
Jurisprudentie
BI0431
Datum uitspraak2009-04-08
Datum gepubliceerd2009-04-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805540/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805540/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug (hierna: het college) aan de Woningbouwvereniging Amerongen (hierna: de woningbouwvereniging) een tijdelijke vrijstelling verleend voor het gebruik van een pand gelegen aan de Industrieweg Noord 20 te Amerongen (hierna: het pand) als jongerenontmoetingscentrum.
Uitspraak
200805540/1/H1.
Datum uitspraak: 8 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Grepu Vastgoed B.V., gevestigd te Amerongen,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 2 juli 2008 in zaken nrs. 08/1347 en 08/1348 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Grepu Vastgoed B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug (hierna: het college) aan de Woningbouwvereniging Amerongen (hierna: de woningbouwvereniging) een tijdelijke vrijstelling verleend voor het gebruik van een pand gelegen aan de Industrieweg Noord 20 te Amerongen (hierna: het pand) als jongerenontmoetingscentrum.
Bij uitspraak van 2 juli 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Grepu Vastgoed B.V. (hierna: Grepu) daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Grepu bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De woningbouwvereniging heeft een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2009, waar Grepu, vertegenwoordigd door haar [directeur], bijgestaan door mr. T.A. Timmermans, advocaat te Rhenen, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.J. Lievaart, gemachtigde, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de woningbouwvereniging, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. de Laat, advocaat te Utrecht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Vaststaat dat het gebruik van het pand als jongerenontmoetingscentrum in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Amerongen" op het perceel Industrieweg Noord 20 rustende bestemming "Bedrijfsdoeleinden". Het college heeft voor dat gebruik vrijstelling ingevolge artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend tot 1 juli 2011.
2.2. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van het bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
Ingevolge artikel 19 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, voor zover thans van belang, wordt vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de WRO slechts verleend, indien aannemelijk is dat het beoogde gebruik niet langer dan vijf jaren zal voortduren.
2.3. Het tijdelijk gebruik van het pand als jongerenontmoetingscentrum houdt verband met de beoogde nieuwbouw van het multifunctioneel centrum Allemanswaard, waarin is voorzien in een jongerenontmoetingsruimte. In afwachting van het gereedkomen van die nieuwbouw wordt tijdelijk gebruik gemaakt van een gedeelte van het pand als jongerenontmoetingscentrum.
2.4. Grepu betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat artikel 17, eerste lid, van de WRO niet kon worden toegepast, omdat de vereiste tijdelijkheid van het gebruik van het pand als jongerenontmoetingscentrum onvoldoende is gewaarborgd. Zij stelt dat nog onduidelijk is of het in opdracht van de gemeente Utrechtse Heuvelrug te realiseren multifunctioneel centrum Allemanswaard daadwerkelijk en tijdig zal worden gerealiseerd zodat bedoeld gebruik van het pand vóór de in het vrijstellingsbesluit gestelde datum van 1 juli 2011 zal kunnen worden beëindigd.
2.5. Dat betoog faalt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 20 juli 2005, in zaak nr. 200407942/1, kan het tijdelijke karakter van een situatie worden aangenomen indien daarvoor concrete, objectieve gegevens voorhanden zijn. Het college heeft er in zijn besluit van 22 april 2008 op gewezen dat de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug op 5 juli 2007 heeft ingestemd met de voorbereiding van het bestemmingsplan Allemanswaard en daarvoor financiële middelen heeft vrijgemaakt, hetgeen door Grepu niet is betwist. Voorts heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht bij besluit van 25 oktober 2007 een investeringbijdrage als subsidie verleend voor de bouw van dit multifunctioneel centrum. Gezien het overlegde ontwerp van het bestemmingsplan Allemanswaard van juni 2008, staat genoegzaam vast dat ten tijde van het vrijstellingsbesluit een ontwerp van dat plan in voorbereiding was dat voorziet in een multifunctioneel centrum en een gebruik daarvan als jongerenontmoetingscentrum toestaat. Het college heeft in het vrijstellingsbesluit overwogen dat binnen enkele maanden een aanvraag om bouwvergunning zal worden ingediend. Voorts heeft de gemeente met de woningbouwvereniging, als eigenares van het pand, en de Stichting Welzijn Utrechtse Heuvelrug als beoogd gebruikster van het pand, ter zake van het gebruik van het pand als jongerenontmoetingscentrum een overeenkomst gesloten, die van rechtswege eindigt op 1 juli 2011. Partijen bij die overeenkomst hebben in een daarbij gevoegd aanhangsel verklaard dat zij hebben bedoeld een verlenging van die overeenkomst uit te sluiten.
De voorzieningenrechter heeft gelet op het voorgaande terecht overwogen dat ten tijde van het vrijstellingsbesluit voldoende concrete, objectieve gegevens voorhanden waren op grond waarvan aangenomen kon worden dat het pand niet langer dan tot 1 juli 2011 zal worden gebruikt als jongerenontmoetingscentrum. Anders dan Grepu stelt, bestonden op dat tijdstip geen aanwijzingen dat de oplevering van het multifunctioneel centrum vóór afloop van die termijn niet haalbaar was. Ter zitting is van de zijde van zowel het college als de woningbouwvereniging desgevraagd verzekerd dat het gebruik van het pand als jongerenontmoetingscentrum uiterlijk op 1 juli 2011 zal worden beëindigd.
2.6. In de door Grepu gestelde vrees voor toename van overlast en hinder heeft de voorzieningenrechter terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college vrijstelling had behoren te weigeren. Niet aannemelijk is dat het tijdelijke gebruik van het pand als jongerenontmoetingscentrum leidt tot onaanvaardbare overlast. Het pand is gelegen op ongeveer 100 m afstand van een door Grepu verhuurd bedrijfspand aan de rand van het bedrijventerrein tegen een woongebied aan, waardoor sprake is van enige sociale controle. Zoals door het college onweersproken is gesteld en is vastgelegd in de huisregels die deel uitmaken van de hiervoor genoemde overeenkomst, zal gedurende de openingstijden toezicht worden gehouden door een begeleider van de Stichting Welzijn Utrechtse Heuvelrug. Voorts is volgens de huisregels de aanwezigheid van niet meer dan 50 personen in het pand toegestaan en gelden beperkte openingstijden, op zaterdagen tot uiterlijk 23.00 uur. Gesteld noch gebleken is dat overlast zich heeft voorgedaan na ingebruikname van het pand als jongerenontmoetingscentrum.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2009
412.