Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI4385

Datum uitspraak2009-04-16
Datum gepubliceerd2009-05-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14/904009-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Belegger handelt in futures op AEX zonder vergunning. Artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Geen verandering van inzicht bij de wetgever bij in werking treden van de Wet op het financieel toezicht.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Parketnummer : 14/904009-07 Datum uitspraak : 16 april 2009 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor economische strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats]. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat 1. hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 februari 2003 tot en met 14 november 2005, te (gemeente) Castricum en/of (gemeente) Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk zonder vergunning als effectenbemiddelaar en/of vermogensbeheerder in of vanuit Nederland diensten heeft/hebben aangeboden en/of verricht door het (telkens) aanbieden en/of kopen en/of verkopen van (een) effect(en), te weten een of meer future(s) en/of optie(s), voor en/of ten behoeve van en/of in opdracht van en/of met (een) verkregen geldbedrag(en) van - [Benadeelde partij 1] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro] en/of [bijlagennummer] [voor 50.000 euro] en/of [bijlagennummer] [voor 100.000 euro] en/of [bijlagennummer] [voor 200.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 2] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of [benadeelde partij 3] [voor 25.000 euro], en/of [benadeelde partij 4] [voor 25.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 5] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 6] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 7] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 8] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 9] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 10] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 11] [bijlagennummer] [voor 50.000 euro] en/of [bijlagennummer] [voor 50.000 euro], en/of - [Benadeelde partij 12] [bijlagennummer] [voor 30.000 euro], en/of - een of meer ander(en); de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 2. hij, op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 10 februari 2003 tot en met 1 december 2005, te (gemeente) Castricum en/of (gemeente) Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, een goed, te weten een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal circa 708.428 euro, zie [bijlagennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan - [Benadeelde partij 1] ([bijlagennummer] en/of [bijlagennummer] en/of [bijlagennummer] en/of [bijlagennummer]) en/of - [Benadeelde partij 2] [bijlagennummer], en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], en/of - [Benadeelde partij 5] [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 6] [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 7] [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 8] [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 9] [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 10] [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 11] [bijlagennummer] en/of [bijlagennummer], en/of - [Benadeelde partij 12] [bijlagennummer], en/of - een of meer ander(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) op basis van vermogensbeheer en/of een of meer overeenkomst(en) 'voor deelname aan Dagtrading FUTURES' en/of 'voor deelname aan het Fonds voor Dagtrading' en/of 'voor deelname aan dagtrading futures, onder zich had(den), in elk geval anders dan door misdrijf, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. 3. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. De bewijsmotivering 4.1. De beoordeling van het bewijs met betrekking tot feit 1. A. Standpunt van de officier van justitie. Het onder 1 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen op grond van het volgende. Verdachte heeft op bedrijfsmatige wijze het vermogen beheerd van een aantal personen die daartoe gelden aan hem ter beschikking hadden gesteld. Hij voorzag onder meer door de zogenoemde kick-back fee, die door de bank ter zake van de door hem verrichte transacties werd uitbetaald, in zijn levensonderhoud. Verdachte heeft erkend dat hij aan de in de tenlastelegging genoemde personen beleggingsdiensten heeft verleend. Hij heeft met de aan hem ter beschikking gestelde gelden een groot aantal transacties op de beurs verricht. Hij verrichtte deze transacties op basis van met de betrokkenen gesloten beleggingsovereenkomsten. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij niet over een vergunning beschikte om als vermogensbeheerder diensten te verrichten, Verdachte verkeerde in de veronderstelling geen vergunning nodig te hebben, omdat verdachte bij de Autoriteit Financiële Markten geregistreerd stond als cliëntenremissier. Bij verdachte moet een zodanige kennis van de financiële markten en de voor het handelen op die markt benodigde vergunningen aanwezig worden geacht, dat verdachte had moeten weten dat hij voor het uitoefenen van de functie van vermogensbeheerder, als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, diende te beschikken over een vergunning. Het onder 1 ten laste gelegde feit kan worden bewezen in de opzettelijke vorm. B. Standpunt van de verdediging. Verdachte heeft diensten verricht als vermogensbeheerder, als bedoeld in artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Hij had geen vergunning om deze activiteiten te ontplooien, maar hij meende dat zijn activiteiten vielen onder een eerder aan hem verleende vrijstelling. Achteraf bleek dit onjuist te zijn. Het is de vraag of verdachte dit feit opzettelijk heeft gepleegd. Met name wordt betwijfeld of sprake is van opzet in de zin van “het zich bewust zijn van”. Uit de brief van verdachte aan de Autoriteit Financiële markten, gedateerd 19 november 2005 [bijlagennummer], blijkt dat verdachte, meteen nadat hij op de hoogte was gebracht van het ontoelaatbare van zijn handelingen, daarmee onmiddellijk is gestopt. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij meende binnen de hem verleende vrijstelling werkzaam te zijn, is ook voorwaardelijk opzet niet te bewijzen, aldus de raadsman van verdachte. Er is geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze verklaring. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. C. Beoordeling van de tenlastelegging. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard: In 2002 heb ik mijn werkzaamheden bij [naam NV] beëindigd. De daghandel in futures op de AEX en opties op de AEX-index was een groeimarkt. Die handel had toekomst. Ik ging uit van de veronderstelling dat ’s morgens om 09.30 uur bepaald kon worden hoe de markt zich voor de rest van de dag zou ontwikkelen. Ik deed het met twee punten winst en drie punten verlies. Dit houdt in dat ik met een door mij ontwikkeld computerprogramma inspeelde op de bewegingen van de markt. Ik zat dagelijks achter de computer. Ik had een vergunning als cliëntenremissier. Voor de cliënten [benadeelde partij 13], [benadeelde partij 14], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 7] gaf ik orders door Op een gegeven moment mocht ik dat niet meer. Dat wist ik niet, waarna ik een straf kreeg van de Tuchtcommissie van het Dutch Security Institute (hierna te noemen: DSI). [Benadeelde partij 14] was een klant van [benadeelde partij 7] en van [benadeelde partij 8]. Ik heb niet gezocht naar klanten. Zij drongen zich aan mij op om maar mee te kunnen doen.. De met de klanten gesloten overeenkomsten betroffen futures. Een future is de meest speculatieve belegging die er is. Om risico af te dekken heb ik soms een optie-positie ingenomen. . Een optie met dezelfde “Delta” geeft hetzelfde effect als een future. De kick-back fee van [financiële instelling] bedroeg tussen de € 6.000,-- en € 12.000,-- per kwartaal. Gemiddeld bedroeg de kick-back fee van [financiële instelling] € 10.000,- per kwartaal. Verdachte heeft op 7 september 2006 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende verklaard : Ik ben vermogensbeheerder en had altijd het idee dat ik dit werk gewoon mocht doen. Ik had alle diploma’s en papieren. Verdachte heeft met [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8], [benadeelde partij 9], [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] senior en junior overeenkomsten gesloten voor deelname aan dagtrading futures, waarbij door genoemde personen in de meeste gevallen bedragen van € 50.000,-- of veelvouden daarvan, werden gestort op de ten name van verdachte staande rekening bij de [naam financiële instelling] te [plaatsnaam]. De tuchtcommissie van het DSI heeft verdachte op 6 mei 2003 een voorwaardelijke geldboete en het verplicht volgen van een opleiding opgelegd wegens het – onder meer – als cliëntenremissier doorgeven van orders aan de bank, het toestaan aan cliënten van de bank dat zij een risico namen in hun portfolio’s dat niet overeenkwam met hun risicoprofiel en het uitvoeren van transacties zonder daartoe bevoegd te zijn middels een beheersovereenkomst. Tijdens genoemde procedure is namens verdachte naar voren gebracht dat hij zich niet bewust was van de veranderingen in wet- en regelgeving maar dat hij bereid was een opleiding te volgen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte diensten heeft verricht