de boedelrekening binnen 14 dagen na het afleggen van de volledige rekening en verantwoording, doch uiterlijk 6 weken na het in deze te wijzen vonnis, aan [eiser] en [eiseres] te betalen, zulks met vermeerdering van het voornoemde saldo met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2003, te weten de dag waarop de Rechtbank te Breda de beëindiging van de schuldsanering(en) van [eiser] en [eiseres] heeft uitgesproken, tot aan de dag der algehele voldoening; 3) [gedaagde] te veroordelen om, uit hoofde van de door haar gepleegde wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, aan [eiser] en [eiseres] te voldoen een bedrag ad € 10.000,-- aan schadevergoeding en te bepalen dat gedaagde de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd zal zijn indien zij niet binnen 14 dagen na datum van het in deze te wijzen vonnis tot volledige voldoening is overgegaan; 4) [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] en [eiseres] te voldoen de buitengerechtelijke kosten begroot op € 3.500,-- alsmede de kosten van deze procedure en te bepalen dat gedaagde de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zal zijn indien zij niet binnen 14 dagen van het in deze te wijzen vonnis tot volledige voldoening is overgegaan. 3.2. [eiser] en [eiseres] stellen het volgende. Ad 1) [gedaagde] heeft de schuldsanering van [eiser] en [eiseres] niet naar behoren afgerond. Zij heeft geen rekening en verantwoording afgelegd van haar beheer van de boedelrekening, zij heeft [eiser] en [eiseres] niet bij de “betreffende instanties” afgemeld – zodat zij als deelnemend aan de schuldsaneringsregeling geregistreerd zijn gebleven – en zij heeft de beëindiging van de schuldsanering van [eiser] en [eiseres] niet gepubliceerd. [gedaagde] heeft dan ook haar verplichtingen uit hoofde van artikel 316 van de Faillissementswet geschonden. Zij heeft daarmee wanprestatie gepleegd, althans zij heeft onrechtmatig jegens [eiser] en [eiseres] gehandeld. Ad 2) [eiser] en [eiseres] hebben begrepen dat op de boedelrekening nog een batig saldo aanwezig zou zijn. Na het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde] zal duidelijk worden of dit juist is, en zal [gedaagde] in voorkomend geval gehouden zijn dit saldo aan [eiser] en [eiseres] te voldoen. Ad 3) [eiser] en [eiseres] lijden immateriële schade ten gevolge van het nalaten van [gedaagde]. Zij gaan nog steeds gebukt onder het stigma van de WSNP en zijn hierdoor ernstig in hun goede eer en naam aangetast. [eiseres] heeft hierdoor psychische klachten gekregen en moest onder behandeling bij een psycholoog. Zij slikte ook medicatie. Tevens wordt materiele schade geleden doordat [eiser] en [eiseres] geen lening kunnen afsluiten en daardoor worden beknopt in hun financiële/investeringsmogelijkheden. Het verweer 3.3. De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] en [eiseres] in de kosten van het geding. Zij voert als verweer het volgende aan. 3.4. Ad 1) In de Faillissementswet is de publicatieplicht weliswaar op de bewindvoerder gelegd, maar uit de richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen blijkt dat de publicatie door de griffie van de rechtbank wordt verzorgd. De rechtbank heeft nagelaten voor publicatie zorg te dragen terwijl [gedaagde] ervan uitging dat dit reeds had plaatsgevonden. Niet [gedaagde], maar de Staat der Nederlanden, in het bijzonder de rechtbank Breda heeft onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] en [eiseres] gehandeld. Inmiddels heeft publicatie plaatsgevonden. Uit de wet volgt geen verplichting om “desbetreffende instanties” te informeren over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Bij brief van 23 februari 2009 heeft [gedaagde] rekening en verantwoording afgelegd, welke bij brief van 27 februari 2009 door de rechtbank Breda is goedgekeurd. [gedaagde] had destijds een heel drukke praktijk waardoor zij genoodzaakt was uiterst efficiënt te werken. Ad 2) Het batig saldo is inmiddels aan [eiser] en [eiseres] voldaan. Ad 3) Het causaal verband tussen de gestelde tekortkomingen en de schade ontbreekt. Het niet goedkeuren van de rekening en verantwoording regardeert derden niet. De beweerde materiele schade is onvoldoende onderbouwd. De gestelde immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 BW niet voor vergoeding in aanmerking. 4. De beoordeling 4.1. Een bewindvoerder behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoerder die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. 