Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9787

Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580659-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van voorbereiding van uitvoer van 959,6 gram amfetamine. Veroordeling tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank acht bewezen dat verdachte en zijn mededader(s) met Hongaarse personen de uitvoer en/of verkoop van amfetamine en het met een vliegtuig naar Nederland laten komen van een koerier hebben afgesproken. Zij hebben een vliegticket gereserveerd voor die koerier voor een vlucht naar Duitsland en hebben afgesproken dat zij die koerier van het vliegveld ophalen. Zij hebben vervolgens die koerier van het vliegveld in Dortmund opgehaald en naar Nederland vervoerd. Zij hebben verder een hoeveelheid amfetamine ingekocht en voorhanden gehad en onderzocht met welke bus die koerier terug zou rijden naar Hongarije. Zij hebben uiteindelijk besloten de amfetamine niet aan de koerier mee te geven. Verdachte heeft eraan bijgedragen dat de verslaving van anderen, ook buiten Nederland, in stand wordt gehouden en zo de gezondheid van die anderen in gevaar gebracht. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte na zijn vrijlating niet direct terugkeert naar Hongarije, zodat als waarschuwing een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Verdachte heeft geen kleinere rol gespeeld dan de rol van de medeverdachte. In beide gevallen is het feitencomplex hetzelfde en is de bewezenverklaring nagenoeg identiek aan elkaar.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580659-08 Uitspraak d.d.: Tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [plaats] (Hongarije) op [1989], thans verblijvende in het huis van bewaring Doetinchem, Hogenslagweg 8 Doetinchem, raadsman: mr. L.Th.B. Grob, advocaat te Doetinchem. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2009. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 november 2008 tot en met 11 december 2008 te Lochem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 959,6 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk - (telefonisch) afspraken en/of contacten gemaakt en/of onderhouden met (een)(Hongaarse) perso(o)n(en) over de uitvoer en/of verkoop van amfetamine en/of - (telefonisch) afspraken en/of contacten gemaakt en/of onderhouden met (een) (Hongaarse) perso(o)n(en) over het naar Nederland en/of Duitsland laten komen van een koerier ([naam koerier]) met een vliegtuig en/of - (een) vliegticket(s) gereserveerd voor een koerier (die [naam koerier]) voor een vlucht naar Nederland en/of Duitsland en/of - (telefonisch) afspraken gemaakt dat verdachte en/of zijn mededader(s) die koerier (die [naam koerier]) zou(den) ophalen van het vliegveld en/of (vervolgens) die koerier (die [naam koerier]) van het vliegveld in Dortmund opgehaald en/of naar Nederland vervoerd en/of - een hoeveelheid amfetamine ingekocht en/of voorhanden gehad en/of - onderzoek gedaan met welke bus die koerier (die [naam koerier]) terug zouden rijden naar Hongarije, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 2 ahf/ond A OW juncto 45 Wetboek van Strafrecht art 2 ahf/ond A Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 10 lid 5 Opiumwet ALTHANS, dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 november 2008 tot en met 11 december 2008 te Lochem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 959,6 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - heeft getracht (een) ander(en) te bewegen dat feit te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en /of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en/of - heeft getracht zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s): - (telefonisch) afspraken en/of contacten gemaakt en/of onderhouden met (een)(Hongaarse) perso(o)n(en) over de uitvoer en/of verkoop van amfetamine en/of - (telefonisch) afspraken en/of contacten gemaakt en/of onderhouden met (een) (Hongaarse) perso(o)n(en) over het naar Nederland en/of Duitsland laten komen van een koerier ([naam koerier]) met een vliegtuig en/of - (een) vliegticket(s) gereserveerd voor een koerier (die [naam koerier]) voor een vlucht naar Nederland en/of Duitsland en/of - (telefonisch) afspraken gemaakt dat verdachte en/of zijn mededader(s) die koerier (die [naam koerier]) zou(den) ophalen van het vliegveld en/of (vervolgens) die koerier (die [naam koerier]) van het vliegveld in Dortmund opgehaald en/of naar Nederland vervoerd en/of - een hoeveelheid amfetamine ingekocht en/of voorhanden gehad en/of - onderzoek gedaan