Jurisprudentie
BI1537
Datum uitspraak2009-04-07
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/821589-07 en 10/641325-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/821589-07 en 10/641325-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Promis-vonnis. Artikelen 6 en 9 WVW. Dodelijk verkeersongeval. Hoogst roekeloos rijgedrag door in beschonken toestand te gaan autorijden, daarbij de maximumsnelheid ver te overschrijden en diverse andere verkeersregels te negeren. Daarnaast (op eerdere datum) besturen van een auto tijdens rijontzegging. Gevangenisstraf voor de tijd van 2 jaren en rijontzegging voor de tijd van 7 jaren.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummers: 10/821589-07 en 10/641325-08
Datum uitspraak: 7 april 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op xx-xx-1976 te [plaatsnaam] ([naam land]), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2009.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de dagvaarding met parketnummer 10/641325-08 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte:
(parketnummer 10/821589-07)
een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij wist dat hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd;
(parketnummer 10/641325-08)
primair,
na gebruik van meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij een dode is gevallen;
subsidiair,
na gebruik van meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol een auto heeft bestuurd, en/of
een auto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed was van cannabis, waardoor hij niet tot het behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, en/of
na gebruik van meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat gevaar op de weg is veroorzaakt.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Flikweert heeft gerekwireerd tot:
- (parketnummer 10/821589-07) bewezenverklaring van het ten laste gelegde
- (parketnummer 10/641325-08) bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van viereneenhalf jaar, met aftrek van voorarrest, en het bij vonnis bevelen van de gevangenhouding van de verdachte, alsmede ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van zeven jaren, en verbeurdverklaring van het autowrak van de verdachte.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
(parketnummer 10/821589-07)
Aangezien de verdachte het in de tenlastelegging met parketnummer 10/821589-07 ten laste gelegde feit, zoals hierna bewezen verklaard, heeft bekend, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
1. de bekennende verklaringen van de verdachte ;
2. het proces-verbaal van bevindingen van de politie met daarin vermeld hetgeen de verbalisanten hebben waargenomen .
(parketnummer 10/641325-08)
Van het volgende wordt uitgegaan:
In de nacht 16 augustus 2008 is de verdachte op een feest in Rotterdam geweest. Hij was daar met zijn vriendin, zijn zus, zijn zwager [naam] en zijn neef [naam]. Op een gegeven moment is de groep weggegaan bij het feest. Omdat de verdachte op het feest alcoholhoudende drank had gedronken, heeft zijn zwager met hem afgesproken dat hij zou rijden met de auto van de verdachte. De beide vrouwen zijn vervolgens door verdachtes zwager thuis afgezet. Deze is even met hen naar binnen gegaan. Terugkomend bij de auto zat de verdachte op de bestuurdersplaats. Zijn zwager heeft nog gevraagd of de verdachte in staat was om te rijden. De verdachte zei van wel. De verdachte wilde samen met zijn zwager en zijn neefje naar Amsterdam gaan. Zij zijn met verdachtes auto gaan rijden. De verdachte bestuurde de auto, zijn zwager zat naast hem in de bijrijderstoel en verdachtes neef zat op de achterbank. Via de Maastunnel in Rotterdam is de verdachte van zuid naar noord gereden met - in de tunnel - een gemiddelde snelheid van 83 kilometer per uur, terwijl daar een maximumsnelheid geldt van 50 kilometer per uur. De laatste 210 meter voor het verlaten van de Maastunnel reed de verdachte zelfs met een gemiddelde snelheid van 126 kilometer per uur. Tijdens de rit in de Maastunnel heeft de verdachte éénmaal met zijn linker wielen en éénmaal met heel zijn auto een doorgetrokken streep overschreden en heeft hij met hoge snelheid ingehaald. Komende uit de Maastunnel is de verdachte de oprit naar het Droogleever Fortuynplein opgereden. Die oprit en de rijbaan van het Droogleever Fortuynplein vormen een T-splitsing, waar het verkeer komende van de oprit genoodzaakt is om een bocht naar rechts te maken. Aan het einde van de oprit is verdachtes auto echter ondanks krachtig remmen rechtdoor gegaan, haaks over de rijbaan van het Droogleever Fortuynplein heen en over de daarnaast gelegen grindbak en tramrails, om vervolgens hard te botsen tegen de nagenoeg parallel aan de rijbaan van het Droogleever Fortuynplein gelegen betonnen muur. Verdachtes neef is daarbij zwaar gewond geraakt en naar het ziekenhuis gebracht alwaar hij in de ochtend van die dag komen te overlijden aan het letsel als gevolg van het ongeval. De verdachte is ook met zwaar lichamelijk letsel naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis is bij hem bloed afgenomen. Aan de hand hiervan is vastgesteld dat het alcoholgehalte in zijn bloed 1,34 milligram per milliliter bloed bedroeg.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag en dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het ten laste gelegde rijden onder invloed van cannabis.
