Jurisprudentie
BI9835
Datum uitspraak2009-05-20
Datum gepubliceerd2009-06-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers280773/ HA ZA 07-768
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers280773/ HA ZA 07-768
Statusgepubliceerd
Indicatie
Oprichter NV vordert zonder succes afgifte/teruggave van toonderaandelen, uitgegeven aan enig medeaandeelhouder. Eventuele gebreken aandeelhoudersovereenkomst raken ter uitvoering daarvan genomen uitgiftebesluit niet. Aantasting uitgiftebesluit geeft medeaandeelhouder geen aanspraak op afgifte aandelen. Eiswijziging t.a.v. hoedanigheid procespartij niet toelaatbaar. Geen analoge toepassing geschillenregeling bij NV met toonderaandelen in handen van beperkte kring.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 280773/ HA ZA 07-768
Uitspraak: 20 mei 2009
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Poeldijk, gemeente Westland,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 16 maart 2007 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in reconventie;
- rolbeschikking van 23 januari 2008 waarbij pleidooi is toegestaan en het verzoek persoonlijke verschijning van partijen bij die gelegenheid te gelasten is afgewezen.
1.2 [eiser] heeft zijn standpunten bij gelegenheid van het pleidooi op 6 oktober 2008 doen toelichten door zijn advocaat mr. M. Zee, die daarbij nadere producties en pleitaantekeningen heeft overgelegd. [gedaagde] heeft bij die gelegenheid zijn standpunt nader doen toelichten door zijn advocaat mr. C.F.W.A. Hamm die eveneens pleitaantekeningen heeft overgelegd.
Op verzoek van partijen is de zaak enige tijd aangehouden. Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiser] geeft leiding aan een onderneming die zich onder meer toelegt op de productie van kokosplantstokken.
2.2 [gedaagde] oefent onder meer een praktijk uit als juridisch adviseur.
2.3 Een schriftelijke overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde], gedateerd 29 mei 2003, houdt onder meer in:
“(…) In voorbereiding is de oprichting door [eiser] van een naamloze vennootschap naar Nederlands recht, te noemen “COMOS INTERNATIONAL N.V. (…) (hierna ook te noemen: de vennootschap).
In de maand juni 2002 heeft [eiser] met [gedaagde] een mondelinge overeenkomst gesloten om gezamenlijk in het kapitaal van de vennootschap deel te nemen (…).
(…) Voorts komen partijen overeen dat zo spoedig mogelijk na haar oprichting doch niet later dan twee jaar nadien, de vennootschap aandelen aan toonder zal emitteren (…) voor de uitbreiding van het kapitaal met (…) € 40.000,--. (…) De verkrijgingsprijs van die aandelen zal gelijk zijn aan de nominale waarde van de desbetreffende toonderstukken. Partijen verklaren en verbinden zich jegens elkaar dat zij na die emissie in het kapitaal van de vennootschap in de verhouding ([eiser]) 45 tot ([gedaagde]) 40 zullen participeren. (…)”.
2.4 Op 8 april 2004 heeft [eiser] de naamloze vennootschap Comos International N.V. opgericht, hierna te noemen: Comos NV. Bij gelegenheid van de oprichting zijn 45 aandelen elk nominaal groot € 1.000,-- en genummerd 1 tot en met 45 bij [eiser] geplaatst.
2.5 De statuten van Comos NV bepalen in artikel 3 lid 2 dat de aandelen in haar kapitaal aan toonder of op naam luiden.
2.6 Comos NV heeft thans zeggenschap over de rechtspersonen waarbinnen de door [eiser] geleide onderneming wordt uitgeoefend.
2.7 In juli 2005 bleek het huwelijk van [eiser] duurzaam ontwricht; ter zake is in Zuid-Afrika in augustus 2005 een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt. Inmiddels is daarin de echtscheiding uitgesproken.
2.8 Op 28 oktober 2005 heeft Comos NV bij notariële akte ter uitvoering van het daarbij nader omschreven besluit van haar algemene vergadering van aandeelhouders, gedateerd 7 juli 2005 (hierna: het uitgiftebesluit), 40 aandelen aan toonder genummerd 46 tot en met 85 tegen storting in contanten uitgegeven aan [gedaagde].