met welke bus die koerier (die [naam koerier]) terug zouden rijden naar Hongarije; art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 10 lid 4 Opiumwet art 10 lid 5 Opiumwet 2. hij op of omstreeks 12 december 2008 te Lochem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 959,6 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 10 lid 3 Opiumwet Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen ten aanzien van het bewijs Inleiding Op 28 november 2008 ontvangt de Dienst Internationale Politie Informatie van het Korps Landelijke Politiediensten - door tussenkomst van de bij Europol aangemelde Hongaarse desk - informatie van de opsporingsautoriteiten in Hongarije. In die informatie wordt de aandacht gevestigd op [naam A] (hierna: [naam A]) en verdachte, die voornemens zouden zijn een aantal kilo’s amfetamine vanuit Nederland naar Hongarije te brengen. [naam A], zijn vriendin [naam B], [naam C] en verdachte verblijven in een vakantiewoning op camping [naam en adres te plaats] Op 12 december 2008 heeft in en bij die vakantiewoning een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij een plastic zak is aangetroffen met daarin een wit poeder, vermoedelijk amfetamine. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut heeft uitgewezen dat het inderdaad amfetamine, zoals vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, betrof. [naam A] heeft op 27 maart 2009 tegenover de politie verklaard over de inkoop van 1 kilo speed en over de rol die hij en verdachte daarbij hebben gespeeld. Naar aanleiding hiervan is verdachte op 9 april 2009 aangehouden op verdenking van het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en het aanwezig hebben van amfetamine. Standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen van drugs onvoldoende bewijs is. Volgens de officier van justitie verkeerden de handelingen daarvoor nog teveel in de voorbereidingsfase. De drugskoerier [naam koerier] is weliswaar naar Nederland gekomen om de amfetamine mee naar Hongarije te nemen, maar verdachte en [naam A] hebben de amfetamine niet aan [naam koerier] meegegeven. Zij hebben hun beslissing om daarvan af te zien genomen toen zij daartoe redelijkerwijs nog de keuze hadden. Hieraan staat niet in de weg, dat zij vermoedden dat de politie hen in de gaten hield. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe baseert zij zich op de volgende bewijsmiddelen: - zes sms-berichten, ontvangen door de telefoon van [naam A], waaruit blijkt dat verdachte en [naam A] over 1 kilo Girosz hebben gesproken. - verklaringen van verdachte en [naam A], waaruit blijkt dat 1 kilo Girosz staat voor 1 kilo speed. - een uitgaand telefoongesprek van de telefoon van [naam A], waarin gesproken is over een mogelijke koper, de bewaarplaats van 1 kilo Girosz, het voornemen om die Girosz naar huis te sturen en het gevaar dat zij in de gaten worden gehouden. Een tolk heeft de stem van [naam A] herkend. - meerdere telefoongesprekken, waaruit blijkt van de verkoop en uitvoer van de amfetamine via een drugskoerier. [naam A] heeft verklaard dat die gesprekken met zijn telefoon zijn gevoerd. - verklaringen van [naam A] en verdachte tegenover de politie en een verklaring van [naam A] bij de rechter-commissaris, waaruit blijkt van de koop van amfetamine, de door hen voorgenomen uitvoer daarvan naar Hongarije, hun contacten met Hongarije over het naar Nederland laten komen van een drugskoerier en hun beslissing om de amfetamine niet meer aan die koerier mee te geven. De verklaringen van [naam A] zoals afgelegd tijdens de behandeling van diens strafzaak en daarna bij de politie geven de officier van justitie aanleiding vast te houden aan de bekennende verklaring van verdachte tegenover de politie ondanks de ontkennende verklaring ter zitting. De officier van justitie acht verder wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij baseert zij zich op het proces-verbaal van de doorzoeking, het NFI-rapport, de verklaringen van verdachte en [naam A] en, ter ondersteuning, de sms-berichten en telefoongesprekken over de amfetamine in de tuin van voornoemde vakantiewoning. Standpunt van de verdediging Door en namens verdachte is het standpunt ingenomen dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er is geen bewijs dat verdachte de bedoeling had om de amfetamine buiten het grondgebied van Nederland te brengen en dat hij de amfetamine in bezit of voorhanden heeft gehad. Uit de telefoongesprekken en sms-berichten blijkt niet dat verdachte een rol heeft gespeeld in de (voorbereidings)handelingen, die