Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0965

Datum uitspraak2009-04-07
Datum gepubliceerd2009-04-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580469-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewezenverklaard is het meermalen plegen van opzetheling en poging tot opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken ten aanzien van een grote hoeveelheid kleding, schoenen en laarzen, schuldheling van een scooter, handelen in strijd met de Opiumwet en handelen in strijd met de Wet op de Accijns. Hij is veroordeeld tot 4 (vier) maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor duur van (in totaal) 240 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580469-07 Uitspraak: 7 april 2009 Tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats op 1982], wonende te [adres te plaats]. Raadsman mr J.H. Stam te Zutphen. 1. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2009. 2. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 25 mei 2007 en/of 26 mei 2007 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (aan [adres]) heeft weggenomen 262, althans meerdere jassen en/of 185, althans meerdere blouses en/of 120, althans meerdere hoeden en/of 502, althans meerdere shirts en/of 453, althans meerdere laarzen en/of 394, althans meerdere schoenen - allen van het merk John Bardale - en/of 7, althans meerdere stoelen en/of een koffiezetapparaat en/of 2 tafels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of Brummen en/of gemeente Apeldoorn en/of Wilp en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen 262, althans meerdere jassen en/of 185, althans meerdere blouses en/of 120, althans meerdere hoeden en/of 502, althans meerdere shirts en/of 453, althans meerdere laarzen en/of 394, althans meerdere schoenen - allen van het merk John Bardale - en/of 7, althans meerdere stoelen en/of een koffiezetapparaat en/of 2 tafels heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; en/of hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of Brummen en/of gemeente Apeldoorn en/of Wilp en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk uit winstbejag (een) door misdrijf verkregen goed(eren) te weten: 262, althans meerdere jassen en/of 185, althans meerdere blouses en/of 120, althans meerdere hoeden en/of 502, althans meerdere shirts en/of 453, althans meerdere laarzen en/of 394, althans meerdere schoenen en/of 7, althans meerdere stoelen en/of een koffiezetapparaat en/of 2 tafels voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen; artikel 416 lid 1 ahf/ond b art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht 2. hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 september 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of gemeente Apeldoorn en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen jassen en/of blouses en/of hoeden en/of shirts en/of laarzen en/of schoenen (van het merk John Bardale) voordeel, te weten 10.000 euro, althans een geldbedrag te trekken, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk - [slachtoffer A] enkele gestolen goederen getoond en/of - meermalen (telefonisch) contact met die [slachtoffer A] gezocht, althans opgenomen en/of - (vervolgens) met die [slachtoffer A] prijsafspraken voor het overdragen van (een aantal van) de gestolen goederen gemaakt en/of - (vervolgens) een tijdstip en plaats van levering van deze goederen en betaling van de geldsom met die [slachtoffer A] besproken/afgesproken en/of - (vervolgens) een bestelbus, althans een motorvoertuig geleend, althans geregeld en/of - (vervolgens) (een deel) van de gestolen goederen in een deze bestelbus, althans motorvoertuig geladen en/of - (vervolgens) met deze goederen naar/in de richting van die [slachtoffer A] gereden (om de goederen over te dragen en de geldsom te innen), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid; art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht 3. hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks 02 juli 2007 tot en met 20 september 2007 te Apeldoorn en/of Twello, in elk geval in Nederland, een scooter (merk en/of kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof (parketnr 802435-07) art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 20 september 2007 te Wilp, gemeente Voorst, opzettelijk (in een pand aan [adres A] aanwezig heeft gehad ongeveer 638 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (parketnr 