2.9 In het najaar van 2006 heeft [gedaagde] 11 van de 40 door hem gehouden toonder-aandelen in het kapitaal van Comos NV aan [eiser] overhandigd, te weten de aandelen genummerd 46 tot en met 56. Kester heeft ondertekening geweigerd van de schriftelijke overeenkomst die [gedaagde] hem bij die gelegenheid ook heeft overhandigd en waarin is opgenomen dat [gedaagde] die aandelen verkoopt aan [eiser].
2.10 Bij brief van 4 november 2006 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde], voor zover thans van belang, onder meer met een beroep op bedrog de nietigheid ingeroepen van de onder 2.3 bedoelde overeenkomst en van alle andere overeenkomsten waaraan [gedaagde] enige vorm van zeggenschap zou kunnen ontlenen over met [eiser] verbonden vennootschappen.
2.11 Bij brief van 20 december 2006 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] medegedeeld dat hij niet kan worden aangemerkt als aandeelhouder van Comos NV en dat [gedaagde] is geschorst als bestuurder van Comos NV, met sommatie alle relevante bescheiden, waaronder de toonderbewijzen van aandelen in Comos NV, in te leveren.
2.12 Bij brief van 22 februari 2007 heeft de raadsman van [eiser] onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6:267 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) meegedeeld dat de aan de uitgifte van de aandelen ten grondslag liggende koopovereenkomst
– voor zover vereist – wordt ontbonden op de grond dat [gedaagde] de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichting tot betaling van de koopprijs van € 40.000,-- ineens en integraal aan [eiser] te voldoen niet is nagekomen.
3 De vordering in conventie
De vordering luidt – enigszins verkort weergegeven – om bij vonnis, voor zover toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
1 primair voor recht te verklaren dat de overeenkomst als bedoeld onder 2.3 nietig is wegens het ontbreken van een oorzaak;
subsidiair te vernietigen de aan de uitgifte van aandelen in Comos NV ten grondslag liggende overeenkomst(en) wegens bedrog;
meer subsidiair te vernietigen de aan de uitgifte van aandelen in Comos NV ten grondslag liggende overeenkomst(en) wegens misbruik van omstandigheden;
uiterst subsidiair voor recht te verklaren dat de aan de uitgifte van aandelen in Comos NV ten grondslag liggende koopovereenkomst is ontbonden wegens de aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van diens daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen;
2 [gedaagde] te veroordelen tot afgifte aan [eiser] van de toonderbewijzen van de aandelen nrs. 57 tot en met 85 in het kapitaal van Comos NV, zulks op straffe van een dwangsom;
3 [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering naar de kern weergegeven de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
3.1 Aan de zakelijke overeenkomst van aandelenuitgifte, bedoeld onder 2.3, ligt geen oorzaak ten grondslag, omdat nooit beoogd is [gedaagde] daadwerkelijk aandeelhouder van Comos NV te maken, en zeker niet voor onbepaalde tijd. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] zonder deugdelijke titel aandelen heeft verkregen. Omdat die overeenkomst bij gebreke van een oorzaak nietig is, is [gedaagde] gehouden de aandelen terug te geven.
3.2 Subsidiair is de overeenkomst van aandelenuitgifte, bedoeld onder 2.3, nietig wegens bedrog. Het bedrog bestaat daarin dat [gedaagde] [eiser] tot een rechtshandeling om niet, te weten uitgifte van aandelen, heeft bewogen door een kunstgreep, te weten het verzwijgen van het door hem beoogde blijvende karakter van zijn deelneming in Comos NV. Deelname van [gedaagde] in Comos NV was niet meer dan een schijn-handeling, bedoeld om [eiser] bij zijn echtscheiding te beschermen tegen financiële aanspraken van zijn echtgenote.
3.3 Meer subsidiair geldt dat [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden waarin [eiser] mede als gevolg van zijn echtscheiding verkeerde. Voorts had [gedaagde] zich als juridisch adviseur die [eiser] bijstond in diens echtscheiding moeten onthouden van de rechtshandelingen zoals die besloten liggen in het onder 2.3 bedoelde contract en het uitgiftebesluit. Het bepaalde in artikel 3:43 BW is naar analogie van toepassing.
3.4 Uiterst subsidiair geldt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst die aan de uitgifte van aandelen ten grondslag ligt, doordat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling voor de aandelen, op grond waarvan die overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden.
