Jurisprudentie
BI0789
Datum uitspraak2009-02-09
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummersrekestnummer: 327454 HA RK 08-1375 Wrakingnummer 2008/24
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummersrekestnummer: 327454 HA RK 08-1375 Wrakingnummer 2008/24
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schriftelijk verzoek tot wraking van mr. X ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Vervolgens tijdens de zitting van de wrakingskamer een mondeling wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer. Ter zitting is de gemachtigde van verzoekster, na een kort beraad van de wrakingskamer, door de voorzitter meegedeeld dat dit verzoek niet in behandeling werd genomen. Artikel 10.3 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt ter bescherming van de wrakingskamer tegen lichtvaardige wraking van de wrakingskamer, dat wrakingsverzoeken die gericht zijn tegen de wrakingskamer niet in behandeling worden genomen, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 van het protocol gestelde eisen. Deze situatie deed zich hier voor. Het schriftelijke verzoek tot wraking van mr. X: Ter beoordeling van de wrakingskamer ligt de vraag voor of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die twijfel kunnen doen rijzen aan de onpartijdigheid van mr. X. Het vorige oordeel van de wrakingskamer van 1 december 2008 staat als zodanig niet ter discussie. Gezien het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat er geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die tot een andere beslissing dan die van 1 december 2008 dienen te leiden, zodat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het verzoek op lichtvaardige gronden ingediend. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr X zal niet in behandeling worden genomen.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2008/24
rekestnummer: 327454 HA RK 08-1375
insolventienummer: F08/14
datum beschikking: 9 februari 2009
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde];
tegen
mr. [X],
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Bij vonnis van deze rechtbank van 3 januari 2008 is [gemachtigde] in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. F.J.H. Somers, advocaat te Alphen aan den Rijn, als curator.
1.2 Op de terechtzitting van 14 november 2008 van deze rechtbank is door mr. [X] het verzoek van verzoekster tot ontslag van mr. Somers behandeld. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 Op de zitting van 14 november 2008 heeft verzoekster, bijgestaan door [gemachtigde], een schriftelijk verzoek ingediend tot wraking van mr. [X]. Dit wrakingsverzoek is op 24 november 2008 behandeld door de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft in de beschikking van 1 december 2008 het wrakingsverzoek afgewezen.
1.4 Bij brief van 12 december 2008 heeft verzoekster een nieuw schriftelijk verzoek ingediend tot wraking van mr. [X] op grond van nova die pas na het eerdere wrakingsverzoek van 14 november 2008 bekend zijn geworden.
1.5 Mr. Somers heeft per brief laten weten dat hij zich refereert aan het oordeel van de wrakingskamer en dat hij niet zal verschijnen ter zitting.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek en het verdere procesverloop
Op 26 januari 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster is niet verschenen. Wel is haar gemachtigde, de heer [gemachtigde], verschenen. Mr. [X] is ter zitting niet verschenen.
Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde van verzoekster aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. Daarna heeft de heer [gemachtigde], in zijn hoedanigheid als belanghebbende met een eigen belang bij het verzoek, namelijk als de falliet, aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen zijn standpunten toegelicht.
3. Wrakingsverzoeken, gericht tegen de wrakingskamer
3.1 De gemachtigde van verzoekster heeft mondeling ter zitting de wraking verzocht van mr. [Y]. Dit verzoek stoelde op de gedachte dat een lid van de wrakingskamer niet meer onbevangen is, vanwege het enkele feit dat dit lid een eerder wrakingsverzoek van verzoekster heeft behandeld. Ter zitting is de gemachtigde van verzoekster, na een kort beraad van de wrakingskamer, door de voorzitter meegedeeld dat het verzoek niet in behandeling werd genomen.
3.2 Deze beslissing wordt als volgt toegelicht. Artikel 10.3 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt ter bescherming van de wrakingskamer tegen lichtvaardige wraking van de wrakingskamer, dat wrakingsverzoeken die gericht zijn tegen de wrakingskamer niet in behandeling worden genomen, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 van het protocol gestelde eisen. Deze situatie deed zich hier voor. Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de enkele omstandigheid dat een rechter al eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak onvoldoende is om partijdigheid aan te nemen (HR 15-2-2002, LJN AD4004) en juist deze grond werd aan de wraking van mr. [Y] ten grondslag gelegd.
3.3 Na afloop van deze zitting heeft de heer [gemachtigde] (niet duidelijk is of hij daartoe gemachtigd is) nog twee maal een wrakingsverzoek ingediend. Het tweede verzoek berust op dezelfde gedachte als het eerste ter zitting gedane verzoek en kan om die reden niet in behandeling worden genomen. Dit is de gemachtigde van verzoekster door middel van een brief van 27 januari 2009 medegedeeld. Aan het derde verzoek wordt ten grondslag gelegd dat de drie leden van de wrakingskamer in strijd met artikel 39, lid 2 Rv hebben gehandeld en bovendien het eerste ter zitting gedane wrakingsverzoek achter gesloten deuren hebben behandeld. Ook dit verzoek is niet ontvankelijk. Met dit derde verzoek wil verzoekster opkomen tegen de beslissing om het eerste verzoek niet in behandeling te nemen. Dat geldt ook voor het bij brief van 29 januari 2009 aangevoerde verzoek het wrakingsverzoek tegen mr. [Y] alsnog in behandeling te nemen. Daarvoor bieden de bepalingen inzake wraking geen ruimte. Indien verzoekster van mening is dat de wrakingskamer in strijd met fundamentele rechtsbeginselen heeft gehandeld, dient zij een buitengewoon rechtsmiddel in te stellen.
