Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI8459

Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806842/1/H3
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 3 april 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (thans: Centrum) (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan [appellante] een vergunning te verlenen voor het onttrekken aan de woonbestemming van de woonruimte op de eerste etage van het pand [locatie] (hierna: het pand).


Uitspraak

200806842/1/H3. Datum uitspraak: 17 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2008 in zaak nr. 07/1666 in het geding tussen: [appellante] en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (lees: Centrum). 1. Procesverloop Bij besluit van 3 april 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (thans: Centrum) (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan [appellante] een vergunning te verlenen voor het onttrekken aan de woonbestemming van de woonruimte op de eerste etage van het pand [locatie] (hierna: het pand). Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het dagelijks bestuur, opnieuw beslissend op het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar, dat bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en het besluit van 3 april 2003 onder wijziging van de motivering gehandhaafd. Bij uitspraak van 28 juli 2008, verzonden op 29 juli 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 oktober 2008. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [huurster] van de woonruimte op de eerste etage van het pand, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. [huurster] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. L. de Man, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet is het verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is. Ingevolge artikel 31 wordt een vergunning, als bedoeld in deze bepaling, verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend. Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen draagt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam al zijn bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van de stadsdelen. Ingevolge artikel 1.2, tweede lid, van de Partiële Huisvestingsverordening Amsterdam-Centrum 2005 (hierna: de Verordening) wordt alle woonruimte, ongeacht de huur- of koopprijs, aangewezen als woonruimte, als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet. 2.2. [appellante] heeft een onttrekkingsvergunning aangevraagd, opdat de voorgenomen renovatie van het pand zodanig kan worden uitgevoerd dat de woonruimte op de eerste etage deels aan de woonruimte op de begane grond en deels aan de woonruimte op de tweede etage wordt toegevoegd. 2.3. In het bij de rechtbank bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur de in de Verordening neergelegde beoordelingscriteria wegens strijd met artikel 31 van de Huisvestingswet buiten toepassing gelaten en de door [appellante] ingediende vergunningaanvraag rechtstreeks aan dat wetsartikel getoetst. Daarbij is het tot de conclusie gekomen dat het belang van het behoud van de kernvoorraad van goedkope woningen (hierna: de kernvoorraad) groter is dan het met de onttrekking gediende belang van [appellante] en dat slechts voldoende aan het eerstgenoemde belang kan worden tegemoetgekomen, indien nieuwe woonruimte wordt gecreëerd die gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte. 2.4. De rechtbank heeft het bij haar bestreden besluit bij gebreke van een deugdelijke motivering vernietigd, omdat het dagelijks bestuur volgens haar ten onrechte heeft geconcludeerd dat de in de Verordening neergelegde beoordelingscriteria wegens strijd met artikel 31 van de Huisvestingswet geheel buiten toepassing moeten worden gelaten. Zij heeft evenwel de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, nu de belangenafweging die het dagelijks bestuur rechtstreeks op grond van artikel 31 van de Huisvestingswet heeft verricht, naar haar oordeel de rechterlijke toets kan doorstaan. 2.5. [appellante] betoogt dat de rechtbank, door de rechtsgevolgen van het bij haar bestreden besluit in stand te laten, heeft miskend dat het behoud van de kernvoorraad niet wordt gewaarborgd door afwijzing van de aangevraagde onttrekkingsvergunning. Zij voert daartoe aan dat, indien de woonruimten in het pand worden gerenoveerd, hetgeen gelet op de toestand van het pand volgens haar noodzakelijk en onontkoombaar is, de kwaliteit van de woonruimten zodanig zal toenemen dat zij overeenkomstig het puntenstelsel van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte een huurniveau zullen bereiken dat hen buiten de kernvoorraad van goedkope woningen doet vallen. Alsdan zou wel een onttrekkingsvergunning kunnen worden verkregen, waarna de woonruimte op de eerste etage alsnog aan de boven- en onderliggende woonruimten kan worden toegevoegd. 2.5.1. Het betoog faalt. Niet in geschil is dat de woonruimte op de eerste etage van het pand op grond van haar huidige huurprijs tot de kernvoorraad behoort. Derhalve is met onttrekking aan de woonbestemming van deze woonruimte het behoud van de huidige kernvoorraad op zichzelf in het geding. De stelling van [appellante] dat de kwaliteit van de woonruimte op de eerste etage van het pand na een renovatie zodanig zal toenemen dat overeenkomstig het voornoemde puntenstelsel een huurprijs van boven het niveau van de kernvoorraad kan worden gevraagd, doet daar niet aan af, aangezien zij daarbij uitgaat van een onzekere gebeurtenis, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen. Dat puntenstelsel schrijft immers slechts voor welke huurprijs ten hoogste voor de woonruimte kan worden gevraagd, zodat niet kan worden uitgesloten dat de woonruimte ook na een renovatie tegen een prijs op het niveau van de kernvoorraad wordt verhuurd. Dit geldt temeer nu [huurster] te kennen heeft gegeven deze woonruimte niet te willen verlaten en [appellante] haar een aanbod heeft gedaan waarbij zij na renovatie onder handhaving van de huidige huurprijs in het pand kan blijven wonen. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak, voor zover bestreden, dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover bestreden. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Neuwahl voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009 280-582.