De raadsman heeft gesteld dat er geen sprake is geweest van roekeloos rijgedrag omdat zijn cliënt zich niet bewust was van de risico’s die hij nam doordat hij teveel alcohol had gedronken. Ondanks het alcoholgebruik reed zijn cliënt aanvankelijk keurig. Pas in de Maastunnel is hij vol gas gaan geven. Zijn cliënt is een beetje een ‘machotype’ zo heeft de zwager van zijn cliënt verklaard. Gelet op het voorgaande bestaat er een reële mogelijkheid dat zijn cliënt niet zozeer ten gevolge van de alcohol maar ten gevolge van zijn
macho-instelling onvoorzichtig is gaan rijden. Daarom zou vrijspraak van het primair ten laste gelegde moeten volgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 betreft zeer onvoorzichtig gedrag als verkeersdeelnemer waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Roekeloosheid vereist daarmee niet slechts een aanmerkelijke onvoorzichtigheid, maar een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Bij de beoordeling of sprake is van roekeloosheid dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Een enkel onbewust moment in het geheel van gedragingen hoeft niet in de weg te staan aan het oordeel dat er sprake is van roekeloosheid. In het algemeen zal bij roekeloosheid sprake moeten zijn van bewustheid van het risico van ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren.
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel een ieder wordt geacht bekend te zijn met de risico’s verbonden aan deelname aan het verkeer na het drinken van (meer dan een paar glazen) alcoholhoudende drank. Toch is de verdachte voorheen herhaaldelijk betrapt op rijden onder invloed. Hij is hiervoor veroordeeld en heeft destijds onder meer een cursus over alcohol en verkeer moeten volgen. Uit hetgeen hierboven is vastgesteld, blijkt dat de verdachte op 16 augustus 2008 wederom met te veel alcohol op zijn auto is gaan besturen. Kort daarvoor die nacht was besproken dat zijn zwager zou rijden. Ook toen de verdachte achter het stuur had plaatsgenomen, heeft zijn zwager hem nog gevraagd of hij wel in staat was om een auto te besturen, waarop hij bevestigend heeft geantwoord. Gezien het vorenstaande heeft de verdachte door toch te gaan rijden met zijn auto reeds van aanvang af bewust het risico van ernstige gevolgen genomen.
Dat de verdachte in zeer ernstige mate onzorgvuldig is geweest ten opzichte van de inzittenden van zijn auto en medeweggebruikers en dat hij niet in staat is geweest om op een verantwoorde wijze zijn auto te besturen, blijkt ook uit de zeer onvoorzichtige manier waarop hij heeft gereden in de Maastunnel. Hij heeft zich daar niet gehouden aan de maximumsnelheid, hij heeft de doorgetrokken witte streep herhaaldelijk overschreden en hij heeft met hoge snelheid ingehaald. Met hoge snelheid is hij uit de Maastunnel gekomen en gereden naar het Droogleever Fortuynplein. Daar is de verdachte zich op het laatste moment kennelijk bewust geweest van gevaar maar heeft hij de controle over zijn auto verloren. Ondanks krachtig remmen door de verdachte is zijn auto, daar waar de verdachte een bocht naar rechts had moeten maken, rechtdoor gegaan en hard tegen een betonnen muur gebotst. Verdachtes neef is tengevolge hiervan zwaar gewond geraakt en later die dag komen te overlijden.