802541-07) art 3 ahf/ond C Opiumwet 5. hij op of omstreeks 05 september 2005 te Wilp-Achterhoek, gemeente Voorst, al dan niet opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) accijnsgoed(eren) (sigaretten en/of gedistilleerde drank(en)), te weten: -5 sloffen, althans 2500 stuks, Camel filtersigaretten en/of -2 sloffen, althans 400 stuks, Camel filtersigaretten en/of -168 flessen Amaretto likeur (à 0,7 liter, met een alcoholgehalte van 21,5% vol) en/of -142 flessen Silverstone Rum (à 0,7 liter, met een alcoholgehalte van 37,5% vol), althans een of meer handelshoeveelhe(i)d(en) sigaretten en/of gedistilleerde drank(en), voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing was/waren betrokken (parketnr 801908-07); art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns 3. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. 4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1 A. Aanleiding 4.1. Op 29 mei 2007 is door [slachtoffer A] aangifte gedaan van diefstal van onder meer een grote hoeveelheid kleding en schoeisel uit zijn [bedrijf], gevestigd aan [adres te plaats]. Verdachte heeft op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] een deel van de gesloten kleding aan [medeverdachte] meegegeven, zodat [medeverdachte] dit aan [slachtoffer A] kon laten zien. [slachtoffer A] heeft deze kleding herkend als zijnde de gestolen kleding uit zijn bedrijf. Door de politie zijn telefoontaps2 geplaatst op de telefoonaansluiting van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en op 20 september 2007 zou – blijkens de opgenomen gesprekken – de overdracht van de overige kleding gaan plaatsvinden. Op 20 september 2007 zijn verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] aangehouden3 als inzittenden van een bedrijfsauto. De bedrijfsauto is doorzocht en in de laadruimte van deze bedrijfsauto is een grote hoeveelheid goederen aangetroffen. [slachtoffer A] heeft deze goederen herkend als zijnde de gestolen goederen uit zijn bedrijf. Op 20 september 2007 hebben eveneens doorzoekingen4 plaatsgevonden in de woningen gelegen aan de percelen [adres A te plaats], [adres B te plaats], gemeente Apeldoorn en [adres C te plaats], waar ook een deel van de gestolen goederen is aangetroffen5. 4.2. Op 3 juli 2007 is door [slachtoffer C] aangifte6 gedaan van diefstal van zijn scooter/bromfiets, voorzien van kenteken [kenteken]. Tijdens de doorzoeking7 op 20 september 2007 aan de [adres C te plaats] heeft politie in een loods een scooter/bromfiets met kenteken [kenteken] aangetroffen. 4.3. Tijdens de doorzoeking8 op 20 september 2007 in het pand aan de [adres A te plaats], werd op de eerste verdieping twee doorschijnende plastic zakken aangetroffen met daarin hennep of delen van hennep. Door [naam] is een narco-test uitgevoerd, waarbij bleek dat de inhoud van beide plastic zakken hennep betrof. In één zak zat 130 gram en in de andere zak zat 508 gram hennep. 4.4. Onder leiding van de rechter-commissaris heeft de politie Zwolle heeft op 5 september 2005 een doorzoeking9 verricht in een pand te Wilp-Achterhoek, gemeente Voorst. Tijdens de doorzoeking zijn in beslag genomen 142 flessen Silverstone Rum, 168 flessen Amaretto likeur en in totaal 2.900 stuks sigaretten van het merk Camel filter. B. Standpunt van het openbaar ministerie 4.5. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair eerste en tweede alternatief, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. De bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair eerste en tweede alternatief en 2 tenlastegelegde heeft zij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer A], de verklaring van diens dochter, de verklaring van [getuige], de processen-verbaal van de onder verdachte in beslag genomen goederen en zijn eigen verklaring. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de spullen gestolen waren. Op aandringen van medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte de spullen gekocht en bij [getuige] neergezet. Op drie locaties zijn goederen aangetroffen. De officier van justitie acht diefstal niet bewezen, maar heling wel. Verdachte wist bij het verwerven van de goederen dat de goederen gestolen waren en heeft de goederen uit winstbejag overgedragen. De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de heling van het koffiezetapparaat, de stoelen en de tafels, nu daarvoor onvoldoende bewijs is. Ten aanzien van feit 2 heeft zij aangevoerd dat zij bewijs aanwezig acht dat verdachte in de periode van 13 september 2007 tot en met 20 september 2007 in Nederland heeft geprobeerd de geheelde goederen om te zetten in geld, te weten € 10.000,-, om daar voordeel uit te trekken. Voor de bewezenverklaring voor feit 3 heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer C], inhoudende dat de scooter met het hiervoor genoemde kenteken is gestolen. In zijn aangifte wordt de bromfiets ook wel een scooter genoemd. Verdachte heeft verklaard dat hij de scooter zonder overschrijvingsbewijs voor € 450,- heeft gekocht. Hij wilde niet zeggen wie de verkoper was. Hij heeft het overschrijvingsbewijs naderhand ook niet gekregen. De officier van justitie acht schuldheling wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 4 is tijdens de doorzoeking van 20 september 2007 hennep, te weten 638 gram, aangetroffen. Er is een zgn. narco-test uitgevoerd, die positief was. Verdachte heeft bij de politie bekend dat de hennep van hem was. Ten aanzien van feit 5 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen het voorhanden hebben van niet veraccijnsde sigaretten en drank. Deze goederen zijn bij een doorzoeking in de parenclub van verdachtes moeder in Wilp-Achterhoek aangetroffen. Voor een ieder was duidelijk kenbaar dat de sigaretten niet veraccijnsd waren. In een parenclub wordt – naar de officier van justitie aanneemt – alcohol geschonken. Het is een feit van algemene bekendheid dat je als eindgebruiker accijns verschuldigd bent. Verdachte heeft verklaard dat hij de drank aan de deur heeft gekocht, als gevolg waarvan het naar de mening van de officier van justitie duidelijk mag zijn dat dit niet-veraccijnsde drank was. C. Standpunt van de verdediging 4.6. De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 aangevoerd dat verdachte van de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal dient te worden vrijgesproken, omdat er alleen een aangifte in het dossier zit en er overigens geen bewijs is dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. De raadsman is van mening dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van een voortgezette handeling. De raadsman acht niet bewezen dat verdachte de stoelen, tafels en het koffiezetapparaat heeft geheeld. Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte deze feiten heeft bekend. Derhalve kunnen de feiten wettig en overtuigend worden bewezen. Feit 5 is volgens de raadsman al zo oud, dat strafoplegging daarvoor al nauwelijks meer aan de orde is. D. Beoordeling door de rechtbank Feiten 1 en 2: 4.7. Bij de politie heeft [slachtoffer A] aangifte10 gedaan van diefstal. In de nacht van 25 op 26 mei 2007 zijn uit zijn [bedrijf] aan [adres te plaats] jassen, hoeden, dozen met bloesjes, schoenen, laarzen, stoelen en een koffiezetapparaat weggenomen. 4.8. In een aanvullende verklaring11 heeft [slachtoffer A] bij de politie verklaard dat hij enkele dagen na de inbraak met medeverdachte [medeverdachte] over deze inbraak heeft gesproken. [medeverdachte] toonde veel belangstelling en zou uitkijken of deze of gene meer van de goederen zou weten. Verder heeft [slachtoffer A] verklaard dat het merk John Bardale een uniek merk in Nederland is en dat alleen zijn bedrijf dit op de markt brengt en verkoopt aan hem bekende dealers12. Nadat [medeverdachte] telefonisch contact met [slachtoffer A] heeft opgenomen, heeft hij aan [slachtoffer A] ter herkenning een deel van de gestolen kleding getoond. Op 17 september 2007 belde [medeverdachte] weer naar [slachtoffer A]. Hij heeft een voorstel gedaan aan [slachtoffer A], dat hij de goederen terug kon kopen voor € 9.000,-, met een tip van € 2.500,- voor Van de Wakker. [medeverdachte] en [slachtoffer A] hebben telefonisch afgesproken dat zij elkaar bij het Spittaal in Zutphen zouden ontmoeten voor de overdracht van de goederen13. 4.9. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn op 20 september 2007 in Brummen14 door een arrestatieteam aangehouden15. Zij zaten in een bestelbus, met in de laadbak van deze bus een deel van de bij [slachtoffer A] gestolen goederen, te weten waxjassen, bloesjes, schoenen en laarzen. Alle kledingstukken waren van het merk John Bardale en zijn in beslag genomen16. [slachtoffer A] heeft deze goederen herkend als zijnde de goederen die bij hem zijn gestolen17. 4.10. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij van [slachtoffer A] heeft gehoord dat er in zijn bedrijf was ingebroken18. Hij is later naar [slachtoffer A] gegaan om een folder van de gestolen goederen te halen, zodat hij wist hoe de gestolen goederen eruit zagen19. Toen [medeverdachte] een keer in de parenclub in Wilp was, heeft hij verdachte gevraagd of hij kleding van het merk John Bardale had. [medeverdachte] is met verdachte meegelopen naar de keuken van hun privéwoning, die vast zit aan de parenclub. Verdachte is even weggegaan en kwam terug met een paar laarzen, schoenen en een waxjas van het John Bardale. Toen verdachte hem een “monster” van de te leveren goederen toonde, herkende [medeverdachte] het logo “JB”, de afkorting van John Bardale. Hij wist toen meteen dat het om een deel van de bij [slachtoffer A] gestolen goederen ging20. [medeverdachte] heeft [slachtoffer A] gebeld en heeft deze kleding aan hem getoond. Nadat [medeverdachte] aan verdachte had gevraagd of er nog meer van deze kleding aanwezig was, belde verdachte terug en zei dat hij nog 250 jassen, 300 schoenen en 11 dozen met blouses had. [medeverdachte] heeft direct [slachtoffer A] gebeld en verteld wat verdachte nog had. Hij heeft met [slachtoffer A] onderhandeld over de prijs en uiteindelijk kwamen zij tot overeenstemming dat [slachtoffer A] € 11.500,- zou betalen21. Zij hebben afgesproken wanneer de overdracht zou plaatsvinden. [medeverdachte] heeft een bestelbus geleend bij [naam] om de spullen te vervoeren. Op 20 september 2007 was [medeverdachte] met verdachte op de parkeerplaats van de parenclub. Zij hebben wat dozen met laarzen uit een houten huisje gehaald en in de bus gezet. Verdachte ging daarna – alleen – de overige spullen halen. Toen verdachte terug kwam, heeft [medeverdachte] met verdachte de lading bekeken en geteld. Vanuit Wilp zijn zij richting het Spittaal te Zutphen gereden om de overdracht af te ronden22. Daarna werden zij aangehouden door het arrestatieteam23. 4.11. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een aantal spullen van iemand kon kopen, te weten schoenen, jassen, laarzen, blouses en andere troep24. Hij heeft de spullen van een vriend gekocht, terwijl hij wist dat de spullen gestolen waren. De vriend van [medeverdachte] zou hen € 13.000,- geven, waardoor [medeverdachte] en verdachte ieder € 1.500,- konden verdelen. Hij heeft eerst een monster gehaald voor de vriend van [medeverdachte]25. Hij heeft de vrachtwagen gepakt en de goederen opgehaald. Hij reed met [medeverdachte] naar Zutphen om de goederen te verkopen aan de vriend van [medeverdachte]26. 4.12. Bij de politie heeft [getuige]27 verklaard dat zij woonachtig is aan de [adres B te plaats], gemeente Apeldoorn. Zij heeft haar schuur ter beschikking gesteld aan verdachte om spullen in op te slaan. De spullen hebben er ongeveer vanaf begin juni 2007 gestaan en verdachte was de enige die erbij kwam. 4.13. Op 20 september 2007 heeft een doorzoeking28 plaatsgevonden aan de [adres B te plaats]. Tijdens de doorzoeking zijn laarzen en een jas van het merk John Bardale aangetroffen en in beslag genomen29. 4.14. Op 20 september 2007 heeft een doorzoeking30 plaatsgevonden aan de [adres A te plaats]. Tijdens de doorzoeking zijn laarzen, hoeden en jassen van het merk John Bardale aangetroffen en in beslag genomen31. 4.15. Op 20 september 2007 heeft een doorzoeking32 plaatsgevonden aan de [adres C te plaats]. Tijdens de doorzoeking zijn blouses, schoenen, jassen en laarzen van het merk John Bardale aangetroffen en in beslag genomen33. 4.16. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een deel van de partij aan [medeverdachte] heeft laten zien. [medeverdachte] heeft dat deel aan – naar later bleek – [slachtoffer A] laten zien. 4.17. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de goederen zelf heeft gestolen. Door [slachtoffer A] is aangifte gedaan, maar overigens is geen bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte de goederen heeft weggenomen. Bovendien heeft verdachte ontkend de diefstal te hebben gepleegd. Verdachte zal daarom van feit 1 primair worden vrijgesproken. 4.18. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, eerste en tweede alternatief en 2 tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking zodat sprake was van medeplegen. [medeverdachte] heeft als schakel tussen verdachte en [slachtoffer A] gefunctioneerd. Verdachte en [medeverdachte] hebben meermalen onderling (telefonisch) contact gehad. Ook had [medeverdachte] met medeweten van verdachte contact met [slachtoffer A]. Beide verdachten hebben afspraken gemaakt en een plan opgezet om de kleding te verkopen en over te dragen. Bovendien hebben zij samen de goederen vervoerd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft dat immers bij de politie bekend34. 