in de telastelegging vermeld staan. Dat geldt wel voor [naam A], die in de telefoongesprekken telkens in de ik-persoon heeft gesproken. Verdachte heeft geen telefoongesprekken gevoerd met Hongaren over de uitvoer en/of verkoop van amfetamine. De verklaring van [naam A] hierover kan niet als bewijs dienen. [naam A] heeft die verklaring namelijk pas na zijn eigen terechtzitting afgelegd. Hij heeft die verklaring ook afgelegd doordat hij teleurgesteld was in en boos was op verdachte, omdat deze niet voor hem en zijn vriendin heeft gezorgd toen [naam A] in voorarrest zat. Verdachte heeft geld dat voor de aankoop van de drugs is gebruikt aan [naam A] geleend. Hij heeft [naam A] naar het adres in Apeldoorn gereden en hij is naar het vliegveld in Dortmund gereden om [naam koerier] op te halen omdat [naam A] geen rijbewijs had. Hij wist niet dat dit in verband met de amfetamine was. De rol van verdachte is dermate gering, dat hij niet als mededader kan worden beschouwd. [naam A] heeft de amfetamine zelf gekocht en bewaard. Als [naam A] tijdens het telefoongesprek van 11 december 2008 beschrijft hoe hij de amfetamine bewaart, komt de naam van verdachte niet ter sprake. Beoordeling door de rechtbank1 ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit Uit de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en de in het dossier voor handen zijnde stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot uitvoer van de amfetamine. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen. Verdachte behoort daarvan daarom te worden vrijgesproken. ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit 1. [naam], Liaison Toll- und Criminalambt te Den Haag, heeft op 5 december 2008 aan de politie meegedeeld2 dat uit de vluchtlijsten van vliegveld Dortmund is gebleken dat [naam koerier] op 4 december 2008 om ongeveer 12.00 uur met Easy Yet vanuit Budapest in Dortmund is aangekomen. 2. Tijdens de doorzoeking op 12 december 2008 in en bij voornoemde vakantiewoning op camping [naam] is met behulp van een drugshond aan de achterzijde van de woning in de coniferenhaag een grijze plastic zak gevonden. In die zak zat een doorzichtige plastic gripzak met daarin een hoeveelheid wit poeder.3 3. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft dat witte poeder onderzocht en geconcludeerd dat die amfetamine, zoals vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, bevat.4 4. Op de bij [naam A] in gebruik zijnde Nokia telefoon, type 6230i met simkaart met telefoonnummer [nummer] en de (los in die telefoon aangetroffen) simkaart met ID [nummer] zijn in- en uitgaande sms-berichten gevonden. Een aantal van die sms-berichten is als volgt vertaald5: - uitgaand op 5 december 2008 om 17.10 uur – “(…) Morgenavond zal ik op de vaste lijn jou omstreeks 7 a 8 uur bellen, wees maar daar in de buurt. Ik heb een kilo “girosz”. Ik zou graag een koper voor hebben (…)” - inkomend op 5 december 2008 om 19.22 uur – “(…) ik zal morgen natrekken over de ‘spuri’, schrijf naast de hoeveelheid ook een prijs.” - inkomend op 5 december 2008 om 21.38 uur – “(…) ik zal morgen natrekken over de ‘spuri’, schrijf naast de hoeveelheid ook een prijs.” - uitgaand op 5 december 2008 om 21.44 uur – “Het hangt er vanaf. Zouden jullie het hier ophalen? Zou het in crediet willen? (betaling achteraf, tolk) Omdat als het naar huis gebracht zou moeten worden, dat is ook niet…., het is link. (…)” - inkomend op 5 december 2008 om 21.56 uur – “Morgen kan ik niet precies zeggen. Er is wel partner voor de attractie, maar ik wil jou niet te voren blij maken! Wat belangrijk is, dat het goed is (of gaat, tolk) De partner is een Turk en er zou gevaar zijn…” 5. Op 11 december 2008 om 20.04 uur is met voornoemde telefoon door [naam A] een uitgaand gesprek gevoerd met een onbekende man. Een deel van het woordelijk uitgewerkte gesprek luidt als volgt6: (…) [naam A]: dat is het, dat het al lang hier is. Het is al langzamerhand drie weken hier. N (onbekende man): daar in de koelkast? [naam A]: zo lang is het buiten in de tuin in de struik. (…) [naam A]: ik zeg het, het is in een plastic zak en het is buiten in de tuin. (…) N: hoe kwam bij jou een kilo spuri? [naam A]: Ik heb het gekocht.” 