3.5 Als gevolg van de vernietiging en/of ontbinding is [gedaagde] gehouden de (toonderbewijzen van de) aandelen terug te geven.
4 Het verweer in conventie
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
4.1 De participatie van [gedaagde] in Comos NV diende een reëel doel, te weten Comos NV een medebestuurder naast [eiser] te verschaffen na diens vertrek naar Zuid-Afrika. Van een schijnconstructie is dus geen sprake.
4.2 De onder 2.3 bedoelde overeenkomst is niet onder invloed van enig wilsgebrek tot stand gekomen en het bepaalde in artikel 3:43 BW mist toepassing omdat [gedaagde] niet optrad als advocaat en aandelen in Comos NV geen goederen waren waarover een geding aanhangig was.
4.3 [gedaagde] heeft op verzoek van [eiser] de nominale waarde van de aandelen contant voldaan. [gedaagde] is daarvoor bij de akte van uitgifte gekweten.
5 De vordering in reconventie
De vordering luidt – enigszins verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair [eiser] te veroordelen om van [gedaagde] zijn veertig aandelen à € 1.000,-- nominaal in Comos NV over te nemen tegen betaling aan [gedaagde] van de prijs die de rechtbank redelijk en billijk vindt, zo nodig vastgesteld of aangeraden door een door de rechtbank daartoe te benoemen deskundige;
subsidiair [eiser] te veroordelen tot teruggave van 11 toonderaandelen (genummerd 46 tot en met 56) aan [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom;
primair en subsidiair [eiser] te verbieden tot het uitoefenen van de rechten verbonden aan de 11 toonderaandelen (genummerd 46 tot en met 56) gedurende de periode waarin [gedaagde] de betreffende aandelen feitelijk niet in zijn bezit heeft en de verschuldigde koopsom niet door [eiser] is voldaan,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, die van de te benoemen deskundigen daaronder begrepen.
Aan deze vordering heeft [gedaagde], onder verwijzing naar hetgeen in conventie is aangevoerd, de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
5.1 Omdat er sprake is van een onherstelbare breuk tussen partijen kan van [gedaagde] niet langer verwacht worden dat hij aandeelhouder van Comos NV blijft.
5.2 Op grond van artikel 2:343 BW kan een aandeelhouder in dergelijke omstandigheden overname van zijn aandelen door de overige aandeelhouders afdwingen. Hoewel deze bepaling niet rechtstreeks kan worden toegepast omdat Comos NV toonderaandelen kent, is in deze zaak sprake van een naamloze vennootschap waarvan de aandeelhouders een besloten kring vormen. [eiser] is immers de enige houder van aandelen op naam en [gedaagde] is de enige houder van toonderaandelen. Slechts in geschil is de prijs die [gedaagde] dient te ontvangen voor zijn aandelen en het aantal aandelen dat daarbij aan de orde is.
5.3 Op deze voet dient [eiser] te worden veroordeeld tot overname van de aandelen van [gedaagde] tegen een redelijke prijs die zonodig door deskundigen kan worden bepaald. In ieder geval is de vordering toewijsbaar op grond van de redelijkheid en billijkheid die aandeelhouders jegens elkaar in acht dienen te nemen.
5.4 Daarbij geldt als uitgangspunt dat [gedaagde] nog steeds eigenaar is van alle 40 toonderaandelen die aan hem zijn uitgegeven. Ook de 11 aan [eiser] overhandigde aandelen, als bedoeld onder 2.9, behoren [gedaagde] nog steeds toe. De titel die aan die overdracht ten grondslag lag – overdracht aan de leden van het managementteam Fresco en Groenewegen die daartegenover hun aandelen in werkmaatschappijen in Comos NV zouden inbrengen – is vervallen, dan wel niet tot stand gekomen.
5.5 Deze rechtbank is op de voet van het bepaalde in artikel 136 jo. artikel 138 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van deze vordering kennis te nemen, gelet op het nauwe verband tussen conventie en reconventie.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. [eiser] heeft daartoe, onder verwijzing naar zijn stellingen in conventie, verkort weergegeven het volgende aangevoerd.
6.1 Omdat [gedaagde], gelet op hetgeen in conventie is aangevoerd, niet kan worden aangemerkt als ‘aandeelhouder’ van Comos NV, kan hij niet in zijn vordering in reconventie worden ontvangen. Voorts is er op die grond geen plaats voor – analoge – toepassing van artikel 2:343 BW, nu de partij die zich op die bepaling wil beroepen de hoedanigheid van aandeelhouder dient te hebben.