4.19. De rechtbank acht met het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, het eerste en tweede alternatief, heeft begaan. 4.20. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. Verdachte heeft in nauw overleg met zijn medeverdachte getracht [slachtoffer A] zover te krijgen dat deze zou betalen om de van hem gestolen spullen terug te krijgen. 4.21. De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van een voortgezette handeling. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte ten aanzien van dezelfde goederen meerdere helingshandelingen kan verrichten, die meerdaadse samenloop opleveren35. De ten laste gelegde gedragingen vallen onder lid 1 a en onder lid 1 b van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van feit 1 subsidiair eerste en tweede alternatief de regeling van meerdaadse samenloop van toepassing is en dat derhalve geen sprake is van een voortgezette handeling. Feit 3: 4.22. In zijn aangifte36 heeft [slachtoffer C] verklaard dat in de nacht van 2 op 3 juli 2007 zijn scooter, met kenteken [kenteken], achter zijn huis aan de Hoofdstraat te Apeldoorn is gestolen. Het gaat om een grijze scooter van het merk TGB, type 303. Ook zijn de verzekeringspapieren en het kentekenbewijs gestolen. 4.23. Bij een doorzoeking37 op 20 september 2007 in perceel [adres C te plaats] werd in een loods een brom/snorfiets met kenteken [kenteken] aangetroffen en in beslag genomen. 4.24. Verdachte heeft bij de politie38 verklaard dat hij de scooter van iemand in Apeldoorn heeft gekocht voor € 450,-. Hij wil de naam van de verkoper niet noemen en zou van de verkoper nog één papier krijgen, zodat hij de scooter naar zijn naam kon overschrijven. 4.25. De rechtbank is van oordeel dat schuldheling wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte heeft immers verklaard39 dat hij de bijbehorende overschrijvingspapieren niet bij de koop of naderhand heeft gekregen. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze scooter van diefstal afkomstig was, aangezien het bezit van zulke papieren voor een behoorlijk bezit van een scooter wel vereist zijn. . Feit 4: 4.26. Tijdens een doorzoeking40 op 20 september 2007 aan de [adres A te plaats] werden twee plastic zakken aangetroffen, waarin duidelijk zichtbaar (delen van) hennep zaten. 4.27. Een monster van de in beslag genomen hoeveelheid henneptoppen werd onderzocht41. Het nettogewicht van de in beslag genomen zakken hennep was respectievelijk 130 en 508 gram. Bij de geteste stoffen vertoonden de reageerbuisjes een blauwpaarse verkleuring, dit betekent dat de geteste stoffen het bestanddeel hennep bevatten, welke stof staat vermeld op lijst II van de Opiumwet. 4.28. Verdachte heeft bij de politie42 en ter zitting bekend dat de aangetroffen hennep van hem was. 4.29. Gelet op het proces-verbaal van inbeslagneming43, de Narco-test44 en de bekennende verklaring van verdachte45, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen. Feit 5: 4.30. Bij een doorzoeking46 op 5 september 2005 in Wilp-Achterhoek zijn in beslag genomen: 142 flessen Silverstone Rum à 0,7 liter à 37,5 %, 168 flessen Amaretto likeur à 0,7 liter à 21,5 %, 2500 stuks sigaretten Camel en 400 stuks sigaretten Camel. 4.31. Verdachte heeft bij de politie47 verklaard dat hij de sigaretten van een klant aan de deur heeft gekocht omdat ze goedkoop waren. Hij heeft € 2,50 per pakje betaald. Hij weet niet hoeveel hij voor de sterke drank heeft betaald. 4.32. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de flessen drank heeft gekocht bij het chauffeurscafé naast de parenclub in Wilp-Achterhoek. Hij heeft verder verklaard dat hij de goederen heeft gekocht om ze door te verkopen en geld te verdienen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 september 2005 te Wilp-Achterhoek opzettelijk niet veraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad. Hij heeft deze (zichtbaar) niet gebanderolleerde sigaretten aan de deur gekocht en per pakje € 2,50 betaald. Verdachte heeft op zijn minst met voorwaardelijk opzet gehandeld, nu hij de sigaretten niet via de meest gangbare weg in bijvoorbeeld een winkel of bij een groothandel en duidelijk beneden de prijs heeft gekocht. 