6. [naam A] heeft op 27 maart 2009 tegenover de politie het volgende verklaard.7 Verdachte heeft aan hem verteld dat hij iemand kende die verdovende middelen kon leveren. Het was verdachtes idee om verdovende middelen te kopen. Verdachte kon 1 kilo speed kopen voor € 1.250,00.8 Verdachte kende iemand die de drugs in Hongarije kon afnemen. Later trok die kennis zich terug.9 Verdachte is met de bedrijfsauto alleen naar Apeldoorn gereden om de drugs op te halen. Hij en verdachte hebben ieder € 625,00 betaald.10 Verdachte is zaterdagavond naar Apeldoorn gegaan om die kilo speed te kopen. Zij waren toen op visite bij andere Hongaren. Nadat verdachte terug kwam, zijn ze naar Lochem gereden en heeft verdachte hem de drugs laten zien. Het was verpakt in een zak. Ze hebben samen besloten de zak met drugs te verstoppen in de tuin van de vakantiewoning.11 Verdachte heeft op een ochtend tegen hem gezegd dat de drugs door [naam koerier] naar Hongarije gebracht zou worden. Hij en verdachte zouden de winst samen verdelen. Zij zouden [naam koerier] € 800,00 geven voor het vervoer. Het vliegticket van [naam koerier] zou betaald worden door de koper van de drugs. Hij ([naam A]) en verdachte hebben [naam koerier] in Dortmund opgehaald. 12 Omdat hij en verdachte werden gewaarschuwd door hun baas dat de politie hen in de gaten hield, is [naam koerier] zonder de drugs terug naar Hongarije gegaan. De drugs lag toen al twee weken in hun tuin en twee dagen in hun koelkast. Alleen hij en verdachte wisten dat die drugs daar lag en in hun bezit was. [naam koerier] heeft zelf voorgesteld om met de bus terug te gaan. Girosz en spuri betekenen in Hongarije speed.13 7. [naam A] heeft op 4 juni 2009 bij de rechter-commissaris verklaard14 dat hij en verdachte tezamen contact hebben gehad met de man in Hongarije over de speed. Hij en verdachte hebben allebei telefoongesprekken gevoerd met mensen in Hongarije, met name met [naam koerier]. Dodi zou de amfetamine in Hongarije kopen. Hij zou ook organiseren dat [naam koerier] de drugs in Nederland kwam ophalen. Dodi heeft geregeld dat [naam koerier] met het vliegtuig naar Dortmund zou reizen. [naam koerier] heeft de terugreis met de bus zelf geregeld. 8. Tegen de achtergrond van deze bewijsmiddelen komt de rechtbank thans tot een beoordeling en waardering van de verklaringen van verdachte. 9. Verdachte heeft op 9 april 2009 tegenover de politie verklaard15 dat in de zak, die bij de doorzoeking is aangetroffen, speed zat. Hij weet dat omdat hij erbij was toen hij en [naam A] samen de speed hebben gekocht. Hij kende een man die harddrugs verkocht (hierna: de verkoper). [naam A] heeft € 1.300,00 aan die man betaald. Hij en [naam A] hebben beiden de helft bijgedragen. Zij kregen de speed in een doorzichtige zak met daarbij een op aluminiumfolie lijkende zak. Hij en [naam A] hebben de speed eerst in de woning van de verkoper geproefd en daarna gekocht. Hij wist dat het een verdovend middel was. Zij hebben 1 kilo speed gekocht.16 De speed is hem reeds in 2007 aangeboden. Hij is daar toen niet op ingegaan. In de zomer van 2008 heeft hij in Hongarije een man leren kennen, die speed van hen wilde kopen (hierna: de koper). Hij (verdachte) en [naam A] zouden de speed kopen, omdat zij de verkoper kenden. Als de speed in hun bezit was, zou de koper een koerier naar Nederland sturen om de speed van hen te kopen en mee naar Hongarije te nemen. De speed zou daar in kleine hoeveelheden verkocht worden. Zij zouden van de winst € 1.000,00 krijgen. De koper wilde 1 kilo speed kopen.17 De verkoper had tegen hen gezegd dat hij 1 kilo speed binnen een week zou kunnen verkopen. Hij (verdachte) en [naam A] hebben het geld daarvoor voorgeschoten. Zij hoefden geen andere dingen te regelen. De koper heeft alles geregeld. Nadat zij de kilo speed hebben gekocht, hebben ze de speed in de kofferbak van hun auto gedaan en zijn ze terug naar de barbecue gegaan.18 Alleen hij en [naam A] wisten dat de speed in de kofferbak lag. Zij hebben de speed twee weken in hun diepvries bewaard. Voordat de drugskoerier [naam koerier] naar Nederland kwam, heeft de speed twee dagen in de kelder gelegen. Zij hebben de speed niet aan [naam koerier] meegegeven, omdat zij gewaarschuwd waren dat de politie hen in de gaten hield en ze bang waren dat ze in de gevangenis zouden belanden. Vervolgens hebben ze de speed in hun tuin bewaard. 