Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9978

Datum uitspraak2008-11-27
Datum gepubliceerd2009-06-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 08/1185
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overdrachten tussen twee concerns met aan de top een stichting vallen niet onder het besluit van 26 juni 2007 (toepassing hardheidsclausule interne reorganisatie). De vrijstelling overdrachtsbelasting voor interne reorganisaties is als gevolg daarvan niet van toepassing.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer registratienummer: AWB 08/1185 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 27 november 2008 inzake [X] Onroerend Goed B.V., gevestigd te [Z], eiseres, tegen de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Eiseres heeft terzake van de verkrijging van een onroerende zaak aan de [a straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) op aangifte voldaan een bedrag van € 345.550 aan overdrachtsbelasting. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en verzocht om teruggave van het op aangifte voldane bedrag. Verweerder is bij uitspraak op bezwaar van 15 januari 2008 niet aan het verzoek van eiseres tegemoetgekomen. Eiseres heeft daartegen bij brief van 25 februari 2008, ontvangen bij de rechtbank op 27 februari 2008, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B], bijgestaan door de gemachtigden van eiseres, mr. [C] en mr. [D]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [E] en [F]. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Stichting [G] (hierna: [G]) houdt 100% van de aandelen in [J] Vastgoed BV (hierna: Vastgoed BV). Stichting Holding [H] (hierna: [H]) houdt alle aandelen in [I] BV. [I] BV houdt op haar beurt alle aandelen in eiseres. Eiseres is op 11 december 2006 opgericht. Het bestuur van [H] wordt gevormd door dezelfde personen als het bestuur van [G]. De bezittingen van Vastgoed BV en eiseres bestaan (voornamelijk) uit onroerende zaken. Op 31 oktober 2006 heeft Vastgoed BV de onroerende zaak in eigendom verworven van [K] voor een koopsom van € 8.100.000. Over de koopsom van de onroerende zaak is door Vastgoed BV een bedrag van € 486.000 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Voornoemde onroerende zaak is in de maanden daarna gerenoveerd voor een bedrag van € 5.759.686, inclusief BTW. Deze renovatie is door [G] uitgevoerd, in opdracht en voor rekening van Vastgoed BV. Bij akte van levering van 27 april 2007 is de voornoemde gerenoveerde onroerende zaak door Vastgoed BV geleverd aan eiseres voor een bedrag van € 13.859.686, zijnde de oorspronkelijke koopprijs plus de renovatiekosten. Eiseres heeft, met toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR), over de waardestijging als gevolg van de renovatie, welke waardestijging gelijk is aan het bedrag van de renovatiekosten, op aangifte een bedrag van € 345.550 aan overdrachtsbelasting voldaan. Eiseres heeft hiertegen vervolgens bezwaar gemaakt en verzocht om teruggave van het op aangifte voldane bedrag. Voorafgaand aan deze levering heeft eiseres bij brief van 16 april 2007 aan verweerder aandacht gevraagd voor de vraag of de overdracht van de onroerende zaken aan de [a straat 1] op grond van artikel 13 WBR geheel zonder heffing van overdrachtsbelasting kon plaatsvinden. Zij heeft in deze brief het navolgende aangevoerd ten aanzien van de overdracht: “(…) Zorggroep [L] heeft geconstateerd dat de eigendom van de locatie [a straat 1] niet goed is gealloceerd binnen de groep. In verband met de gewenste scheiding van zorgactiviteiten en commerciële (neven)activiteiten is het wenselijk dat het bedoelde vastgoed wordt overgedragen aan [X] Onroerend Goed BV (zie organogram, hierna: OG BV). (…)” Verweerder heeft bij brief van 16 april 2007 hierop gereageerd en daarbij aangegeven dat de vrijstelling van artikel 13 van WBR slechts geldt voor de oorspronkelijke koopsom, derhalve voor een bedrag van € 8.100.000. 3. Geschil In geschil is of eiseres voor de verkrijging van de onroerende zaak een beroep kan doen op de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, WBR. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. 4. Beoordeling van het geschil Artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de WBR bepaalt dat onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van overdrachtsbelasting is vrijgesteld de verkrijging bij – onder meer – interne reorganisatie. In artikel 5b, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (hierna: Uitvoeringsbesluit) is bepaald dat de in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, bedoelde vrijstelling wegens interne reorganisatie van toepassing is indien een tot het concern behorende vennootschap onroerende zaken overdraagt aan een andere vennootschap van dat concern. Het begrip concern is in het tweede lid van artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit omschreven als een vennootschap waarvan niet alle of nagenoeg alle aandelen onmiddellijk of middellijk in het bezit zijn van een andere vennootschap, tezamen met alle andere vennootschappen waarin zij onmiddellijk of middellijk alle of nagenoeg alle aandelen bezit. Op grond van het vijfde lid van dit artikel kan een stichting niet als vennootschap worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat [H] en [G] geen onderdeel van een concern kunnen zijn en ook niet als top van een concern kunnen fungeren. Gelet hierop is de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, WBR niet van toepassing op de verkrijging van eiseres. Eiseres stelt dat op grond van het Besluit van 26 juni 2007, CPP2007/265M (hierna: het Besluit) deze vrijstelling van overeenkomstige toepassing is op eiseres. In dit besluit heeft de staatssecretaris van Financiën op grond van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) goedgekeurd dat de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de WBR, onder voorwaarden overeenkomstig kan worden toegepast in het geval een stichting of vereniging onmiddellijk of middellijk alle of nagenoeg alle aandelen bezit in een aantal naamloze of besloten vennootschappen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen beroep kan doen op het Besluit. [H] bezit weliswaar alle aandelen van eiseres, maar niet (middellijk) de aandelen in Vastgoed BV. Deze worden immers gehouden door [G]. Waar het Besluit spreekt over overdrachten binnen één concern met aan de top een stichting, is hier sprake van een overdracht tussen twee concerns met aan de top een stichting. In dat geval is de goedkeuring zoals opgenomen in het Besluit niet van toepassing. De stelling van eiseres dat de verkrijging door eiseres is vrijgesteld omdat [H] en [G] voor de heffing van overdrachtsbelasting kunnen worden vereenzelvigd en dat [H] materieel het gehele belang in de overdrager en de verkrijger heeft kan de rechtbank niet volgen. Hiervoor zijn geen aanknopingspunten in de WBR of de jurisprudentie te vinden. Ook de stelling van eiseres dat het Besluit ruim dient te worden opgevat kan de rechtbank niet volgen. In het Besluit is begunstigend beleid opgenomen waardoor dit besluit naar zijn aard beperkt moet worden uitgelegd. Ook het beroep van eiseres op het Besluit van 27 december 1988, nr IB88/1084, punt 4b kan niet slagen. Voor een beroep op dit onderdeel van het besluit is vereist dat sprake is van in het algemeen belang werkzame instellingen, waarbij de ene instelling een deel van haar taak onderbrengt bij een andere instelling en de daarbij behorende activa en passiva overdraagt aan die andere instelling. Tevens geldt als voorwaarde dat commerciële factoren geen rol mogen spelen. Van dit laatste is, gelet op de brief van eiseres van 16 april 2007, in het onderhavige geval juist wel sprake. Tevens is alleen een onroerende zaak overgedragen en bestaan de bezittingen van zowel Vastgoed BV als eiseres (voornamelijk) uit onroerende zaken. Van in het algemeen belang werkzame instellingen en van een onderbrengen van een deel van de taken als bedoeld in voornoemd besluit is dus geen sprake. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. I. Linssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De griffier, De voorzitter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.