Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI7432

Datum uitspraak2009-01-07
Datum gepubliceerd2009-06-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers104535 / HA ZA 08-726
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de procedure die als handelszaak liep onder nr. 104535 (Wagenborg-Natus) is op 7 januari 2009 beslist op het bevoegdheidsincident en op 3 juni 2009 eindvonnis gewezen. (LJN BI6941)
De trefwoorden zijn m.n. EVO, algemene voorwaarden, art. 6:248 BW, exoneratie.

Bij het verplaatsen van schakelkasten door het Nederlandse kraan-/transportbedrijf ontstaat schade. De Duitse opdrachtgeefster weigert de factuur te voldoen; op basis van de algemene voorwaarden wordt jegens de opdrachtgever in Nederland een vordering ingesteld. De opdrachtgever vordert in reconventie schadevergoeding; vóór alles weerspreekt zij de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.

De rechtbank overweegt dat de vraag naar toepasselijkheid van algemene voorwaarden, op grond van art. 4 EVO, dient te worden beantwoord door te bepalen met welk land de overeenkomst het meest is verbonden, hetwelk het land is alwaar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten is gevestigd. De kenmerkende prestatie is de verrichting van Wagenborg, zodat het Nederlands recht bepalend is voor de toepasselijkheid van die voorwaarden. Volgens dat recht zijn de voorwaarden van het kraan-/transportbedrijf toepasselijk.

De rechtbank overweegt nader dat het bezwaar van de opdrachtgeefster dat te snel toepasselijkheid van de voorwaarden is aangenomen nu deze voorwaarden bij de offerte niet waren bijgesloten en zij er (dus) niet de beschikking over had, afstuit op de door de Hoge Raad in het Petermann-arrest (HR 2 februari 2001, NJ 2001, 200) goedgevonden gedachtegang, dat indien een professionele partij (zoals hier: de opdrachtgeefster) niet naar de strekking van een mededeling omtrent toepasselijkheid van algemene voorwaarden vraagt, doch zonder meer een contract sluit, zij bij haar wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen wekt dat zij instemt met de voorwaarden.

De algemene voorwaarden van het kraan-/transportbedrijf verwijzen naar andere algemene voorwaarden (VVT), waarin iedere aansprakelijkheid van de opdrachtnemer wordt uitgesloten, behoudens in geval van opzet of grove schuld van de opdrachtnemer zelf. De opdrachtgeefster onderbouwt haar bezwaar tegen (toepasselijkheid van) de VVT aldus dat de relevantie van deze voorwaarden uitsluitend kenbaar was na kennisneming van de tekst van de andere algemene voorwaarden; over deze andere voorwaarden beschikte zij niet, laat staan dat zij wist wat de strekking van de VVT was.

De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, omdat hier ook geldt wat eerder werd overwogen, namelijk dat indien een professionele partij niet verder vraagt naar de strekking van een mededeling omtrent toepasselijkheid van algemene voorwaarden, zij bij haar wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen wekt dat zij instemt. Dat die instemming geacht wordt ook ‘achterliggende’ voorwaarden te omvatten volgt hieruit dat er geen wezenlijk verschil is tussen onbekendheid met de ‘voorliggende’ en onbekendheid met de ‘achterliggende’ voorwaarden: in beide gevallen weet de wederpartij feitelijk van niets en ontstaat er desondanks gebondenheid.

De bezwaren van de opdrachtgeefster tegen de vrijtekening (exoneratie) van de opdrachtnemer onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden, vat de rechtbank mede op als een beroep op het bepaalde in art. 6:248 lid 2 BW. De opdrachtgeefster heeft gesteld dat hier van grove schuld kan worden gesproken. De rechtbank laat de kwalificatie (‘grove schuld’ of louter ‘schuld’) in het midden. Al aannemende dat er sprake is geweest van grove schuld (een zeer ernstige fout) aan de zijde van het personeel van het transport-/kraanbedrijf, dan maakt dit in de gegeven omstandigheden nog niet dat het beroep de exoneratie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.



