Jurisprudentie
BI8785
Datum uitspraak2009-06-19
Datum gepubliceerd2009-06-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-001456-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-001456-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte wordt ter zake van het niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden veroordeeld tot een geldboete van € 60,-, subsidiair 1 dag vervangende hechtenis. Voorts wordt verdachte ter zake van wederspannigheid veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis. Het totaal van de geldboetes mag worden voldaan in termijnen.
Uitspraak
Parketnummer: 24-001456-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-602371-08
Arrest van 19 juni 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
volgens eigen opgave wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman J.M.M. Pater, advocaat te Emmeloord.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 60,00, subsidiair 1 dag vervangende hechtenis en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 26 maart 2008, in de gemeente [gemeente], niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2008 in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en), [verbalisant 1], brigadier, en/of[verbalisant 2], hoofdagent, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 26 maart 2008, in de gemeente [gemeente], niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht;
2.
hij op 26 maart 2008 in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, [verbalisant 1], brigadier, en [verbalisant 2], hoofdagent, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de overtreding:
1.
niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht;
en het misdrijf:
2.
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 26 maart 2008 niet voldaan aan de verplichting een identiteitsbewijs te tonen toen een politieambtenaar hem daarom vroeg. Toen verdachte vervolgens werd aangehouden heeft hij zich met geweld verzet tegen twee politieambtenaren door te rukken en te trekken nadat deze hem hadden vastgegrepen teneinde hem mee te nemen naar het bureau. Verdachte heeft door zich te verzetten de politieambtenaren belemmerd in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboetes van na te melden hoogte, passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 62, 180 en 447e van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van de onder 1 bewezenverklaarde overtreding tot een geldboete van zestig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
en veroordeelt verdachte voorts ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde misdrijf tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat het totaal van de geldboetes mag worden voldaan in vijf opeenvolgende tweemaandelijkse termijnen elk groot tweeënzestig euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.