4.33. Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 september 2005 te Wilp-Achterhoek in de niet-opzettelijke variant niet veraccijnsde flessen gedestilleerde drank voorhanden heeft gehad. Hij heeft verklaard dat hij de flessen drank in een chauffeurscafé naast de parenclub heeft gekocht. Bovendien had hij de flessen tijdens de doorzoeking in het pand in Wilp-Achterhoek onder zich. 5. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: hij in de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 september 2007 te Brummen en gemeente Apeldoorn en Wilp enTwello, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander jassen en blouses en hoeden en laarzen en schoenen - alle van het merk John Bardale - heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goed betrof; en hij tijdstip in de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 september 2007 te Brummen en gemeente Apeldoorn en Wilp en Twello, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk uit winstbejag door misdrijf verkregen goed(eren) te weten: jassen en blouses en hoeden en laarzen en schoenen voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen; 2. hij op tijdstip in de periode van 13 september 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of gemeente Apeldoorn en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk uit de opbrengst door misdrijf verkregen jassen en blouses en hoeden en laarzen en schoenen (van het merk John Bardale) voordeel, te weten een geldbedrag te trekken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk - [slachtoffer A] enkele gestolen goederen getoond en/of - meermalen (telefonisch) contact met die [slachtoffer A] gezocht, althans opgenomen en/of - (vervolgens) met die [slachtoffer A] prijsafspraken voor het overdragen van (een aantal van) de gestolen goederen gemaakt en/of - (vervolgens) een tijdstip en plaats van levering van deze goederen en betaling van de geldsom met die [slachtoffer A] besproken/afgesproken en/of - (vervolgens) een bestelbus geleend, en - (vervolgens) (een deel) van de gestolen goederen in een deze bestelbus geladen en/of - (vervolgens) met deze goederen in de richting van die [slachtoffer A] gereden (om de goederen over te dragen en de geldsom te innen), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid; 3. hij op een tijdstip in de periode van 2 juli 2007 tot en met 20 september 2007 te Apeldoorn of Twello een scooter kenteken [kenteken] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed betrof; 4. hij op 20 september 2007 te Wilp, gemeente Voorst, opzettelijk (in een pand aan [adres A] aanwezig heeft gehad ongeveer 638 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 5. hij op 5 september 2005 te Wilp-Achterhoek, gemeente Voorst, niet opzettelijk hoeveelheid accijnsgoed gedistilleerde drank, te weten: -168 flessen Amaretto likeur (à 0,7 liter, met een alcoholgehalte van 21,5% vol) en -142 flessen Silverstone Rum (à 0,7 liter, met een alcoholgehalte van 37,5% vol), voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken; en hij op 5 september 2005 te Wilp-Achterhoek, gemeente Voorst, opzettelijk hoeveelheid accijnsgoed (sigaretten ), te weten: -5 sloffen, althans 2500 stuks, Camel filtersigaretten en -2 sloffen, althans 400 stuks, Camel filtersigaretten voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken; 6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. 7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: Feit 1 subsidiair eerste en tweede alternatief: opzetheling, meermalen gepleegd; Feit 2 primair: poging tot opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken; Feit 3: schuldheling; Feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod; Feit 5: opzettelijk het in artikel 5, eerste lid, onder b, van de Wet op de Accijns opgenomen verbod overtreden, alsmede niet opzettelijk het in artikel 5, eerste lid, onder b, van de Wet op de Accijns opgenomen verbod overtreden; 8. Strafbaarheid van de verdachte 8.1. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. 