19 Girosz en spuri betekenen speed. De heen- en terugreis van [naam koerier] zijn door [naam koerier] en de koper bedacht. Hij (verdachte) en [naam A] wilden daarover niet geïnformeerd worden.20 10 Verdachte heeft op 21 april 2009 tegenover de politie het volgende verklaard.21 Hij en [naam A] kenden beiden de verkoper. Het was [naam A]’s idee om drugs te verhandelen.22 [naam A] kende de koper en heeft waarschijnlijk, toen hij in Hongarije op vakantie was, met hem gesproken over de verkoper. De koper heeft kennelijk aan [naam A] gevraagd om vanuit Nederland amfetamine te leveren. Na zijn vakantie heeft [naam A] hem (verdachte) benaderd om amfetamine te kopen en met winst aan de koper te verkopen. Volgens [naam A] zou de koper een koerier regelen, die de drugs bij hen zou ophalen. Hij en [naam A] hebben beide de koper benaderd met de vraag om amfetamine aan hen te leveren.23 Op een zaterdagavond is hij met [naam A] naar Apeldoorn gereden om met de koper af te spreken. In Apeldoorn zijn ze achter hem aangereden naar zijn woning.24 De koper was toen samen met zijn neef. Hij liep de woonkamer uit en kwam terug met een zak met amfetamine. Ze hadden van tevoren een hoeveelheid van 1 kilo amfetamine afgesproken.25 Ze zouden daarvoor € 1.250,00 of € 1.300,00 betalen. Hij had met [naam A] afgesproken dat hij € 500,00 zou betalen en dat [naam A] de rest zou lenen. Hij en [naam A] hebben van de amfetamine geproefd en [naam A] heeft de koper betaald. Het was de bedoeling dat [naam koerier] de kilo speed naar Hongarije zou vervoeren.26 11. Verdachte heeft ter zitting, in afwijking van voornoemde verklaringen, verklaard dat hij [naam A] alleen geholpen heeft om hem naar Dortmund te rijden. Hij heeft voor hem gebeld met [naam koerier] om te vragen wanneer hij naar Nederland zou komen. Hij wist alleen dat [naam koerier] naar Nederland kwam om bankzaken te regelen en om werk te zoeken. Hij heeft [naam A] ook met de auto naar Apeldoorn gebracht. Hij kwam er ter plaatse pas achter dat het om verdovende middelen ging. Hij heeft toen van de drugs geproefd, maar [naam A] heeft de drugs gekocht. Hij heeft tegen [naam A] gezegd dat de drugs niet in zijn auto mocht blijven. [naam A] vond echter dat hij ook recht op die auto had, omdat zij voor hetzelfde bedrijf werkten. Volgens hem waren de drugs een dag later verkocht. In de telefoongesprekken is door [naam A] altijd in de ik-persoon gesproken en er is niet over hem gesproken. Hij heeft vier dagen voor de transactie € 500,00 aan [naam A] geleend. Hij zou het geld binnen een week na de transactie terug krijgen. Hij zou niets van de opbrengst van de transactie krijgen. Hij heeft ook het vervoer naar Hongarije niet georganiseerd. [naam A] heeft dat gedaan. Hij heeft van [naam A] gehoord wie de koper is. 12. De rechtbank stelt vast dat [naam A] bij de rechter-commissaris belastend over verdachte en zijn betrokkenheid bij de voorbereiding van de uitvoer van de amfetamine heeft verklaard en dat verdachte zowel op 9 april als op 21 april 2009 tegenover de politie een bekentenis over zijn betrokkenheid heeft afgelegd. De bekennende verklaringen van verdachte stemmen dusdanig overeen met de belastende verklaringen van [naam A], dat de rechtbank aan die eerdere verklaringen van verdachte aanmerkelijk meer geloof hecht dan aan de verklaringen die door verdachte ter zitting zijn afgelegd. 13. Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte, de belastende verklaringen van [naam A], de sms-berichten, het gevoerde telefoongesprek en het proces-verbaal van bevindingen, in onderling verband en in samenhang beschouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte dermate nauw heeft samengewerkt aan de voorbereiding van de uitvoer van de amfetamine dat van medeplegen daarvan kan worden gesproken. ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit 1. Tijdens de doorzoeking op 12 december 2008 in en bij voornoemde vakantiewoning op camping [naam] is met behulp van een drugshond aan de achterzijde van de woning in de coniferenhaag een grijze plasticzak gevonden. In die zak zat een doorzichtige plastic gripzak met daarin een hoeveelheid wit poeder.27 2. Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) heeft dat witte poeder onderzocht en geconcludeerd dat die amfetamine, zoals vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, bevat.28 3. Tegen de achtergrond van deze bewijsmiddelen komt de rechtbank thans tot een beoordeling en waardering van de verklaringen van verdachte. 4. Zoals hiervoor vermeld, heeft verdachte op 9 april en 21 april 2009 tegenover de politie verklaard dat hij en [naam A] de speed kochten en dat hij de speed ook heeft geproefd. Alleen hij en [naam A] wisten ervan dat de speed daarna in de kofferbak van zijn auto lag. Vervolgens hebben zij de speed twee weken in hun diepvries, twee dagen in de kelder en daarna in hun tuin bewaard. Verdachte heeft, in afwijking hiervan, ter zitting verklaard dat hij weliswaar de speed heeft geproefd, maar dat [naam A] de speed heeft gekocht. Hij zou verder niet hebben gedeeld in de winst van de speed, als dat verkocht zou worden. Om dezelfde reden, zoals hiervoor ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van verdachte van 9 april en 21 april 2009 echter geloofwaardiger dan de door hem ter zitting afgelegde verklaringen. 