De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat verdachtes gedrag als verkeersdeelnemer als hoogst roekeloos dient te worden aangemerkt. Dit komt ook overeen met hetgeen de wetgever voor ogen heeft gehad bij de invoering van roekeloosheid als strafverzwarende omstandigheid.
De stelling dat er een reële mogelijkheid bestaat dat de verdachte niet zozeer ten gevolge van de alcohol maar ten gevolge van zijn macho-instelling onvoorzichtig is gaan rijden, doet niet af aan het oordeel dat verdachtes gedrag als verkeersdeelnemer als hoogst roekeloos moet worden gekwalificeerd. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Gelet op het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de tenlastelegging met parketnummer 10/821589-07 ten laste gelegde feit en het in de tenlastelegging met parketnummer 10/641325-08 primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
(parketnummer 10/821589-07)
hij op 02 oktober 2007 te [plaatsnaam] terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd;
(parketnummer 10/641325-08)
hij op 16 augustus 2008 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig personenauto, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig hoogst roekeloos, te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de
Maastunnel en het Droogleever Fortuynplein, welk roekeloosrijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de maximumsnelheid voor motorvoertuigen ter plaatse 50 km/uur bedroeg, en
-hij, verdachte, reed in die Maastunnel, gaande in de richting van het Droogleever Fortuynplein, en-de door verdachte bereden rijbaan van die Maastunnel bestond uit twee rijstroken, gescheiden door een doorgetrokken streep, en
-voor bestuurders, rijdend op die door verdachte gevolgde rijbaan, op de kruising met dat Droogleever Fortuynplein een verplichte rijrichting gold voor rechtsaf, en
-hij, verdachte, met het voertuig is gaan rijden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed 1,34 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg en hij, verdachte aldus verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en hij, verdachte, aldus mede door gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in een toestand waarin gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en het gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was de handelingen te verrichten die van hem werden vereist,
ondanks voornoemde toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een motorrijtuig is gaan besturen en blijven besturen en in die Maastunnel met een gemiddelde snelheid van 83 km/uur heeft gereden en aldaar de doorgetrokken streep heeft overschreden en één of meer voertuigen heeft ingehaald en de laatste 210 meter van die Maastunnel gezien vanuit de rijrichting van verdachte, met een gemiddelde snelheid van 126 km/uur heeft gereden en bij het uitrijden van die Maastunnel zijn snelheid nog immer niet heeft aangepast en het door hem bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en het verloop van de rijbaan naar rechts, gezien vanuit verdachte niet heeft gevolgd of heeft kunnen volgen, als gevolg waarvan hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig rechtdoor rijdend frontaal tegen een betonnen muur op het Droogleever Fortuynplein is aangebotst ,
aldus heeft hij verdachte zich als verkeersdeelnemer zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden;
door dat ongeval werd een inzittende van het door verdachte bestuurde voertuig, genaamd [naam], gedood;
welk feit (een misdrijf als omschreven in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) mede werd veroorzaakt:
-doordat hij, verdachte, een krachtens artikel 2 en artikel 13 van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, en
-terwijl hij verdachte toen daar dat motorvoertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,34 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
(parketnummer 10/821589-07)
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
(parketnummer 10/641325-08)
primair,
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 2 oktober 2007 een personenauto bestuurd, terwijl hij wist dat hij in die periode niet een auto mocht besturen, omdat hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd.
