
Jurisprudentie
BI0680
Datum uitspraak2009-03-06
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/5237
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/5237
Statusgepubliceerd
Indicatie
Zicht op uitzetting / Siërra Leone / Vw 59, 94
Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat van 17 januari 2009 tot en met 28 januari 2009 de Task Force Siërra Leone heeft plaatsgevonden. Gedurende deze Task Force zijn 112 vreemdelingen gepresenteerd en van een groot aantal van hen is de nationaliteit bevestigd. Volgens verweerder wordt er thans aan gewerkt deze bevestigingen om te zetten in laissez passer. De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende aanleiding voor het oordeel dat sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het zicht op uitzetting thans niet ontbreekt. De omstandigheid dat de Task Force tot nu toe nog niet heeft geleid tot het verlenen van laissez passer maakt dat oordeel niet anders.
Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat van 17 januari 2009 tot en met 28 januari 2009 de Task Force Siërra Leone heeft plaatsgevonden. Gedurende deze Task Force zijn 112 vreemdelingen gepresenteerd en van een groot aantal van hen is de nationaliteit bevestigd. Volgens verweerder wordt er thans aan gewerkt deze bevestigingen om te zetten in laissez passer. De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende aanleiding voor het oordeel dat sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het zicht op uitzetting thans niet ontbreekt. De omstandigheid dat de Task Force tot nu toe nog niet heeft geleid tot het verlenen van laissez passer maakt dat oordeel niet anders.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5237 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 6 maart 2009
inzake
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1979, van Siërra Leoonse nationaliteit,
eiser, verblijvende op het Detentieplatform te [woonplaats],
gemachtigde: mr. A.M.J.C. Janssen, advocaat te Eindhoven,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: mr. M.M. Luik, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
Inleiding
1.1 Verweerder heeft op 12 februari 2009 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw opgelegd.
1.2 Eiser heeft hiertegen op 18 februari 2009 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 2 maart 2009, waar eiser is verschenen. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden sinds de opheffing van zijn vorige bewaring. In dit verband heeft eiser gesteld dat nog steeds geen sprake is van zicht op uitzetting naar Siërra Leone. Voorts heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Niet bestreden is dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten.
2.5 De rechtbank stelt vast dat de gronden van de maatregel evenmin zijn betwist.
2.6 Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser eerder in bewaring heeft gezeten van 6 juli 2008 tot en met 4 november 2008. Deze rechtbank, nevenzittingsplaats Roermond, heeft de opheffing van deze maatregel bevolen bij uitspraak van 4 november 2008 wegens het ontbreken van zicht op uitzetting. De rechtbank dient dan ook de vraag te beantwoorden of thans sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het zicht op uitzetting nu niet ontbreekt, zoals bedoeld in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 18 mei 2005 (JV 2005/282). In dit verband overweegt de rechtbank dat verweerder ter zitting heeft medegedeeld dat van 17 januari 2009 tot en met 28 januari 2009 de Task Force Siërra Leone heeft plaatsgevonden. Gedurende deze Task Force zijn 112 vreemdelingen gepresenteerd en van een groot aantal van hen is de nationaliteit bevestigd. Volgens verweerder wordt er thans aan gewerkt deze bevestigingen om te zetten in laissez passer. De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende aanleiding voor het oordeel dat sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het zicht op uitzetting thans niet ontbreekt. De omstandigheid dat de Task Force tot nu toe nog niet heeft geleid tot het verlenen van laissez passer maakt dat oordeel niet anders.
2.7 Met betrekking tot de voortvarendheid stelt de rechtbank vast dat eiser op 12 februari 2009 in bewaring is gesteld. Op diezelfde dag is eiser nader gehoord. Vervolgens is eiser op 17 februari 2009 overgeplaatst naar het Detentieplatform te [woonplaats], alwaar het dossier op 18 februari 2009 is binnengekomen. Op 25 februari 2009 is met eiser een vertrekgesprek gevoerd en op diezelfde dag is een laissez passer aanvraag voor Siërral Leone naar de laissez passer kamer van de Dienst Terugkeer en Vertrek verzonden. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat, ondanks dat niet is gebleken dat verweerder wat betreft onderdelen van de uitzettingsprocedure niet sneller had kunnen handelen, het tijdsverloop in zijn geheel geen inbreuk vormt op de bij iedere uitzetting vereiste voortvarendheid.
2.8 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de toepassing noch tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2.9 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Gelet hierop bestaat evenmin grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.10 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Gorter en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2009.
De griffier: De rechter:
mr. A.E. Veldhoen mr. H. Gorter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 95 van de Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.