Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9908

Datum uitspraak2009-02-10
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001642-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd, en Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, - met als slachtoffers zijn twee dochters - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maand, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Het hof acht op basis van de in het arrest genoemde omstandigheden de verklaringen van verdachte, voor zover inhoudende dat de door hem gepleegde ontucht met [dochter 1] en het door hem gepleegde seksueel misbruik van [dochter 2] gedurende kortere periodes en niet ook (deels) gelijktijdig heeft plaatsgevonden, ongeloofwaardig. Verwerping strafmaatverweer dat het seksueel misbruik door verdachte minder frequent is geweest, dan door [dochter 1] en [dochter 2] is verklaard. Tevens verwerping van het strafmaatverweer dat het hof bij de bepaling van de hoogte van een eventueel op te leggen vrijheidsbenemende straf, acht dient te slaan op de werking van de huidige Wet voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd thans betekent dat verdachte ter zake van het onvoorwaardelijke deel van die straf niet meer kan rekenen op vervroegde invrijheidstelling.


Uitspraak

Parketnummer : 20-001642-08 Uitspraak : 10 februari 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 april 2008 in de strafzaak met parketnummer 01-825523-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1959], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde zal vrijspreken, het onder 1, 2 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van de Reclassering Nederland, regio ‘s-Hertogenbosch, ook als zulks inhoudt poliklinische behandeling bij De Omslag van de GGz Eindhoven, dan wel een soortgelijke instelling, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de onttrekking aan het verkeer zal gelasten van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven harde schijf. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Tenlastelegging Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 9 juli 1994 tot en met 8 juli 2004, te Eindhoven en/of te Cadzand, althans in Nederland, meerdere malen, althans één maal, (buiten echt) ontucht(-ige handelingen) heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [dochter 1], geboren [1989], bestaande die ontucht(-ige handelingen) hierin dat hij, verdachte: - meerdere malen, althans één maal, de vagina van die [dochter 1] heeft gelikt en/of betast en/of aangeraakt en/of - meerdere malen, althans één maal, die [dochter 1] hem heeft laten aftrekken, althans zijn penis heeft laten betasten en/of - meerdere malen, althans één maal, de borsten van die [dochter 1] heeft betast; 2. hij in of omstreeks de periode van 16 juni 1999 tot en met 15 juni 2004 te Eindhoven en/of te Cadzand, althans in Nederland, en/of in Frankrijk, met [dochter 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [dochter 2], hebbende verdachte: - meerdere malen, althans één maal, de vagina van die [dochter 2] gelikt en/of betast en/of aangeraakt en/of - meerdere malen, althans één maal, een of meer vinger(s) in de vagina van die [dochter 2] gebracht en/of - meerdere malen, althans één maal, zijn tong in de mond van die [dochter 2] gedaan en/of - meerdere malen, althans één maal, de billen en/of de borsten van die [dochter 2] betast; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 16 juni 1999 tot en met 15 juni 2004 te Eindhoven en/of te Cadzand, althans in Nederland, en/of in Frankrijk, met [dochter 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hierin bestaande dat verdachte: - meerdere malen, althans één maal, de vagina van die [dochter 2] heeft gelikt en/of heeft betast en/of heeft aangeraakt en/of - meerdere malen, althans één maal, een of meer vinger(s) in de vagina van die [dochter 2] heeft gebracht en/of - meerdere malen, althans één maal, zijn tong in de mond van die [dochter 2] heeft gedaan en/of - meerdere malen, althans één maal, de billen en/of de borsten van die [dochter 2] heeft betast; 3. hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2004 tot en met 15 juni 2005 te Eindhoven en/of te Cadzand, althans in Nederland, en/of in Frankrijk, met (zijn dochter) [dochter 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [dochter 2], hebbende verdachte: - meerdere malen, althans één maal, de vagina van die [dochter 2] gelikt en/of betast en/of aangeraakt en/of - meerdere malen, althans één maal, een of meer vinger(s) in de vagina van die [dochter 2] gebracht en/of - meerdere malen, althans één maal, zijn tong in de mond van die [dochter 2] gedaan en/of - meerdere malen, althans één maal, de billen en/of de borsten van die [dochter 2] betast; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2004 tot en met 15 juni 2005 te Eindhoven en/of te Cadzand, althans in Nederland, en/of in Frankrijk, met (zijn dochter) [dochter 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hierin bestaande dat verdachte: - meerdere malen, althans één maal, de vagina van die [dochter 2] heeft gelikt en/of heeft betast en/of heeft aangeraakt en/of - meerdere malen, althans één maal, een of meer vinger(s) in de vagina van die [dochter 2] heeft gebracht en/of - meerdere malen, althans één maal, zijn tong in de mond van die [dochter 2] heeft gedaan en/of - meerdere malen, althans één maal, de billen en/of de borsten van die [dochter 2] heeft betast; 4. hij op of omstreeks 18 september 2007 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeeldingen en/of (film)fragmenten van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, welke afgebeelde seksuele gedraging(en) onder meer bestaan uit: een of meer afbeeldingen van (deels) naakte personen die op zodanige wijze