6.2 Er is geen reden om af te wijken van het bepaalde in artikel 2:335 BW; het waren immers de adviezen van [gedaagde] die ertoe hebben geleid dat Comos NV geen besloten karakter heeft.
6.3 Bij gebreke van belang als bedoeld in artikel 3:303 BW kan [gedaagde] als ‘vertrekker’ niet worden ontvangen in zijn vordering tot het geven van een verbod op het uitoefenen van aan de aandelen verbonden rechten.
6.4 De primaire vordering zou krachtens het bepaalde in artikel 66 van de wet op de rechterlijke organisatie de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam dienen te worden verwezen indien de vordering van [gedaagde] zou moeten worden aangemerkt als een zaak als bedoeld in boek 2 BW; splitsing van conventie en reconventie is dan aangewezen.
7 De beoordeling
in conventie
7.1 Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] met de onder 2.8 bedoelde akte, die, zoals daarin is vermeld, is verleden ter uitvoering van het uitgiftebesluit, op 28 oktober 2005 houder werd van 40 toonderaandelen in het kapitaal van Comos NV. Omtrent een mogelijke nietigheid van die uitgifte is niets gesteld of gebleken. Voorts is gesteld noch gebleken dat een vordering tot vernietiging van dat besluit op de voet van het bepaalde in artikel 2:15 BW is ingesteld. Van de rechtsgeldigheid van de uitgifte van de 40 toonderaandelen aan [gedaagde] moet daarom bij de verdere beoordeling dan ook worden uitgegaan.
7.2 [eiser] beoogt met dit geding de toonderaandelen in Comos NV die nog in het bezit van [gedaagde] zijn in handen te krijgen. Zijn daartoe strekkende vordering – het petitum sub 2 – doet hij, zo is bij gelegenheid van het pleidooi nader toegelicht, uitsluitend steunen op de stelling dat aan de onder 2.3 bedoelde overeenkomst fatale gebreken kleven. De conclusie die [eiser] daaraan verbindt, is dat dit meebrengt dat [gedaagde] die toonderaandelen aan hem dient af te geven.
7.3 De rechtbank volgt [eiser] niet in deze gedachtegang. Ook indien de onder 2.3 bedoelde overeenkomst, waarbij [eiser] zich jegens [gedaagde] verplichtte tot het nemen van een (aandeelhouders)besluit tot uitgifte van de toonderaandelen aan [gedaagde], nietig of vernietigbaar is, brengt dat niet mee dat [gedaagde] als gevolg daarvan gehouden is de door Comos NV aan hem uitgegeven aandelen aan [eiser] af te geven.
7.4 Immers, aangenomen moet worden dat een contractuele gebondenheid om op zekere wijze gebruik te maken van het stemrecht dat verbonden is aan de aandelen in een vennootschap, dat stemrecht zelf – en daarmee ook het besluit dat door uitoefening van dat stemrecht is genomen – in vennootschapsrechtelijk opzicht onaangetast laat.
In dit geval komt dat er dus op neer dat de contractuele gebondenheid van [eiser] een emissie van toonderaandelen te effectueren, het aan [eiser] toekomende stemrecht op zijn aandelen in Comos NV en de gevolgen van uitoefening daarvan onaangetast laat. De keerzijde daarvan is, dat het door [eiser] als aandeelhouder van Comos NV genomen besluit tot aangifte van de toonderaandelen aan [gedaagde] niet wordt aangetast door een nietigheid of vernietiging van de daaraan voorafgaande overeenkomst zoals bedoeld onder 2.3, die [eiser] onder meer verplichtte tot het nemen van een besluit tot uitgifte van toonderaandelen aan [gedaagde].
7.5 Daar komt bij dat nietigheid of vernietiging van het uitgiftebesluit – indien dat besluit wel in enig opzicht zou delen in de nietigheid of vernietigbaarheid van de onder 2.3 bedoelde overeenkomst – slechts tot gevolg zou hebben dat het uitgiftebesluit geacht wordt niet te zijn genomen. [eiser] heeft niet onderbouwd waarom dat zou meebrengen dat hij als privé persoon in dat geval jegens [gedaagde] recht zou kunnen doen gelden op de aandelen waarop dat besluit betrekking had.