Uitspraak

vonnis RECHTBANK GRONINGEN Sector civielrecht zaaknummer / rolnummer: 104535 / HA ZA 08-726 Vonnis in incident van 7 januari 2009 in de zaak van de besloten vennootschap WAGENBORG NEDLIFT B.V, gevestigd te Groningen, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, advocaat mr. P.E. Mazel, tegen de vennootschap naar Duits recht NATUS GMBH & CO.KG, gevestigd te 54282 Trier, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, advocaat mr. J.A.M. Janssen. Partijen zullen hierna Wagenborg en Natus genoemd worden. 1. De op dit moment relevante feiten Het volgende kan, gezien het over en weer aangevoerde, tussen partijen als vaststaand worden aangemerkt. 1.1. Wagenborg is een in Groningen, Nederland gevestigde vennootschap. Natus is een in Trier, Duitsland gevestigde vennootschap naar Duits recht. 1.2. Op 19 november 2007 brengt Wagenborg aan Natus uit een schriftelijke offerte ter zake van in Nederland te verrichten werkzaamheden, in welk stuk de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Wagenborg wordt bedongen; de betreffende clausule staat in het Nederlands voorgedrukt op het briefpapier en wordt in de aanbieding zelf ook in het Duits verwoord. 1.3. Naar aanleiding van deze offerte vindt op 15 januari 2008 een gesprek tussen partijen plaats. 1.4. Op 17 januari 2008 zendt Wagenborg aan Natus een gewijzigde offerte, in welk stuk (opnieuw) de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Wagenborg wordt bedongen; de betreffende clausule staat in het Nederlands voorgedrukt op het briefpapier en wordt (wederom) in de aanbieding zelf ook in het Duits verwoord. 1.5. Na mondelinge aanvaarding van het aanbod van Wagenborg, worden de werkzaamheden vanaf 21 januari 2008 in Nederland uitgevoerd. Bij de uitvoering van de werkzaamheden valt een schakelkast om, waardoor Natus schade lijdt. 1.6. Op 23 januari 2008 zendt Natus ter zake van de hiervoor bedoelde werkzaamheden aan Wagenborg een brief met – voor zover thans van belang - de volgende inhoud: “Wir bestellen gemass de “Allgemeinen Geschaftsbedingungen der Natus Gmbh & Co”. 1.7. Natus weigert de ter zake van de werkzaamheden aan haar verzonden facturen aan Wagenborg te voldoen. 2. Het verloop van de procedure 2.1. Bij dagvaarding vordert Wagenborg dat deze rechtbank voor recht zal verklaren dat Wagenborg niet aansprakelijk is voor op 21 januari 2008 aan Natus opgekomen schade, alsmede veroordeling van Natus om € 19.716,00 te voldoen. Wagenborg stelt daarbij dat haar algemene voorwaarden, niet die van Natus op de overeenkomst toepasselijk zijn. 2.2. Bij incidentele conclusie werpt Natus een exceptie van onbevoegdheid op. Zij stelt dat op de overeenkomst van partijen haar algemene voorwaarden van toepassing zijn geworden; volgens die voorwaarden is het Landsgericht te Trier, Duitsland, bij uitsluiting bevoegd om van geschillen aangaande de overeenkomst kennis te nemen. 2.3. Bij conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident voert Wagenborg aan dat haar voorwaarden toepasselijk zijn; volgens die voorwaarden is de bevoegde rechter te Groningen bij uitsluiting bevoegd van geschillen kennis te nemen. 2.4. Vervolgens bepaalt de rechtbank vonnis in het incident. 3. Beoordeling 3.1. De vraag naar toepasselijkheid van algemene voorwaarden dient, op grond van art. 4 van het hier toepasselijke Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO), te worden beantwoord door te bepalen met welk land de overeenkomst het meest is verbonden, hetwelk het land is alwaar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten is gevestigd. De kenmerkende prestatie is de verrichting van Wagenborg, zodat het Nederlands recht bepalend is voor de toepasselijkheid van die voorwaarden. 3.2. Volgens het Nederlandse recht geldt in dezen het volgende Uit het gegeven dat de werkzaamheden op 21 januari 2008 zijn uitgevoerd volgt dat vóór haar “Bestellung” van 23 januari 2008, Natus al mondeling het aanbod van Wagenborg van 17 januari 2008 had aanvaard, althans stilzwijgend ingestemd had met dat aanbod. De brief van 23 januari 2008 kon derhalve niet (meer) gelden als de overeenkomst tot stand brengend, deze overeenkomst was (tenminste) twee dagen eerder al een feit. En zelfs al zou dit anders zijn geweest en had de brief van 23 januari 2008 de ‘aanvaarding’ belichaamd, dan nog zou volgens art. 6:225 BW lid 3 de verwijzing door Natus naar haar algemene voorwaarden in die brief in de gegeven omstandigheden ontoereikend zijn geweest om de gestipuleerde toepasselijkheid van de voorwaarden van Wagenborg ongedaan te maken. 3.3. Gelet op het voorgaande dient de incidentele vordering te worden afgewezen. 3.4. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist. 4. De beslissing De rechtbank in het incident 4.1. wijst het gevorderde af, 4.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan, in de hoofdzaak 4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 februari 2009 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2009.?