Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0647

Datum uitspraak2009-03-26
Datum gepubliceerd2009-04-14
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5304 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep op gelijkheidsbeginsel. De Raad oordeelt dat de beperking van de kennisneming van de inlichtingen gerechtvaardigd is ten aanzien van die gedeelten in de brief die privacygevoelige informatie bevatten. De Raad komt tot een zelfde oordeel over de omvang van de te maskeren passages als de rechtbank is gekomen.


Uitspraak

07/5304 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer B E S L I S S I N G inzake de toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen: [Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant) en de Secretaris van de Algemene Rekenkamer (hierna: secretaris). I. INLEIDING 1. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 augustus 2007, 06/3003. In die uitspraak is als verwerend bestuursorgaan aangemerkt de president van de Algemene Rekenkamer. Dat berust op een vergissing; bedoeld is de secretaris van de Algemene Rekenkamer. Hierna zal de Raad dus enkel de aanduiding: secretaris, gebruiken. 2. In het geding bij de rechtbank heeft appellant een beroep gedaan op het gelijkheids-beginsel. Naar aanleiding daarvan heeft de secretaris bij brief van 6 juni 2007 aan de rechtbank inlichtingen verschaft over de drie ambtenaren ten aanzien van wie het gelijkheidsbeginsel in discussie was. Daarbij heeft de secretaris aan de rechtbank gevraagd om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat naar de mening van de secretaris rekening gehouden moet worden met de privacybelangen van de drie ambtenaren op wie de inlichtingen betrekking hebben. 3. De rechtbank heeft bij beslissing van 29 juni 2007 bepaald dat beperking van de kennisneming van door haar gemarkeerde passages betreffende de drie ambtenaren gerechtvaardigd is. Appellant heeft de rechtbank geen toestemming gegeven mede op basis van die gemarkeerde passages uitspraak te doen. In een samenstelling die geen kennis had van die gemarkeerde passages heeft de rechtbank vervolgens uitspraak gedaan. 4. In hoger beroep heeft de Raad aan de secretaris verzocht de brief van 6 juni 2007 integraal over te leggen. Aan dit verzoek heeft de secretaris gevolg gegeven, maar hij heeft ook nu verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. De secretaris heeft, in aanwezigheid van appellant, bij monde van zijn gemachtigde mr. J.J. Blanken, advocaat te ’s-Gravenhage, zijn verzoek mondeling toegelicht ter zitting van 12 maart 2009. Appellant heeft daarop zijn zienswijze gegeven. II. OVERWEGINGEN 6. De secretaris heeft zijn verzoek onderbouwd door te wijzen op zijn plicht om de privacybelangen van (voormalige) medewerkers van de Algemene Rekenkamer te waarborgen. Aangegeven is dat de (bij de rechtbank) gemaskeerd gebleven passages in de brief van 6 juni 2007 niet alleen betrekking hebben op getroffen regelingen, maar ook op het functioneren van de betrokken ambtenaren en op de eventueel naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen. In die passages zijn voorts ook medische gegevens opgenomen. In de zienswijze van de secretaris verzet de aard van de gegevens zich tegen bekendmaking daarvan. Daarbij heeft de secretaris nog betrokken dat vooraf niet te voorzien is welke gevolgen voor betrokkenen verbonden zijn aan bekendmaking terwijl hij er niet op kan vertrouwen dat appellant zorgvuldig zal omgaan met de tot nu toe gemaskeerd gebleven passages. 7. De Raad kan de secretaris volgen. Hij is van oordeel dat de beperking van de kennisneming van de inlichtingen gerechtvaardigd is ten aanzien van die gedeelten in de brief die privacygevoelige informatie bevatten. De Raad komt tot een zelfde oordeel over de omvang van de te maskeren passages als de rechtbank is gekomen in haar onder 3. vermelde beslissing. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bepaalt dat kennisneming van de brief van 6 juni 2007 aan appellant slechts wordt toegestaan voor zover de rechtbank dat heeft toegestaan in haar beslissing van 29 juni 2007. Deze beslissing is genomen op 26 maart 2009 door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en A.J. Schaap als leden in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) M.B. de Gooijer. HD