4.2. Gebleken is dat publicatie van beëindiging van de schuldsanering op 2 januari 2008 heeft plaatsgevonden, ruim 4½ jaar na beëindiging van de schuldsanering. Ten tijde van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling was het de wettelijke taak (ex artikel 350 Fw) van [gedaagde] om daarvan aankondiging te doen in de Staatscourant (en een nieuwsblad). 4.3. Het is een feit van algemene bekendheid dat ten tijde van beëindiging van de schuldsanering van [eiser] en [eiseres] (27 maart 2003) de Landelijke richtlijnen voor bewindvoerders WSNP nog niet bestonden. Tot 1 oktober 2005 waren de Praktische Wenken en de Aanbevelingen van het landelijk overleg van de Recofa (‘Praktische Wenken’) van toepassing. In de Praktische Wenken is geen bepaling opgenomen die de griffie van de rechtbank voorschrijft zorg te dragen voor publicatie van beëindiging van de schuldsanering. Dat het wel gebruikelijk is dat de griffie van de rechtbank deze taak op zich neemt, ontslaat [gedaagde] niet van haar wettelijke verplichting om voor publicatie zorg te dragen. Van [gedaagde] had in ieder geval mogen worden verwacht dat zij had gecontroleerd of publicatie daadwerkelijk had plaatsgevonden en dat zij, wanneer zou blijken dat dit niet het geval was, ervoor zou zorgdragen dat zulks alsnog zou geschieden of tenminste de griffie attent zou maken op het achterwege blijven van de publicatie. Door dit na te laten heeft [gedaagde] niet gehandeld zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoerder die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Het voeren van een drukke praktijk staat niet in de weg aan toerekening aan [gedaagde] van het niet nakomen van haar verplichtingen als bewindvoerder. 4.4. Nu publicatie tijdens de procedure alsnog heeft plaatsgevonden, hebben [eiser] en [eiseres] geen belang ex artikel 3:303 BW meer bij de vordering om alsnog voor publicatie te zorgen, zodat dit onderdeel wordt afgewezen. 4.5. Dat er materiele schade is geleden, is door [eiser] en [eiseres] onvoldoende onderbouwd. Indien al juist is dat [eiser] en [eiseres] geen lening konden aangaan omdat zij nog steeds als saniet te boek zouden staan, dan valt niet in te zien hoe daardoor schade is geleden. Wat betreft de gestelde immateriële schade is door [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat zij psychische klachten heeft opgelopen ten gevolge van het uitblijven van de publicatie van beëindiging van de schuldsanering. De gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen. 4.6. Vaststaat dat [gedaagde] tijdens de procedure alsnog aan haar verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording en het voldoen van het batig saldo aan [eiser] en [eiseres], heeft voldaan. Om die reden hebben [eiser] en [eiseres] geen belang meer bij hun vorderingen die hierop betrekking hebben en deze zullen dus worden afgewezen. Dat pas na dagvaarding aan deze verplichtingen is voldaan, zal wel worden meegewogen in de proceskostenveroordeling. 4.7. De door [eiser] en [eiseres] gevorderde wettelijke rente over het batig saldo van € 926,59 vanaf 27 maart 2003 tot aan de dag van betaling, te weten 6 januari 2009, zal als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen. 4.8. Door [eiser] en [eiseres] is tijdens de comparitie van partijen verklaard dat er geen instanties meer zijn waarbij [eiser] en [eiseres] dienen te worden ‘afgemeld’. Ook voor dit deel van de vordering hebben [eiser] en [eiseres] geen belang meer zal deze reeds om die reden worden afgewezen. 4.9. Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eiser] en [eiseres] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het liquidatietarief II, zijnde € 904,00. 4.10. [gedaagde] zal in de proceskosten worden veroordeeld nu de meeste vorderingen terecht zijn ingesteld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiser] en [eiseres] op: - dagvaarding EUR 84,31 - vast recht EUR 303,00 - salaris advocaat EUR 1.356,00 (3,0 punten × tarief II EUR 452,00) Totaal EUR 1.743,31 5. De beslissing De rechtbank 5.1. veroordeelt [gedaagde ] om aan [eiser] en [eiseres] te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 926,59 te berekenen vanaf 27 maart 2003 tot en met 6 januari 2009; 5.2. veroordeelt [gedaagde ] tot betaling aan [eiser] en [eiseres] van buitengerechtelijke incassokosten van € 904,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; 5.3. veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] en [eiseres] tot op heden begroot op € 1.743,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; 5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; 5.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, mr. I. Bouter en mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.?