7.6 De onder 2.3 bedoelde overeenkomst kan, anders dan [eiser] lijkt te menen, niet gelijk gesteld worden aan een ‘titel’ in de zin van het bepaalde in artikel 3:84 BW, die ten grondslag ligt aan een ‘levering’ van de aandelen. De toonderaandelen zijn immers niet door [eiser] geleverd aan [gedaagde]; deze aandelen zijn door Comos NV aan hem uitgegeven. Derhalve zou aantasting van de onder 2.3 bedoelde overeenkomst niet meebrengen dat de toonderaandelen alsnog aan [eiser] toekomen. Ook overigens heeft [eiser] in dit geding niet gesteld, en in ieder geval niet onderbouwd, dat hij op een andere grond, bijvoorbeeld een contractuele aanspraak, jegens [gedaagde] recht heeft op ‘teruggave’ of afgifte van de toonderaandelen. Ter gelegenheid van het pleidooi is namens [eiser] desgevraagd zelfs nadrukkelijk meegedeeld dat hij in dit geding geen nakoming vordert van een afspraak op grond waarvan [gedaagde] gehouden zou zijn de aandelen, na een aandeelhouderschap voor een zekere tijd, aan [eiser] terug te geven.
7.7 De slotsom moet dan ook zijn dat voor toewijzing van de vordering tot afgifte aan [eiser] van de toonderbewijzen van de aandelen genummerd 57 tot en met 85 in het kapitaal van Comos NV (het onder 2 gevorderde) geen deugdelijke grond is aangevoerd. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
7.8 [eiser] heeft eerst ter gelegenheid van het pleidooi nog de mogelijkheid geopperd dat hij in zijn hoedanigheid van haar bestuurder de vordering mede namens Comos NV heeft ingediend, in welk geval wel van ‘teruggave’ van de toonderaandelen sprake zou kunnen zijn. Deze mogelijkheid is in een zodanig laat stadium van het geding aan de orde gesteld, dat [gedaagde] daar niet meer deugdelijk op heeft kunnen reageren. Een dergelijke koerswijziging zou dan ook in strijd met de goede procesorde zijn, nog daargelaten dat een eiswijziging die tot gevolg zou hebben dat een materiële procespartij als eiser tot het geding zou toetreden niet toelaatbaar is. Aan de vraag of Comos NV recht zou kunnen doen gelden op afgifte toonderaandelen behoort daarom thans in dit geding te worden voorbijgegaan.
7.9 Aan het onder 1 gevorderde komt geen zelfstandige betekenis toe, nu dat onderdeel op gronden als hiervoor overwogen niet kan leiden tot de door [eiser] met dit geding nagestreefde afgifte van de toonderaandelen die nog in handen van [gedaagde] zijn, zodat [eiser] bij de gevorderde verklaringen voor recht en vernietiging geen belang heeft. Alleen al om die reden moet het onder 1 gevorderde worden afgewezen.
7.10 [eiser] zal, nu zijn vordering in alle onderdelen zal worden afgewezen, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
in reconventie
7.11 De primaire vordering strekt tot (analoge) toepassing van de geschillenregeling zoals deze is opgenomen in artikel 2:343 BW en verder, waarmee [gedaagde] zijn uittreding als aandeelhouder van Comos NV beoogt af te dwingen in die zin, dat [eiser] zijn toonderaandelen in Comos NV dient over te nemen.
7.12 Op de voet van het bepaalde in artikel 2:336 lid 3 BW, dat op grond van 2:343 lid 1 BW ook op een dergelijke vordering van toepassing is, is in eerste aanleg de rechtbank bevoegd van een vordering tot uittreding kennis te nemen. Voor het geval de primaire vordering inderdaad kan worden aangemerkt als een vordering als bedoeld in artikel 2:343 BW, is daarom de rechtbank bevoegd en niet, zoals door [eiser] gememoreerd, de Ondernemingskamer. Anders dan [eiser] meent, biedt artikel 66 van de wet op de rechterlijke organisatie geen grondslag voor een ander oordeel. Die bepaling schept immers geen bevoegdheid, maar draagt slechts het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam op een Ondernemingskamer in te stellen. Tussen partijen is de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank niet in geschil. De rechtbank acht zich daarom bevoegd van dit onderdeel van de vordering in reconventie kennis te nemen.
