Jurisprudentie
BI4916
Datum uitspraak2009-04-24
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830034-09
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830034-09
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank is van oordeel dat er goede redenen zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel. Verdachte wordt, gelet op zijn omvangrijke strafblad, terecht aangemerkt als stelselmatige dader, terwijl verdachte kort na zijn vorige detentie de thans onder 1., 2. en 4. tenlastegelegde feiten heeft begaan. Blijkens de rapportage van de VNN is er geen sprake van zelfinzicht betreffende delictgedrag en middelengebruik. Verdachte legt de verantwoordelijkheid op alle probleemgebieden bij anderen neer. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn mislukt, vertrouwen in behandeling op vrijwillige basis ontbreekt. De rechtbank zal daarom de officier van justitie in haar eis volgen ter bescherming van de maatschappij en omdat op deze wijze mogelijk succesvol aan verdachtes problematiek gewerkt kan worden.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830034-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 april 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –land] op [geboortedatum] 1953,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 april 2009.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M. Alta, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2009, te Ruinen, althans in de gemeente De Wolden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes bier en/of een hoeveelheid vlees(waar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte zich, toen hij door die [benadeelde] was vastgepakt/vastgegrepen heeft verzet door te rukken en/of te trekken met het doel zich uit de greep van die [benadeelde] te bevrijden en/of
- verdachte opzettelijk dreigend die [benadeelde] heeft toegevoegd de woorden "ik schiet je door je kop", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
hij op of omstreeks 7 februari 2009, te Ruinen, althans in de gemeente De Wolden, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"ik schiet je door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 7 februari 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een ophoudkamer van/in het politiebureau te Hoogeveen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie Drenthe, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 7 februari 2009 te Ruinen, althans in de gemeente De Wolden, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], opsporingsambtenaar van Regiopolitie Drenthe, een kopstoot heeft gegeven, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 7 februari 2009, te Ruinen, althans in de gemeente De Wolden en/of te Hoogeveen en/of in een auto, rijdend op het traject Hoogeveen-Assen, [slachtoffer 1], opsporingsambtenaar van Regiopolitie Drenthe, meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"als ik vanavond niet thuis ben schiet ik je een kogel door je kop" en/of "je komt nog wel aan de beurt" en/of "ik pak je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 3. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de kopstoot een luide tik gaf maar niet echt pijn deed.
Weliswaar verklaart [slachtoffer 1] in zijn proces-verbaal van bevindingen dat hij op het moment van een harde klap op de bovenkant van zijn hoofd pijn voelde - zijn collega [collega] ziet dat verdachte een kopstoot uitdeelt - maar de rechtbank baseert zich op de aangifte van [slachtoffer 1] op 8 februari 2009, die de dag na het incident in alle rust is tot stand gekomen.
Bewijsmiddelen
overeenkomstig de opgenomen bewijsconstructie
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1., 2. en 4. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 7 februari 2009, te Ruinen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes bier en een hoeveelheid vlees, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte zich, toen hij door die [benadeelde] was vastgepakt heeft verzet door te rukken en te trekken met het doel zich uit de greep van die [benadeelde] te bevrijden,
en
hij op 7 februari 2009, te Ruinen [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"ik schiet je door je kop";
2.
hij op 7 februari 2009, te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een ophoudkamer in het politiebureau te Hoogeveen, toebehorende aan de Regiopolitie Drenthe, heeft beschadigd;
4.
hij op 7 februari 2009, te Ruinen en te Hoogeveen en in een auto, rijdend op het traject Hoogeveen-Assen, [slachtoffer 1], opsporingsambtenaar van Regiopolitie Drenthe meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "als ik vanavond niet thuis ben schiet ik je een kogel door je kop" en "je komt nog wel aan de beurt" en "ik pak je nog wel".
De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat verdachte, toen hij in de ophoudkamer was geplaatst, heel nodig moest plassen. Hij kon echter niet bij de bel omdat hij handboeien om had. Hij heeft toen, om de aandacht van de arrestantenwacht te trekken tegen de deur van de ophoudkamer geschopt. Verdachte had, aldus de raadsvrouw, niet het opzet om deze deur te beschadigen.
De rechtbank overweegt dat verdachte, door hard tegen de deur van de ophoudkamer te schoppen, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de deur zou beschadigen.
Opzet ontbreekt alleen dan indien de verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan verstoken is geweest. Daarvan is, zoals hierboven is uiteengezet, geen sprake geweest.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1., 2. en 4. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het onder 1., 2. en 4. bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1.
* diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
strafbaar gesteld bij artikel 312 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht,
en
* bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
* opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
en
4.
* bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden maatregel in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie mr. Kromdijk, luidende: plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de tijd van twee jaren en integrale toewijzing van de civiele vordering van Regiopolitie Drenthe, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, het pleidooi van de vrouw van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 16 maart 2009, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland van 7 april 2009. Uit de inhoud van dit rapport en de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van deze maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat er daarentegen goede redenen zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel. Verdachte wordt, gelet op zijn omvangrijke strafblad, terecht aangemerkt als stelselmatige dader, terwijl verdachte kort na zijn vorige detentie de thans onder 1., 2. en 4. tenlastegelegde feiten heeft begaan. Blijkens de rapportage van de VNN is er geen sprake van zelfinzicht betreffende delictgedrag en middelengebruik. Verdachte legt de verantwoordelijkheid op alle probleemgebieden bij anderen neer. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn mislukt, vertrouwen in behandeling op vrijwillige basis ontbreekt. De rechtbank zal daarom de officier van justitie in haar eis volgen ter bescherming van de maatschappij en omdat op deze wijze mogelijk succesvol aan verdachtes problematiek gewerkt kan worden.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. In de duur van de maatregel ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat na zes maanden een tussentijdse evaluatiezitting als bedoeld in artikel 38s Sr plaatsheeft. Alsdan kan worden bezien of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is.
Benadeelde partij Regiopolitie Drenthe (feit 2)
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 2. bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. en 4. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. en 4. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatshebben omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen voor dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Regiopolitie Drenthe van de som van € 1071,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Regiopolitie Drenthe, een bedrag van € 1071,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door twintig dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. B.I. Klaassens en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 april 2009. Mr. Van der Sluijs is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.