Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI6238

Datum uitspraak2009-05-26
Datum gepubliceerd2009-06-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers08/00173
Statusgepubliceerd


Indicatie

Leges. Aanmaningskosten ter zake van niet-betalen leges voor afgewezen gehandicaptenkaart zijn terecht.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummer 08/00173 uitspraakdatum: 26 mei 2009 Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2008, nummer AWB 07/1646, in het geding tussen belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Rheden (hierna: de invorderingsambtenaar). 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Aan belanghebbende zijn in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag tot verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart leges in rekening gebracht tot een bedrag van € 35. De dagtekening van deze aanslag leges (hierna: de aanslag) is 10 juli 2006. 1.2. Omdat belanghebbende verzuimd heeft de aanslag tijdig te betalen is aan hem met dagtekening 30 januari 2007 een aanmaning verstuurd tot het alsnog voldoen van de aanslag vermeerderd met de kosten van de aanmaning, groot € 6. 1.3. Tegen de aanmaning en de daarvoor in rekening gebrachte aanmaningskosten is belanghebbende met zijn brief van 16 februari 2007 in bezwaar gekomen. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de invorderingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 10 april 2007 de aanmaningskosten gehandhaafd. 1.4. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 februari 2008 ongegrond verklaard. Na per brief van 20 november 2007, gericht aan de Rechtbank, aangegeven te hebben dat de aanslag zal worden verlaagd tot € 19,40 heeft de gemeente Rheden op 4 maart 2008 belanghebbende medegedeeld dat de aanslag overeenkomstig de Legesverordening Rheden 2002 en de Tarieventabel 2006, hoofdstuk 1, artikel 1.1.3, is verminderd tot € 19,40. 1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. 1.6. Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd, en waarvan door de griffier van het Hof afschriften zijn verzonden aan de wederpartij. 1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2009 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord de invorderingsambtenaar. Belanghebbende is met schriftelijke kennisgeving van 17 april 2009 aan het Hof niet verschenen. 1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. 2. De vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende heeft een gehandicaptenparkeerkaart bij de gemeente Rheden aangevraagd. 2.2. In verband met het in behandeling nemen van deze aanvraag is op grond van het bepaalde in artikel 229 van de Gemeentewet en de Legesverordening Rheden 2002 en de Tarieventabel 2006, hoofdstuk 1, artikel 1.1.3 de aanslag opgelegd. 2.3. Omdat belanghebbende de aanslag niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft betaald, heeft de invorderingsambtenaar hem op 31 januari 2007 een aanmaning verstuurd en aanmaningskosten ter grootte van € 6 in rekening gebracht. 2.4. Belanghebbende heeft de (verminderde) aanslag en de aanmaningskosten niet betaald. 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1. Tussen partijen is in geschil of terecht aanmaningskosten in rekening zijn gebracht. 3.2. Belanghebbende is van mening dat hij de aanmaningskosten niet is verschuldigd, omdat de gemeente Rheden de aangevraagde gehandicaptenparkeerkaart niet heeft verstrekt. 3.3. De invorderingsambtenaar is van mening dat de aanslag onherroepelijk vaststaat, omdat daartegen geen bezwaar is gemaakt. Hieruit vloeit voort dat bij het niet (tijdig) betalen van de aanslag aangemaand mag worden en dat aanmaningskosten in rekening gebracht mogen worden. 3.4. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de invorderingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting. 3.5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de invorderingsambtenaar en tot vernietiging van de in rekening gebrachte aanmaningskosten. 3.6. De invorderingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend om een gehandicaptenparkeerkaart te verkrijgen. Deze aanvraag is, zoals belanghebbende ook zelf schrijft in zijn aan het Hof gerichte brief van 17 april 2009, in behandeling genomen en heeft geleid tot een besluit om de gehandicaptenparkeerkaart niet te verstrekken. 4.2. Terzake van het in behandeling nemen van deze aanvraag is belanghebbende op grond van het bepaalde in artikel 229 van de Gemeentewet en de Legesverordening Rheden 2002 en de Tarieventabel 2006, hoofdstuk 1, artikel 1.1.3 de (gemeentelijke) aanslag opgelegd. 4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 231 van de Gemeentewet geschiedt de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen (hierna: de Kostenwet). 4.4. Aangezien belanghebbende verzuimd heeft de aanslag tijdig te betalen is op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Kostenwet terecht € 6 aanmaningskosten in rekening gebracht omdat de gevorderde som kleiner is dan € 454. 4.5. Dat de gemeente Rheden heeft besloten de aanvraag van de gehandicaptenparkeerkaart af te wijzen, doet aan het voorgaande niet af. 5. Slotsom Het hoger beroep is ongegrond. 6 Kosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 7. Beslissing Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. De beslissing is op 26 mei 2009 in het openbaar uitgesproken. De griffier, De voorzitter, (W.J.N.M. Snoijink) (A.J. Kromhout) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 mei 2009 Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.