Jurisprudentie
BI4372
Datum uitspraak2009-04-29
Datum gepubliceerd2009-05-19
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/13260
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-19
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/13260
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uitzetting naar Suriname
Vanaf 16 april 2009 geldt een nieuwe werkwijze ten aanzien van lp-aanvragen voor Suriname. Wekelijks zullen 10 originele aanvragen worden doorgestuurd naar het consulaat. De aanvragen worden vervolgens doorgeleid naar de Surinaamse autoriteiten in Suriname, alwaar deze direct in behandeling worden genomen. Een presentatie in persoon is dan ook niet langer nodig om een lp-aanvraag in behandeling te nemen. De voorgenomen presentaties, waaronder die van eiser, zijn derhalve geannuleerd. Enkel de presentatis van de vreemdelingen van wie de Surinaamse nationaliteit reeds is vastgesteld gaan wel door.
Vanaf 16 april 2009 geldt een nieuwe werkwijze ten aanzien van lp-aanvragen voor Suriname. Wekelijks zullen 10 originele aanvragen worden doorgestuurd naar het consulaat. De aanvragen worden vervolgens doorgeleid naar de Surinaamse autoriteiten in Suriname, alwaar deze direct in behandeling worden genomen. Een presentatie in persoon is dan ook niet langer nodig om een lp-aanvraag in behandeling te nemen. De voorgenomen presentaties, waaronder die van eiser, zijn derhalve geannuleerd. Enkel de presentatis van de vreemdelingen van wie de Surinaamse nationaliteit reeds is vastgesteld gaan wel door.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 09/13260
V-nr.: [..]
inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum], van (gestelde) Surinaamse nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum te Zaandam, eiser,
gemachtigde:mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam,
tegen: de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: M.C. Tilman, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie .
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 6 maart 2009 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 april 2009 is het beroep van eiser gericht tegen deze maatregel ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 14 april 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 28 april 2009. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Nu eiser eerst op 18 november 2009 in persoon zal worden gepresenteerd moet thans een belangenafweging worden gemaakt. Deze moet in het voordeel van eiser uitvallen. De door verweerder ter zitting toegelichte nieuwe werkwijze ten aanzien van laissez-passer (lp) aanvragen voor Suriname brengt hierin geen verandering. Weliswaar zal de presentatie van eiser geen doorgang vinden en zal de lp-aanvraag in behandeling worden genomen, maar het valt te bezien of deze aanvraag ook tot een spoedige(re) afgifte van een lp zal leiden. Daarvoor zijn verweerders mededelingen onvoldoende onderbouwd. Verder ontbreekt het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn nu eiser eerst in november 2009 zal worden gepresenteerd, danwel de lp nog lang op zich zal laten wachten. Ook heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld. Eiser heeft op 31 maart 2009 de overgelegde vrijwilligersbrief geschreven, een brief op basis waarvan de voorgenomen presentatiedatum naar voren kan worden gehaald. Op diezelfde dag heeft hij de brief overhandigd aan de terugkeerfunctionaris met het verzoek deze door te geleiden naar de regievoerder teneinde deze door te zenden naar de Surinaamse autoriteiten. Eerst op 21 april 2009 heeft de regievoerder deze brief van de terugkeerfunctionaris ontvangen tezamen met een tweede door eiser opgestelde brief van 21 april 2009.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Uit de telefoonnotitie van 24 april 2009 blijkt dat eiser eerst op 21 april 2009 zijn vrijwilligersbrief aan de terugkeerfunctionaris heeft gegeven, samen met een tweede brief en op diezelfde dag zijn deze doorgezonden naar de lp-afdeling. Verweerder heeft dan ook niet onvoldoende voortvarend gehandeld. Vanaf 16 april 2009 geldt een nieuwe werkwijze ten aanzien van lp-aanvragen voor Suriname. Wekelijks zullen 10 originele aanvragen worden doorgestuurd naar het consulaat. De aanvragen worden vervolgens doorgeleid naar de Surinaamse autoriteiten in Suriname, alwaar deze direct in behandeling worden genomen. Een presentatie in persoon is dan ook niet langer nodig om een lp-aanvraag in behandeling te nemen. De voorgenomen presentaties, waaronder die van eiser, zijn derhalve geannuleerd. Enkel de presentaties van de vreemdelingen van wie de Surinaamse nationaliteit reeds is vastgesteld gaan wel door.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het onderhavige beroep is het tweede beroep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. Thans dient te worden beoordeeld of de voortgezette toepassing daarvan gerechtvaardigd is te achten.