Het wrakingsverzoek tegen alle leden van de wrakingskamer, dat de heer [gemachtigde] voor zich zelf als belanghebbende op 4 februari 2009 heeft ingediend wordt niet in behandeling genomen, aangezien hij daarmee te laat is.
3.4 Wanneer hierna over het wrakingsverzoek wordt gesproken, dan wordt hiermee uitsluitend het wrakingsverzoek tegen mr. [X] bedoeld.
4. Het standpunt van verzoekster
Verzoekster heeft aangevoerd dat, kort gezegd, de volgende feiten en omstandigheden haar pas na het wrakingsverzoek van 14 november 2008 bekend zijn geworden. Allereerst het feit dat mr. [X] in meerdere faillissementen is benoemd tot rechter-commissaris waarbij mr. Somers is benoemd tot curator. Ten tweede heeft mr. [X] bewust nagelaten om bepaalde stukken aan de gefailleerde toe te (laten) sturen. Ten derde heeft mr. [X] in haar memo van 17 november 2008 aan de rechtbank aangegeven dat al een groot aantal Haagse rechters in dit dossier een beslissing heeft genomen. Het feit dat verschillende rechters de zaak hebben behandeld, impliceert dat ook de rechtbank van mening is dat de onpartijdigheid van een rechter ter discussie kan komen vanwege eerdere bemoeienis met een zaak. Ten vierde heeft mr. [X] al in een eerder stadium een onwelgevallige beslissing in deze zaak genomen die nog in behandeling is bij de Hoge Raad. Mr. [X] kan zodoende niet onbevangen naar deze zaak kijken. Ten vijfde zijn er nog rechters(-plaatsvervangers) van de rechtbank die nog geen bemoeienis hebben gehad met deze zaak, zodat het hen vrij staat in deze zaak op te treden. Tot slot heeft [gemachtigde] de uitnodiging voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 24 november 2008 pas na de zitting ontvangen zodat hij niet in de gelegenheid is geweest om zijn standpunt toe te lichten. Op grond van het voorgaande concludeert verzoekster dat deze feiten en omstandigheden zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. [X].
5. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] heeft niet gereageerd op het nieuwe wrakingsverzoek.
6. Beoordeling
6.1 De wrakingskamer gaat er vanuit dat mr. [X] niet in de wraking berust en dat zij blijft bij haar standpunt zoals te vinden is in haar schriftelijke reactie van 18 november 2008.
6.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthou-den, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.4 Ter beoordeling van de wrakingskamer ligt de vraag voor of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die twijfel kunnen doen rijzen aan de onpartijdigheid van mr. [X]. Het vorige oordeel van de wrakingskamer van 1 december 2008 staat als zodanig niet ter discussie. Met betrekking tot de eerdere betrokkenheid van mr. [X], als rechter-commissaris in faillissementen waarin mr. Somers is aangesteld als curator, is de wrakingskamer van oordeel dat hieruit niet de partijdigheid van mr. [X] in deze zaak volgt. Het is de taak van de rechter-commissaris om toezicht te houden op faillissementen en in het kader daarvan nauw contact te onderhouden met de curator. De omstandigheid dat een eerdere beslissing door mr. [X] in deze zaak in behandeling is bij de Hoge Raad, geeft geen blijk van partijdigheid op grond waarvan mr. [X] de onderhavige zaak niet zou kunnen behandelen. Het feit dat een rechter eerdere bemoeienis met een zaak heeft gehad, betekent nog niet dat een rechter vooringenomen is en deze zaak niet langer kan behandelen. Het feit dat verschillende rechters in deze rechtbank beslissingen hebben genomen in zaken, die de heer [gemachtigde] betreffen, kan verschillende oorzaken hebben, maar houdt in elk geval geen verband met de opvatting dat een rechter ten aanzien van een rechtzoekende slechts eenmaal onbevangen kan beslissen.
Gezien het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat er geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die tot een andere beslissing dan die van 1 december 2008 dienen te leiden, zodat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
6.5. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het verzoek op lichtvaardige gronden ingediend. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr [X] zal niet in behandeling worden genomen.
6.6 Derhalve zal als volgt worden beslist.
7. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekster ten aanzien van mr. [X] niet in behandeling wordt genomen;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de rechter mr. [X];
• mr. F.J.H. Somers.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2009 door mrs. D.H. Von Maltzahn, C.J. Waterbolk en C.C. Dedel- van Walbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Goudzwaard als griffier.