5. Gelet op voornoemde bevinding tijdens de doorzoeking, de uitslag van het onderzoek van het NFI en de bekennende verklaringen van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte nauw heeft samengewerkt aan het aanwezig hebben gehad van de amfetamine. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 28 november 2008 tot en met 11 december 2008 te Lochem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 959,6 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - heeft getracht (een) ander(en) te bewegen dat feit te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en /of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en/of - heeft getracht zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s): - (telefonisch) afspraken en/of contacten gemaakt en/of onderhouden met Hongaarse personen over de uitvoer en/of verkoop van amfetamine en - (telefonisch) afspraken en/of contacten gemaakt en/of onderhouden met (een) (Hongaarse) perso(o)n(en) over het naar Nederland en/of Duitsland laten komen van een koerier ([naam koerier]) met een vliegtuig en - een vliegticket gereserveerd voor een koerier (die [naam koerier]) voor een vlucht naar Nederland en/of Duitsland en - (telefonisch) afspraken gemaakt dat verdachte en/of zijn mededader die koerier (die [naam koerier]) zou(den) ophalen van het vliegveld en (vervolgens) die koerier (die [naam koerier]) van het vliegveld in Dortmund opgehaald en naar Nederland vervoerd en - een hoeveelheid amfetamine ingekocht en voorhanden gehad en - onderzoek gedaan met welke bus die koerier (die [naam koerier]) terug zou rijden naar Hongarije. 2. hij op of omstreeks 12 december 2008 te Lochem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 959,6 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: Feit 1 subsidiair: Medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen. Ingevolge artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht komt de rechtbank niet toe aan de afzonderlijke kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde voorhanden hebben van de amfetamine. Dat feit is, als onderdeel van de voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen, al onder 1 subsidiair bewezenverklaard. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel Standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier acht voor de strafmaat het volgende van belang. Hoewel verdachte in Nederland verblijft en werkt, heeft hij strafbare feiten gepleegd. Dat wordt hem aangerekend. Verdachte wordt ook verweten dat hij door het plegen van deze feiten de drugsproblematiek in stand heeft gehouden. Het dossier en de ter zitting afgelegde verklaringen geven geen reden om onderscheid te maken in de rol die verdachte hierin heeft gespeeld en de rol van [naam A]. In tegenstelling tot [naam A] is over verdachte echter geen justitiële documentatie in Nederland bekend. Zij heeft in de strafzaak tegen [naam A] 15 maanden gevangenisstraf geëist, maar [naam A] is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Zij heeft haar vordering afgestemd op die veroordeling. Omdat niet uitgesloten is dat verdachte na zijn detentie in Nederland zal verblijven kan een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd. Standpunt van de verdediging Door de raadsman is aangevoerd dat, ingeval de rechtbank komt tot enige veroordeling, er rekening mee dient te worden gehouden dat de rol van verdachte kleiner en niet gelijkwaardig was aan de rol van [naam A]. Verdachte heeft geen strafblad. Hij is verder in Nederland gebleven, omdat hij van mening is er niets mee van doen te hebben. Hij wil in Nederland blijven werken. De beoordeling door de rechtbank De rechtbank vindt de beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is gelet op de persoon van verdachte. Bij de straftoemeting is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van de uitvoer van amfetamine. Het betreft hier een aanmerkelijke hoeveelheid amfetamine, die verdachte met winst had willen verkopen. Hierdoor heeft hij eraan bijgedragen dat de verslaving van anderen, ook buiten Nederland, in stand wordt gehouden en zo de gezondheid van die anderen in gevaar gebracht. Dergelijke feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij in Nederland niet met politie en justitie in aanraking is geweest.29 Omdat verdachte