Met betrekking tot eisers stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Allereerst moet verweerders stelling dat uit de stukken blijkt dat eiser zijn vrijwilligersbrief van 31 maart 2009 op 21 april 2009 aan de terugkeerfunctionaris heeft gegeven, voor onjuist worden gehouden. Uit de telefoonnotitie van 24 april 2009 blijkt dat de regievoerder M. Laan heeft verklaard dat hij op 21 april 2009 twee brieven van de terugkeerfunctionaris, en dus niet van eiser, heeft ontvangen. In de stukken staat niet vermeld wanneer eiser eerdergenoemde brief aan de terugkeerfunctionaris heeft overhandigd.
Verder valt uit het dossier af te leiden dat eiser en Laan, voornoemd, elkaar op 31 maart 2009 hebben gesproken in de gang van het detentieplatform. Eiser deelde toen mee hij wellicht die middag de brief zou schrijven en aan de terugkeerfunctionaris zou meegeven. Tevens blijkt dat Laan op 31 maart 2009 bij de terugkeerfunctionaris heeft geverifieerd of eisers brief was ontvangen. Deze had nog geen brief van eiser ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat eisers verklaring dat hij zijn vrijwilligersbrief op 31 maart 2009 aan de terugkeerfunctionaris heeft gegeven, niet op waarheid berust. Nu niet blijkt op welk tijdstip Laan navraag heeft gedaan bij de terugkeerfunctionaris valt immers niet uit te sluiten dat eiser, nadat hij de regievoerder op 31 maart 2009 is tegengekomen, zijn brief nog diezelfde dag aan de terugkeerfunctionaris heeft gegeven. Nu het op zich al aannemelijker is dat eiser de eerste brief eerder heeft geschreven en overhandigd en daarna op 21 april 2009 de tweede dan dat eiser eerst op 21 april 2009 twee brieven zou hebben gegeven, alsmede dat moet worden geconcludeerd dat verweerder de verklaringen van eisers op dit punt niet gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank uitgaan van eisers verklaringen hieromtrent.
Dat betekent dat de brief eerst na drie weken door de terugkeerfunctionaris is doorgegeven aan de regievoerder, waarna het is doorgegeven aan de lp-kamer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee onvoldoende voortvarend gehandeld aan eisers uitzetting. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende. Eiser is tijdens het terugkeergesprek van 18 maart 2009 gewezen op het belang van deze vrijwilligersbrief. Met deze brief, waarin hij aangeeft dat hij zo snel mogelijk wenst terug te keren naar Suriname, wordt zijn lp-aanvraag met voorrang behandeld en kon de presentatiedatum naar voren worden gehaald. Op 31 maart 2009 heeft de regievoerder eiser in de gang van het detentieplatform nogmaals gewezen op het belang van deze brief. Indien aan deze brief een zodanig gewicht toekomt, dan mag er niet drie weken niets mee worden gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het intern doorzenden van een brief een eenvoudige handeling, zodat van de terugkeerfunctionaris mag worden verwacht dat hij het binnen één week doorgeleidt. Dit betekent dat het voortduren van de bewaring met ingang van 7 april 2009 onrechtmatig moet worden geacht. Het feit dat op 16 april 2009 een nieuwe werkwijze is overeengekomen met de Surinaamse autoriteiten, als gevolg waarvan de presentatie van eiser is geannuleerd doet niet af aan het voornoemde voortvarendheidsgebrek. Weliswaar kan thans worden geconcludeerd dat eiser niet in zijn belangen is geschaad, echter namens eiser is terecht opgemerkt dat dit was nog niet het geval op het moment dat het gebrek zich - na een week - voordeed en derhalve de bewaring onrechtmatig werd.
Het beroep wordt gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring wordt bevolen, ingaande 29 april 2009.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van € 80,-- per dag dat eiser in een Huis van Bewaring aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 1760,--.
Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,--, als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1) .
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 29 april 2009 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1760,-- (zegge: zeventienhonderdenzestig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 29 april 2009 door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G. Panday, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier De voorzitter
is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden op:
Conc.:GP
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open