9. Oplegging van straf en/of maatregel 9.1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte, ondanks zijn Wajong-uitkering, op een andere wijze geld weet te verdienen. Het blijkt dat zijn handel ziet op criminele goederen, te weten drugs, gestolen kleding en accijnsgoederen. Dat rekent de officier van justitie verdachte aan. Voorts heeft de officier van justitie bij haar eis rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de justitiële documentatie van verdachte, waar al wat oudere veroordelingen op staan. Daarnaast heeft zij rekening gehouden met de gezondheid en psychische gesteldheid van verdachte en met de omstandigheid dat sommige feiten al enige tijd geleden hebben plaatsgevonden. Ten nadele van verdachte heeft zij rekening gehouden met de veelheid van de feiten, de grote waarde van de goederen en de flinke hoeveelheid drugs die verdachte in huis had met een geschatte waarde van € 4.000,-. 9.2. De raadsman heeft gesteld dat verdachte sinds kort een Wajong-uitkering heeft, die hij nog niet had ten tijde van het plegen van de feiten. Hij is bezig met therapie en probeert weer structuur in zijn leven te krijgen. De raadsman kan zich vinden in de door de officier van justitie geëiste werkstraf. Hij kan zich eveneens vinden in een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar heeft hij de rechtbank – in verband met een te grote druk die de voorwaardelijke straf op verdachte zou leggen– verzocht deze te matigen tot één maand. 9.3. De rechtbank komt, alles overziend, tot de volgende afweging. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een aantal vermogensfeiten en een drugsfeit. Daarnaast heeft hij, net als waarvan de onder 1 en 2 bewezen geachte begunstigingsmisdrijven blijk geven, bij het onder 5 gewezen geachte feit zich uitsluitend voor eigen gewin niet ontzien om zich in te laten met handel en handeltjes die duidelijk maken dat verdachte het met de geldende normen niet zo nauw neemt. Verdachte kan zich wat dat betreft niet verschuilen achter zijn geestelijke gesteldheid, aangezien ook hij zich er goed van bewust is dat deze manier van handel drijven valt onder de werking van het strafrecht. Daarvan is in deze zaak een aantal personen de dupe geworden en is daarnaast (feit 5) het systeem van belastingheffing ondergraven. Dat neemt de rechtbank de verdachte kwalijk, terwijl het de vraag is of verdachte ten volle het verwijtbare van zijn handelen inziet. Daarom is in elk geval een voorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats, om hem te trachten ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Over verdachte is geen reclasseringsrapport opgemaakt. De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte kunnen putten uit zijn door de politie opgenomen sociale verklaring48 en uit zijn ter zitting afgelegde verklaring. Op grond daarvan komt de rechtbank tot de hierna te melden strafoplegging. 10. Vordering van de benadeelde partij 10.1. Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres te plaats] zich met een vordering tot schadevergoeding gesteld, maar hierop geen bedrag ingevuld. 10.2. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij. 10.3. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer A] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu geen bedrag op de vordering is ingevuld. 11. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 62, 63, 91, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns. Beslissing De rechtbank: * verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; * verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair eerste en tweede alternatief, 2, 3,4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan; * verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; * verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: Feit 1 subsidiair eerste en tweede alternatief: opzetheling, meermalen gepleegd; Feit 2: poging tot opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken; Feit 3: schuldheling; Feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod; Feit 5: opzettelijk het in artikel 5, eerste lid, onder b, van de Wet op de Accijns opgenomen verbod overtreden, en niet opzettelijk het in artikel 5, eerste lid, onder b, van de Wet op de Accijns opgenomen verbod overtreden; * verklaart verdachte strafbaar; * veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden; * bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; * veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4 en het opzettelijk gepleegde gedeelte van feit 5 tot een taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 220 (tweehonderd en twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 110 (honderd en