poseren dat hun ontblote geslachtsde(e)l(en) en/of billen en/of borsten nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (op een wijze kennelijk (mede) bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken) (afbeeldingen genummerd 2, 3, 6 en 7 op pp. 90-91 van het eindproces-verbaal); en/of een of meer afbeeldingen van een (volwassen) man die met zijn geslachtsdeel de mond van (een) meisje(s) dat/die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, penetreert (afbeeldingen genummerd 1 en 5 op pp. 90-91 van het eindproces-verbaal); en/of een of meer afbeeldingen van een (volwassen) man die met zijn geslachtsdeel de anus van (een) meisje(s) dat/die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, penetreert (afbeelding genummerd 8 op pp. 90-91 van het eindproces-verbaal); en/of een of meer afbeeldingen van een (volwassen) man die met zijn geslachtsdeel de vagina van (een) meisje(s) dat/die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, penetreert (afbeelding genummerd 9 op pp. 90-91 van het eindproces-verbaal). Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde overweegt het hof dat naar ’s hofs oordeel niet kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode met zijn dochter [dochter 2] ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [dochter 2]. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde overweegt het hof dat naar ’s hofs oordeel, gelet op hetgeen verdachte ter zake ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard en hetgeen verbalisant [verbalisant], brigadier van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Digitaal Rechercheur, werkzaam bij Forensisch Technische Ondersteuning te Eindhoven, ter zake heeft gerelateerd, niet kan worden uitgesloten dat verdachte de in de tenlastelegging bedoelde afbeeldingen niet opzettelijk in bezit heeft gehad. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 8 juli 2004 in Nederland, meerdere malen, buiten echt, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [dochter 1], geboren [1989], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte: - meerdere malen de vagina van die [dochter 1] heeft gelikt en betast en - meerdere malen die [dochter 1] hem heeft laten aftrekken en - meerdere malen de borsten van die [dochter 1] heeft betast; 2. hij in de periode van 16 juni 2000 tot en met 15 juni 2004 in Nederland met [dochter 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [dochter 2], hebbende verdachte: - meerdere malen de vagina van die [dochter 2] gelikt en betast en - meerdere malen een vinger in de vagina van die [dochter 2] gebracht en - één maal zijn tong in de mond van die [dochter 2] gedaan en - meerdere malen de billen en de borsten van die [dochter 2] betast; 3. hij in de periode van 16 juni 2004 tot en met 15 juni 2005 in Nederland, met zijn dochter [dochter 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat verdachte: - meerdere malen de vagina van die [dochter 2] betast en - meerdere malen de borsten van die [dochter 2] heeft betast. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof is, anders dan door de advocaat-generaal is betoogd, van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de onder 1 en 2 primair aan verdachte ten laste gelegde handelingen vóór 1 januari 1999 respectievelijk vóór 16 juni 2000 hebben plaatsgevonden, zodat hij van deze onderdelen zal worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde overweegt het hof dat het hof uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte in de periode van 1 januari 1999 tot en met 8 juli 2004 in Nederland, meerdere malen, buiten echt, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [dochter 1], geboren op [1989]. Het hof leidt uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van [dochter 1], in samenhang met de overige ter zake gebezigde bewijsmiddelen af, dat het seksueel misbruik door verdachte in ieder geval in de periode vanaf de verhuizing naar De Opera in Eindhoven, welke plaatsvond begin 1999, tot 8 juli 2004 is gepleegd. [dochter 1] heeft voorts verklaard dat verdachte haar, nadat haar zusje [dochter 2] hun moeder had verteld dat zij, [dochter 2], seksueel werd misbruikt door verdachte [het hof leidt uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van de moeder van [dochter 1] en [dochter 2], [naam moeder dochters], af dat [dochter 2] dit in 2003 aan haar moeder heeft verteld], nog meerdere keren seksueel heeft misbruikt en dat het seksueel misbruik door verdachte is gestopt toen [dochter 1] 14 en bijna 15 jaar was. Het hof acht deze verklaring, met name gelet op de gedetailleerdheid ervan, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het hof acht de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat de door hem gepleegde ontucht met [dochter 1] gedurende een kortere periode heeft plaatsgevonden, te weten van medio 1999 tot 31 juni 2002, welke periode verdachte koppelt aan samenloop met verhoogde stress in verband met zijn werk, ongeloofwaardig. Met betrekking tot het onder 2 en 3 bewezen verklaarde overweegt het hof het navolgende. Het hof heeft uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte in de periode van 16 juni 2000 tot en met 15 juni 2004 in Nederland, met [dochter 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [dochter 2]. Voorts heeft het hof uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte in de periode van 16 juni 2004 tot en met 15 juni 2005 in Nederland en in Frankrijk, met zijn dochter [dochter 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. [dochter 2] [geboren op [1992]] heeft ondermeer verklaard dat het seksueel misbruik door verdachte na de verhuizing naar De Opera in Eindhoven is begonnen. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van [dochter 1], die heeft verklaard dat zij 11 jaar was toen [dochter 2] haar vertelde dat zij, [dochter 2], seksueel door verdachte werd misbruikt. Voorts heeft [dochter 2] verklaard dat het seksueel misbruik door verdachte is gestopt toen zij in de eerste klas van de middelbare school zat en dat zij dit weet, omdat zij toen niet meer bij haar vriendin [naam] in de klas zat en [naam], waaraan [dochter 2] eerder had verteld dat ze seksueel misbruikt werd door verdachte, haar toen een keer heeft gevraagd of ‘het was gestopt’. Het hof acht deze verklaring, met name gelet op de gedetailleerdheid ervan, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Tegen die achtergrond acht het hof de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat het door hem gepleegde seksueel misbruik van [dochter 2] gedurende een kortere periode heeft plaatsgevonden, te weten na augustus 2002 tot 15 juni 2004 en niet ook (deels) gelijktijdig met het seksueel misbruik van [dochter 1], ongeloofwaardig. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde De onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten leveren op zowel het misdrijf van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht als dat van artikel 249, eerste lid, van die wet, zodat artikel 55, eerste lid, van die wet van toepassing is. Het hof is van oordeel dat met het kwalificeren van deze bewezen verklaarde feiten volgens artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de aard en de ernst van deze feiten het best tot uitdrukking wordt gebracht en zal dan ook in die zin kwalificeren. Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof acht dan ook oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, zoals dit door de verdediging is betoogd, niet op zijn plaats. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de lange periode waarin verdachte stelselmatig ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn twee, destijds, (zeer) jonge dochters; - de omstandigheid dat verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn dochters in hem stelden, hetgeen te meer klemt nu zijn dochters zich in een afhankelijke positie ten opzichte van hem bevonden en weinig weerbaar waren; - de mate van het leed dat verdachte met zijn bewezen verklaarde handelen zijn dochters heeft aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer; - de omstandigheid, zoals daarvan mede uit de zich in het dossier bevindende, door verdachte gevoerde, chatgesprekken blijkt, dat verdachte zijn eigen lustgevoelens liet prevaleren boven de belangen van zijn dochters; - de omstandigheid dat uit het door [naam], GZ-psycholoog, opgemaakte psychologisch deskundigenrapport d.d. 18 november 2007 blijkt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat het seksueel misbruik door verdachte minder frequent is geweest, dan door [dochter 1] en [dochter 2] is verklaard, hetgeen tot een lagere straf dient te leiden dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof overweegt hieromtrent het navolgende. Uit de verklaringen van [dochter 1] en [dochter 2] blijkt dat het seksueel misbruik door verdachte één á twee keer per maand plaatsvond en dat het seksueel misbruik van [dochter 1] binnen een bepaalde periode, gelegen binnen de onder 1 bewezen verklaarde periode, zelfs meerdere keren per week plaatsvond. Het hof ziet in het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [dochter 1] en [dochter 2], voor zover tot het bewijs gebezigd, te twijfelen. Het hof verwerpt derhalve dit strafmaatverweer. Van de zijde van verdachte is voorts betoogd dat het hof bij de bepaling van de hoogte van een eventueel op te leggen vrijheidsbenemende straf, acht dient te slaan op de werking van de huidige Wet voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd thans betekent dat verdachte ter zake van het onvoorwaardelijke deel van die straf niet meer kan rekenen op vervroegde invrijheidstelling. Het hof overweegt hieromtrent het navolgende. Het hof acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de hierna op te leggen straf in zijn effect, zowel ten aanzien van de strafsoort als de strafmaat, het meest passend bij de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd, doet daaraan niet af. Het hof verwerpt ook dit strafmaatverweer. Het hof komt tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof minder bewezen verklaart dan waarvan de advocaat-generaal in de vordering is uitgegaan. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof heeft kennis genomen van het zich in het dossier bevindende voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 11 december 2007, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker. Het hof ziet - gelet op de rapportage en de mededelingen van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep hieromtrent - aanleiding om aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde te koppelen. Beslag Het na te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp betreft een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Het hof zal daarom dit voorwerp aan het verkeer onttrokken verklaren. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 55, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde oplevert: 1 en 3: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd. 2: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook als dit inhoudt poliklinische behandeling bij De Omslag van de GGz Eindhoven, dan wel een soortgelijke instelling. Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten één harde schijf. Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mr. H. Eijsenga, voorzitter, mr. M.J.H.J. de Vries - Leemans en mr. W.J.B. Zeyl, in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier, en op 10 februari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. W.J.B. Zeyl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.