7.13 Op de voet van het bepaalde in artikel 2:335 BW zijn de bepalingen van Boek 2, Titel 8, Afdeling 1 BW – waarvan artikel 2:343 BW deel uitmaakt – van toepassing op de besloten vennootschappen en op de naamloze vennootschap waarvan de statuten:
a. uitsluitend aandelen op naam kennen,
b. een blokkeringsregeling bevatten, en
c. niet toelaten dat met medewerking van de vennootschap certificaten aan toonder worden uitgegeven.
7.14 De statuten van Comos NV kennen echter niet alleen aandelen op naam, maar ook aandelen aan toonder. De uittredingsregeling van artikel 2:343 BW is daarom, zoals ook [gedaagde] zelf terecht heeft opgemerkt, in dit geval niet van toepassing.
7.15 Naar het oordeel van de rechtbank is in de eisen van redelijkheid en billijkheid geen grond te vinden voor een analoge toepassing van die uittredingsregeling in het geval van [gedaagde]. Die regeling strekt er immers toe een oplossing te bieden voor het geval waarin er, kort gezegd, sprake is van ernstig verstoorde verhoudingen tussen aandeelhouders waarbij de mogelijkheden van uiteengaan worden belemmerd of beperkt doordat aandelen niet vrij overdraagbaar zijn. Voor de aan [gedaagde] uitgegeven toonderaandelen geldt echter dat er geen wettelijke of statutaire beperkingen van toepassing zijn, die in de weg zouden kunnen staan aan overdracht van die aandelen aan welke willekeurige derde dan ook. De primaire vordering wordt daarom afgewezen.
7.16 Bij de beoordeling van de subsidiaire vordering heeft als uitgangspunt te gelden wat in conventie over de toekenning van 40 toonderaandelen in het kapitaal van Comos NV aan [gedaagde] is overwogen. Het verweer van [eiser] in reconventie dat [gedaagde] niet als ‘aandeelhouder’ kan worden aangemerkt, stuit daarop af.
7.17 Tegen de subsidiaire vordering tot afgifte van de 11 toonderaandelen (genummerd 46 tot en met 56) aan [gedaagde] is overigens geen verweer gevoerd. Bij die stand van zaken zal de vordering, nu daarvoor voldoende gronden zijn aangevoerd die de vordering kunnen dragen, worden toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen en daaraan een maximum te verbinden op de wijze als hierna vermeld.
7.18 Wat betreft de vordering tot het opleggen van een verbod aan [eiser] tot het uitoefenen van de aan de thans in zijn macht zijnde toonderaandelen heeft [eiser] uitsluitend, bij conclusie van antwoord in reconventie, het verweer gevoerd dat [gedaagde] als ‘vertrekker’ bij een dergelijk verbod geen belang heeft. [gedaagde] heeft nader aangevoerd dat hij als eigenaar van die aandelen er belang bij heeft dat [eiser] niet met voorbijgaan aan [gedaagde] de aan die aandelen verbonden rechten kan uitoefenen. [eiser] heeft zijn verweer op dit punt daarop niet nader geadstrueerd. Bij gebreke daarvan wordt dit verweer verworpen.
7.19 Het gevorderde verbod zal dan ook worden gegeven, met dien verstande dat dit niet mede gerelateerd zal worden aan ontvangst van enige koopsom, nu het desbetreffende deel van het petitum kennelijk zo begrepen moet worden dat dit alleen betrekking heeft op het geval de primair vordering tot uittreding zou zijn toegewezen.
7.20 [eiser] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van het geding in reconventie aan de zijde van [gedaagde] te dragen.
8 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 251,-- aan vast recht en op € 1.808,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
veroordeelt [eiser] tot teruggave van 11 (elf) toonderaandelen (genummerd 46 tot en met 56) aan [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of dagdeel dat [eiser] na de betekening van dit vonnis in gebreke blijft met teruggave van een of meer van die aandelen, zulks tot een maximum van € 200.000,--;
verbiedt [eiser] de rechten uit te oefenen die zijn verbonden aan de toonderaandelen 46 tot en met 56 in het kapitaal van Comos NV zolang [gedaagde] deze feitelijk niet in zijn bezit heeft;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 904,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs . A.J.P van Essen, M. Verkerk en J.A. Tiesing.
Uitgesproken in het openbaar.
196/544/1541