tien) dagen; * beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht; * veroordeelt de verdachte ten aanzien van het niet-opzettelijk gepleegde gedeelte van feit 5 tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 20 (twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen; * verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering; Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Hödl en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2009. Voetnoten: 1 Wanneer hierna ten aanzien van de feiten 1 en 2 wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630/07-207280, regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District IJsselstreek, Zutphen, gesloten en ondertekend op 1 november 2007. Wanneer hierna ten aanzien van feit 3 wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/07-207805, District Apeldoorn, Team Voorst, gesloten en ondertekend op 5 oktober 2007. Wanneer hierna ten aanzien van feit 4 wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0632/07-208266, Team Voorst, Team Recherche, gesloten en ondertekend op 22 oktober 2007. Wanneer hierna ten aanzien van feit 5 wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2005-0522-00423, Belastingdienst/Douane Noord, kantoor Duiven, team Fysiektoezicht Duiven, gesloten en ondertekend op 4 juni 2007. 2 Vordering medewerkring aan een bevel opnemen van (tele)communicatie, dossierpagina’s 271 tot en met 278. 3 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, dossierpagina’s 25 tot en met 27. 4 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 250. 5 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 240 tot en met 243, 246 en 247. 6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C], dossierpagina’s 8 en 9. 7 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 17. 8 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 17. 9 Proces-verbaal belastingdienst Douane Noord, ongenummerd. 10 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], dossierpagina 61. 11 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], dossierpagina 87. 12 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], dossierpagina 102. 13 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], dossierpagina 94. 14 Aanvullend proces-verbaal, dossierpagina 27. 15 Proces-verbaal van aanhouding, dossierpagina’s 25 en 26. 16 Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina’s 256 tot en met 270. 17 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 124. 18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina 174. 19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina 175. 20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina’s 175 en 176. 21 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina 177. 22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina 178. 23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina 180. 24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 212. 25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 213. 26 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 214. 27 Proces-verbaal van verhoor van [getuige], dossierpagina’s 134, 144. 28 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 250. 29 Proces-verbaal, dossierpagina’s 243. 30 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 250. 31 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 240 en 241. 32 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 250. 33 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 246 en 247. 34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 213. 35 HR 8 november 1955, NJ 1957, 397. 36 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C], dossierpagina’s 8 en 9. 37 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 17. 38 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s 13 en 14. 39 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s 13 en 14. 40 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 7 en 8. 41 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 9 en 10. 42 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 11. 43 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 7 en 8. 44 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 9 en 10. 45 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 11. 46 Proces-verbaal belastingsdienst Douane Noord, ongenummerd. 47 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, ongenummerd. 48 Dossierpagina 209 e.v.