Dit feit verbleekt bij hetgeen de verdachte op 16 augustus 2008 heeft gedaan. Toen is hij in beschonken toestand zijn auto gaan besturen en heeft hij de maximumsnelheid ver overschreden en diverse andere verkeersregels genegeerd. Zodoende heeft hij door hoogst roekeloos gedrag een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij zijn zeventien jarige neef zo gewond is geraakt dat deze later die dag aan zijn verwondingen is komen te overlijden. Dit heeft tot groot verdriet en een pijnlijke leegte geleid bij de nabestaanden van het slachtoffer. Zij zijn vergevingsgezind maar blijven moe en rouwend achter met veel vragen, getuige de slachtofferverklaring die bij de behandeling ter terechtzitting is voorgelezen.
Op deze feiten zal de rechtbank reageren met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
De rechtbank ziet aanleiding om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. In dit verband is van belang dat de verdachte oprecht spijt heeft betuigd over het ongeval. Ook hij gaat gebukt onder het verlies van zijn neef met wie hij een hechte band had. Bovendien is gebleken dat de verdachte niet is hersteld van het zware lichamelijke letsel dat hij heeft opgelopen bij het ongeval. Waargenomen is dat hij thans nauwelijks in staat is om zelfstandig te lopen met krukken en dat hij daarbij veel pijn ondervindt. Naar verwachting is volledig herstel uitgesloten; mogelijk zal sprake zijn van blijvende invaliditeit.
Tevens wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte al eens is veroordeeld voor rijden onder invloed. Daarnaast is hij ondanks een rijontzegging toch zijn auto gaan besturen. Kennelijk neemt de verdachte het niet zo nauw in het verkeer.
Niet is uitgesloten dat de verdachte op enig moment weer in staat zal zijn om auto te rijden. Er zijn immers voorzieningen om autorijden, ook voor bestuurders met fysieke beperkingen, mogelijk te maken. Gelet op het vorenstaande dient de verdachte zich echter voor lange tijd te onthouden van deelname aan het verkeer als bestuurder van een motorrijtuig. De rechtbank ziet dan ook, anders dan de raadsman, reden om de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig te ontzeggen voor de geëiste duur van zeven jaren.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank niet de gevangenhouding van de verdachte bij vonnis bevelen, omdat er geen sprake is van recidivegevaar.
Alles afwegend worden na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen autowrak van de verdachte (merk Mazda, type 323 F, 1.8i GLX, met kenteken [kentekennummer]) verbeurd te verklaren. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Het in beslag genomen autowrak zal worden verbeurd verklaard.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 9, 175, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat de verdachte het in de tenlastelegging met parketnummer 10/821589-07 ten laste gelegde feit en het in de tenlastelegging met parketnummer 10/641325-08 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) jaar;
- ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 7 (zeven) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
- beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: verklaart verbeurd de personenauto van de verdachte (merk Mazda, type 323 F, 1.8i GLX, met kenteken [kentekennummer]);
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Wiersinga en Verloop, rechters,
in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 7 april 2009.
TEKST (GEWIJZIGDE) TENLASTELEGGINGEN
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/821589-07)
hij op of omstreeks 02 oktober 2007 te [plaatsnaam] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
(art. 9/1 WVW94)
(parketnummer 10/641325-08) (gewijzigd)
hij op of omstreeks 16 augustus 2008 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig (hoogst) roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de
Maastunnel en het Droogleever Fortuynplein, althans op één van deze wegen, welk roekeloos, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de maximumsnelheid voor motorvoertuigen ter plaatse 50 km/uur bedroeg, en/of
-hij, verdachte, reed in die Maastunnel, gaande in de richting van het Droogleever Fortuynplein, en/of
-de door verdachte bereden rijbaan van die Maastunnel bestond uit twee rijstroken, gescheiden door een doorgetrokken streep, en/of
-voor bestuurders, rijdend op die door verdachte gevolgde rijbaan, op de kruising met dat Droogleever Fortuynplein een verplichte rijrichting gold voor rechtsaf, en/of
-hij, verdachte, met het voertuig is gaan rijden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed 1,34 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bedroeg en/of hij, verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste althans tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en/of hij, verdachte, (aldus) (mede) door gebruik van alcoholhoudende drank en/of andere stoffen verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of het gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was de handelingen te verrichten die van hem werden vereist,