als vermogensbeheerder zonder over de daartoe ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 vereiste vergunning te beschikken. Verdachte beschikte naar zijn zeggen over alle vakdiploma’s. Bovendien had het DSI in mei 2003 verdachte reeds wegens het verrichten van soortgelijke diensten onder andere de maatregel opgelegd tot het volgen van een relevante vakopleiding. Verdachte was derhalve gewaarschuwd en had moeten weten dat hij zonder een speciaal daartoe af te geven vergunning geen vermogensbeheer mocht verrichten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen in de opzettelijke vorm. 4.2. De beoordeling van het bewijs met betrekking tot feit 2. A. Standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en er dus vrijspraak moet volgen. De personen die op verdachtes beleggingsrekening bij [naam financiële instelling] bedragen hebben gestort, hebben hun geld zien verdwijnen. De vraag is echter of verdachte dat geld is kwijtgeraakt als gevolg van beleggingstransacties of dat verdachte zich die bedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft aangegeven in zijn levensonderhoud te voorzien door middel van de bedragen die hij als kick-back fee van [naam financiële instelling] ontving. Verdachte heeft zich niet gehouden aan de in de overeenkomsten vermelde afspraken. Dat op zich levert echter geen verduistering op. Het is op grond van de stukken in het strafdossier niet inzichtelijk waar het ingelegde geld is gebleven. B. Standpunt van de verdediging. Verbalisanten zijn ervan uitgegaan dat verdachte een bedrag van € 103.000,-- zou hebben verduisterd van de aan hem ter belegging ter hand gestelde bedragen door dit bedrag mogelijk voor zijn levensonderhoud te bezigen. De hoogte van het verduisterde bedrag valt niet te rijmen met de door benadeelden ingediende vorderingen tot een totaalbedrag van ca. € 800.000,--. De beleggers zijn uitgegaan van de verwachting dat na een serie beleggingstransacties het ingelegde kapitaal intact zou blijven en er uitsluitend winstuitkeringen zouden plaatsvinden. Het waren echter ervaren beleggers die hadden kunnen weten dat geldbedragen op de beurs kunnen verdampen. Afgaande op hun verklaringen hebben ze daarmee geen rekening gehouden. Op de bankrekening van verdachte bij [naam financiële instelling] zijn door de beleggers, door verdachte en door [naam financiële instelling] geldbedragen gestort. Van die rekening werden de beleggingen gefinancierd. De verdachte stelt dat de kick-back fee bedragen werden opgenomen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Door die vermenging van bedragen is niet duidelijk welk bedrag door verdachte zou zijn verduisterd. Bovendien vonden ook van genoemde rekening uitkeringen plaats aan – een aantal van – de inleggers. Speculeren op de beurs levert winnaars èn verliezers op. Verdachte dient dan ook ook van feit 2 te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. C. Beoordeling van de tenlastelegging. Verdachte heeft van cliënten gelden onder zich gekregen op een bankrekening bij de [naam financiële instelling] met het doel daarmee op zodanige wijze te handelen in futures, dat dit tot een winstuitkering aan genoemde cliënten zou leiden. Bovendien had verdachte zelf ook gelden op genoemde rekening gestort om daarmee privé te handelen in futures. Behalve de resultaten van de dagelijkse handel in futures ontving verdachte op dezelfde bankrekening ook de door de [naam financiële instelling] per transactie aan verdachte uitgekeerde korting op de kosten in de vorm van kick-back fees. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat uitsluitend de door hem van [naam financiële instelling] ontvangen geldbedragen - derhalve de kick-back fees - door hem zijn aangewend voor levensonderhoud. De rechtbank stelt vast dat de door de handel in futures verdwenen gelden door verdachte zijn gebruikt in het kader van een overeenkomst met de in de tenlastelegging genoemde personen en is derhalve van oordeel dat met betrekking daartoe geen sprake kan zijn van wederrechtelijke toe-eigening. Daarbij overweegt de rechtbank dat door de vermenging van de geldbedragen op de bankrekening op grond van de in het dossier opgenomen stukken niet duidelijk is vast te stellen welke geldbedragen zijn verdwenen als gevolg van de handel in futures en welke geldbedragen – mogelijk – door verdachte privé zijn gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het vorenstaande niet worden bewezen dat verdachte zich gelden, welke hij op grond van met de cliënten afgesloten beleggingsovereenkomsten onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte moet van het onder 2 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken. 4.2. Bewezenverklaring. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 10 februari 2003 tot en met 14 november 2005 in Nederland, meermalen telkens opzettelijk zonder vergunning als vermogensbeheerder in Nederland diensten heeft aangeboden en verricht door het telkens kopen en verkopen van effecten, te weten futures of opties ten behoeve van en met verkregen geldbedragen van - [Benadeelde partij 1] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro] en [bijlagenummer] [voor 50.000 euro] en [bijlagenummer] [voor 100.000 euro] en [bijlagenummer]) [voor 200.000 euro], en - [Benadeelde partij 2] (D-006/5) [voor 50.000 euro], en [benadeelde partij 3] [voor 25.000 euro], en [benadeelde partij 4] [voor 25.000 euro], en - [Benadeelde partij 5] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro], en - [Benadeelde partij 6] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro], en - [Benadeelde partij 7] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro], en - [benadeelde partij 8] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro], en - [Benadeelde partij 9] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro], en - [Benadeelde partij 10] [bijlagenummer] [voor 50.000 euro], en - [Benadeelde partij 11] [voor 50.000 euro] en [bijlagenummer] [voor 50.000 euro]. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan. Artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer is vervallen bij het in werking treden van de Wet op het financieel toezicht op 1 januari 2007. De rechtbank zal zich moeten buigen over de vraag of het in werking treden van de Wet op het financieel toezicht blijk geeft van een veranderd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van de door verdachte gepleegde gedraging als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 luidde tot 1 januari 2007: Het is verboden zonder vergunning als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder in of vanuit Nederland diensten aan te bieden of te verrichten. Artikel 1 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 verstaat onder “vermogensbeheerder”: 1° degene die beroeps- of bedrijfsmatig op grond van een overeenkomst het beheer voert over effecten die toebehoren aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel over aan deze persoon toebehorende middelen ter belegging in effecten, daaronder begrepen het verrichten of doen verrichten van effectentransacties voor rekening van de persoon met wie de overeenkomst is gesloten. Artikel 1 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 verstaat voorts onder “effecten”: 2° ….. opties, rechten op overdracht op termijn van goederen, ……; Overtreding van dit feit is strafbaar gesteld in artikel 1 onder 2° van de Wet op de economische delicten. Artikel 2.96 van de Wet op het financieel toezicht luidt: 1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten. Artikel 1.1 van de Wet op het financieel toezicht verstaat onder: “het verlenen van een beleggingsdienst”: b. in de uitoefening van beroep of bedrijf voor rekening van die cliënten uitvoeren van orders met betrekking tot financiële instrumenten “financieel instrument”: a. effect; d. optie, future, Overtreding van dit feit is strafbaar gesteld in artikel 1 onder 2° van de Wet op de economische delicten. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat er geen sprake is van een veranderd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van de door verdachte gepleegde gedraging als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. 6. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar omdat niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit. 7. De strafoplegging A. De eis van de officier van justitie De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: Oplegging van een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven een lage werkstraf te vorderen zodat verdachte de mogelijkheid houdt om door het verrichten van betaalde werkzaamheden de door benadeelde partijen geleden schade te vergoeden. Voorts heeft de officier van justitie aangegeven rekening te houden met het tijdsverloop van de strafrechtelijke behandeling, te weten 2 jaren en acht maanden. B. Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en heeft zich daarom niet uitgelaten over de strafoplegging. C. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer tweeënhalf jaar schuldig gemaakt aan het verrichten van diensten als vermogensbeheerder zonder daartoe in het bezit te zijn van de vereiste vergunning. Verdachte heeft zich met de door cliënten aan hem toevertrouwde gelden begeven in de handel van futures en opties, de – zoals verdachte het heeft uitgedrukt – meest speculatieve vorm van effectenhandel. Blijkens de Memorie van Toelichting is het vergunningstelsel met name gericht op het bevorderen van ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten. Verdachte heeft, door zich zonder vergunning als vermogensbeheerder op de financiële markt te begeven, dit streven doorkruist waardoor een zorgvuldige behandeling van cliënten – gelet op de door hen gedane aangiften – niet heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte, blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 20 januari 2009 niet eerder ter zake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld. De rechtbank houdt voorts rekening met het tijdsverloop en de omstandigheid dat uit het onderzoek niet is gebleken dat verdachte door het bewezen verklaarde feit voordeel heeft genoten, integendeel, verdachte is door de gevolgen van het door hem gepleegde feit ook ernstig – financieel – getroffen. De rechtbank zal verdachte, zoals gevorderd door de officier van justitie, veroordelen tot een werkstraf. De rechtbank betrekt bij haar oordeel het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard: Het eerste jaar dat ik handelde in futures voor mijzelf en cliënten verliep heel negatief. In september 2003 was het geld op. Het door mij ontwikkelde computerprogramma bleek niet goed te werken. De beleggers achtervolgden mij met financiële vorderingen. Daarom ben ik weer begonnen met handel in futures. Mijn systeem moest goed zijn. Mijn systeem schakelde mijn gevoel voor de markt uit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte er kennelijk toe neigt, indien er sprake is van financiële problemen, toch door middel van speculaties zich van de benodigde financiën te voorzien. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur, teneinde mogelijke recidive te voorkomen. 8. Vordering van de benadeelde partijen 8.1 De benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 437.313,51 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. 8.2 De benadeelde partij [benadeelde partij 5], [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 25.417,-- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. 8.3 De benadeelde partij [benadeelde partij 6], [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 25.417,-- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. 8.4 De benadeelde partij [benadeelde partij 9], [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 32.917,-- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. A. Standpunt van de officier De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard dienen te worden om twee redenen, te weten: a. in verband met het faillissement van verdachte. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen indienen bij de curator. b. aangezien er geen rechtstreeks verband aanwezig is tussen het niet hebben van een vergunning om als vermogensbeheerder te mogen handelen en de geleden verliezen. B. Het standpunt van de verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn omdat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken. C. De rechtbank overweegt als volgt. De vorderingen zijn, blijkens de daarin gegeven toelichtingen, vooral gebaseerd op de veronderstelling dat door verdachte belangrijke sommen geld zijn verduisterd. Het onderzoek ter terechtzitting heeft echter onvoldoende wettelijk en overtuigend bewijs opgeleverd om verdachte te veroordelen ter zake van verduistering. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat enkel het niet hebben van een vergunning van de AFM voor het verrichten van diensten als vermogensbeheerder door verdachte heeft geleid tot de door de benadeelde partijen geclaimde schades. Nu niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partijen gevorderde schades het rechtstreekse gevolg is geweest van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen hun vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b en 22c van het Wetboek van Strafrecht, 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 10. Beslissing Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek Strafbaarheid van het bewezenverklaarde vermelde strafbare feit. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 40 uren. Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 20 dagen. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) maand. Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Verklaart de benadeelde partijen - [Benadeelde partij 1], [adres en woonplaats]; - [Benadeelde partij 5], [adres en woonplaats]; - [Benadeelde partij 6], [adres en woonplaats]; - [Benadeelde partij 9], [adres en woonplaats], niet ontvankelijk in de vordering. Dit vonnis is gewezen door mr. B.H. Franke, voorzitter, mr. N.O.P. Roché en mr. T.H. Bosma, rechters, in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2009. Mr. Roché is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.