Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9618

Datum uitspraak2009-02-10
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK08/0259
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 12 Sv.; art. 225 Sr. Klager stelt dat beklaagde, voorheen parketsecretaris op het parket Breda, valsheid in geschrift heeft gepleegd door in het aan de hoofdofficier van justitie gezonden ambtsbericht, d.d. 24 mei 2007, te spreken van ‘aanvullende getuigenverklaringen’, terwijl volgens klager in het dossier geheel geen sprake is van (aanvullende) getuigenverklaringen.


Uitspraak

K08/0259 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 10 februari 2009 inzake het beklag ex artikel 13 van het Wetboek van Strafvordering van: [klager], wonende te Breda, hierna te noemen: klager, over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: [beklaagde], thans fungerend als officier van justitie, hierna te noemen: beklaagde, wegens valsheid in geschrift. De feitelijke gang van zaken. Klager heeft bij schrijven aangifte gedaan van valsheid in geschrift, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde. Op 20 juni 2008 is door de hoofdofficier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd, omdat er geen sprake is geweest van opzet en derhalve geen sprake is van een strafbaar feit. Hierop heeft klager bij schrijven van 25 juni 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 27 juni 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 24 juli 2008 het hof geraden klager niet-ontvankelijk te verklaren. Op 4 november 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Bij tussenbeschikking van 2 december 2008 heeft het hof bepaald dat klager in zijn klacht ontvankelijk is en derhalve dient te worden opgeroepen om te worden gehoord over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust. Klager is opgeroepen om op 13 januari 2009 in raadkamer te verschijnen en is op die datum door het hof gehoord. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. De beoordeling. Uit het dossier blijkt dat de aanleiding tot de aangifte tegen beklaagde de volgende is geweest: Klager wilde 19 februari 2007 aangifte tegen zijn ex-partner doen. De politie weigerde deze, aldus klager, op te nemen, daar het een civiele kwestie betrof. Uit een briefwisseling tussen klager en beklaagde bleek dat beklaagde van mening was dat de politie juist had gehandeld. Een beklagprocedure volgde. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch wees het beklag af. Hierna volgde bovenstaande aangifte tegen beklaagde. Klager stelt dat beklaagde, voorheen parketsecretaris op het parket Breda, valsheid in geschrift heeft gepleegd door in het aan de hoofdofficier van justitie gezonden ambtsbericht, d.d. 24 mei 2007, te spreken van ‘aanvullende getuigenverklaringen’, terwijl volgens klager in het dossier geheel geen sprake is van (aanvullende) getuigenverklaringen. In een aanvullende brief van 4 april 2008 vraagt klager nogmaals om vervolging van beklaagde. In het klaagschrift verzoekt klager om de zaak tot de bodem uit te zoeken en beklaagde te vervolgen. Beklaagde is terzake niet gehoord. Vervolgens blijkt dat beklaagde heeft geconstateerd dat in het dossier inderdaad geen aanvullende getuigenverklaringen aanwezig zijn, maar dat hij waarschijnlijk heeft gedoeld op de mutaties van de politie betreffende de echtscheiding van klager of de beslissing van [betrokkene 1] om geen aangifte op te nemen. Er is derhalve volgens beklaagde sprake van een kennelijke verschrijving geweest. Deze uitleg komt het hof niet onaannemelijk voor. Voor zo ver in dit geval al sprake is van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, is het hof van oordeel dat uit onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat beklaagde de opzet heeft gehad valse of onjuiste informatie in zijn schrijven aan zijn hoofdofficier van justitie op te nemen. Het hof merkt tevens op dat het schrijven van de hoofdofficier van justitie aan de advocaat-generaal in dossier K07/0162 is aangetroffen. Dit schrijven doet echter niet af aan vorenstaande vaststelling, maar wordt op verzoek van klager meegezonden met deze beschikking. Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen. De beslissing. Het hof wijst het beklag af. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. F.J.M. Walstock, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. K.J.J. Jochems, als griffier. op 10 februari 2009.