heeft aangegeven dat hij in Nederland wil blijven werken, houdt de rechtbank er rekening mee dat hij na zijn vrijlating niet direct terugkeert naar Hongarije. Dit maakt dat de rechtbank als waarschuwing een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank volgt de raadsman niet in diens standpunt dat verdachte een kleinere rol heeft gespeeld dan de rol van [naam A]. In beide gevallen is het feitencomplex namelijk hetzelfde en is de bewezenverklaring nagenoeg identiek aan elkaar. Het voorgaande afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Toepasselijk wettelijke artikelen Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen: - 10, 14a, 14b,14c, 27, 47, 55, 91 van het Wetboek van Strafrecht, en - 2, 10, 10a en 13 van de Opiumwet. Beslissing De rechtbank: * verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij * verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan; * verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; * verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als: Feit 1 subsidiair: Medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen. * verklaart verdachte strafbaar; * veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden en bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; * beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Varenhorst, voorzitter, Kleinrensink en Van den Dungen-Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wever, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2009. Voetnoten: 1 Voor zover niet anders is vermeld, wordt hierna in de voetnoten telkens verwezen naar in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, met bijbehorende dossierpagina’s, die deel uitmaken van het (Stam)proces-verbaal nr. PL0630/08-209822, dat op 6 januari 2009 is opgemaakt door [naam], brigadier van politie Team Recherche, District IJsselstreek, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland. 2 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 99 3 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 137 4 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 22 januari 2009. 5 Proces-verbaal Ambtelijk verslag, dossierpagina 195, 230, 231, 234, 235 en 236 6 Proces-verbaal Ambtelijk verslag, dossierpagina 247 en 248 7 Voor zover niet anders is vermeld, wordt hierna in de voetnoten telkens verwezen naar in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, met bijbehorende dossierpagina’s, die deel uitmaken van het (Stam)proces-verbaal nr. PL0630/08-209822A. Dat Stamproces-verbaal is op 9 april 2009 opgemaakt door [naam], hoofdagent te Zutphen, district IJsselstreek, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland. 8 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 16 9 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 17 10 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 18 11 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 19 12 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 20 13 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 21 14 Proces-verbaal van verhoor van getuige door de rechter-commissaris van de rechtbank Zutphen, d.d. 4 juni 2009. Dit proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van voornoemde Stamprocessen-verbaal. 15 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 34 16 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 35 17 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 36 18 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 37 19 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 38 20 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 39 21 Voor zover niet anders is vermeld, wordt hierna in de voetnoten telkens verwezen naar het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, d.d. 21 april 2009, opgemaakt door [naam], hoofdagent van politie Team Recherche, District IJsselstreek, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland. Dit proces-verbaal maakt deel uit van het Stamproces-verbaal nr. PL0630 / 08-401885, dat is opgemaakt op 6 mei 2009 door Boere voornoemd. 22 Proces-verbaal van verhoor, pagina 1 23 Proces-verbaal van verhoor, pagina 3 24 Proces-verbaal van verhoor, pagina 4 25 Proces-verbaal van verhoor, pagina 6 26 Proces-verbaal van verhoor, pagina 7 27 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 137. Dit proces-verbaal maakt deel uit van voornoemd (Stam)proces-verbaal nr. PL0630/08-209822. 28 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 22 januari 2009. 29 Uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 april 2009.