ondanks voornoemde toestand (als bedoeld in artikel 8, eerste dan wel tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994) een motorrijtuig is gaan besturen en blijven besturen en/of in die Maastunnel met een gemiddelde snelheid van 83 km/uur heeft gereden en/of (aldaar) de doorgetrokken streep overschrijdend één of meer voertuigen heeft ingehaald en/of de laatste 210 meter van die Maastunnel (gezien vanuit de rijrichting van verdachte), althans op enig
moment in die Maastunnel, met een gemiddelde snelheid van 126 km/uur heeft gereden en/of bij het uitrijden van die Maastunnel zijn snelheid (nog immer) niet heeft aangepast en/of het door hem bestuurde voertuig niet (voortdurend) onder controle heeft gehad en/of (vervolgens) het verloop van de rijbaan (naar rechts, gezien vanuit verdachte) niet heeft gevolgd of heeft kunnen volgen, als gevolg waarvan hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig (rechtdoor rijdend) frontaal tegen een betonnen muur op het Droogleever
Fortuynplein is aangebotst of aangereden,
aldus heeft hij (verdachte) zich als verkeersdeelnemer zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden;
door dat ongeval werd een inzittende van het door verdachte bestuurde voertuig, genaamd [naam], gedood;
het feit (misdrijf als omschreven in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) werd veroorzaakt of mede werd veroorzaakt:
-doordat hij, verdachte, een krachtens artikel 2 en/of artikel 13 van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, en/of
-terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorvoertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder een zodanige invloed van een stof, te weten cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, en/of
-terwijl hij (verdachte) toen daar dat motorvoertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn (verdachtes) bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,34 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
(artikel 6 j artikelen 175, lid 3, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2008 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,34 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
(artikel 8, lid 2, aanhef en onder b, j artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994)
en/of
hij op of omstreeks 16 augustus 2008 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(artikel 8, lid 1, j artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994)
en/of
hij op of omstreeks 16 augustus 2008 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Maastunnel en het Droogleever Fortuynplein, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg(en) werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd of kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de maximumsnelheid voor motorvoertuigen ter plaatse 50 km/uur bedroeg, en/of
-hij, verdachte, reed in die Maastunnel, gaande in de richting van het Droogleever Fortuynplein, en/of
-de door verdachte bereden rijbaan van die Maastunnel bestond uit twee rijstroken, gescheiden door een doorgetrokken streep, en/of
-voor bestuurders, rijdend op die door verdachte gevolgde rijbaan, op de kruising met dat Droogleever Fortuynplein een verplichte rijrichting gold voor rechtsaf, en/of
-hij, verdachte, met het voertuig is gaan rijden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed 1,34 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bedroeg en/of hij, verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en/of hij, verdachte, (aldus) (mede) door gebruik van alcoholhoudende drank en/of andere stoffen verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of het gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was de handelingen te verrichten die van hem werden vereist,
ondanks voornoemde toestand (als bedoeld in artikel 8, eerste dan wel tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994) een motorrijtuig is gaan besturen en blijven besturen en/of in die Maastunnel met een gemiddelde snelheid van 83 km/uur heeft gereden en/of (aldaar) de doorgetrokken streep overschrijdend één of meer voertuigen heeft ingehaald en/of de laatste 210 meter van die Maastunnel (gezien vanuit de rijrichting van verdachte), althans op enig
moment in die Maastunnel, met een gemiddelde snelheid van 126 km/uur heeft gereden en/of bij het uitrijden van die Maastunnel zijn snelheid (nog immer) niet heeft aangepast en/of het door hem bestuurde voertuig niet (voortdurend) onder controle heeft gehad en/of (vervolgens) het verloop van de rijbaan (naar rechts, gezien vanuit verdachte) niet heeft gevolgd of heeft kunnen volgen, als gevolg waarvan hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig (rechtdoor rijdend) frontaal tegen een betonnen muur op het Droogleever
Fortuynplein is aangebotst of aangereden;
(artikel 5 j artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994)