
Jurisprudentie
BH9757
Datum uitspraak2009-01-06
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/711017-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/711017-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711017-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 januari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende aan de [woonadres], [woonplaats].
Raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 december 2008, waarbij de officier van justitie, mr. R. Klee, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Feit 1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 april 2008
tot en met 16 september 2008 te Nieuwegein en/of IJsselstein, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een of meer
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2008 tot en met 26 juni 2008 te
Purmerend, althans in het arrondissement Haarlem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto (merk Audi)
heeft weggenomen twee, althans een, koplamp(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een ruit
en/of de bumper van voornoemde personenauto.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2. Bewijsoverwegingen
Verklaringen van de medeverdachten ter terechtzitting afgelegd
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat de verklaringen van de medeverdachten waarvan de zaken gelijktijdig doch niet gevoegd zijn behandeld, kunnen worden gebezigd ten behoeve van de bewezenverklaring in de zaak tegen de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de medeverdachten die zij ter terechtzitting hebben afgelegd in de gelijktijdig behandelde doch niet gevoegde zaken niet kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel in de zaak tegen de verdachte. De rechtbank overweegt daaromtrent dat in artikel 339, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering de bewijsmiddelen limitatief zijn opgesomd. Een verklaring van een medeverdachte die ter terechtzitting is afgelegd kan als zodanig niet onder een van de wettelijke bewijsmiddelen worden gebracht en kan zodoende niet bijdragen tot het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de medeverdachten dan ook niet gebruiken voor de bewezenverklaring.
Gebruiker van de telefoon
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de enige gebruiker van de afgetapte telefoon van de verdachte was. De verdachte ontkent dat hij de gesprekken heeft gevoerd die mogelijk op de handel in verdovende middelen wijzen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen gebruik kan worden gemaakt van de stemherkenningen door de verbalisanten, nu niet blijkt dat zij over enige bijzondere deskundigheid beschikken.
De rechtbank stelt voorop dat de stemherkenningen door de verbalisanten waarvan proces-verbaal is opgemaakt zien op andere telefoonnummers en andere personen, en dat de vraag of van deze stemherkenningen gebruik kan worden gemaakt derhalve geen bespreking behoeft in de zaak tegen verdachte.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat het telefoonnummer van hem is en het afgetapte telefoongesprek van 2 mei 2008 voldoende blijkt dat de verdachte de gebruiker is van het afgetapte telefoonnummer. Hoewel de verdediging heeft betoogd dat de verdachte zijn telefoon af en toe uitleent, is niet aannemelijk geworden dat de gesprekken die aan de verdachte worden toegeschreven juist zouden zijn gevoerd op die momenten dat de verdachte het toestel had uitgeleend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de taprapporten waarin de politie de verdachte als gespreksdeelnemer heeft aangemerkt kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
4.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 21 april 2008 tot en met 11 juli 2008 te Nieuwegein en/of IJsselstein, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, telkens een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
in de periode van 25 juni 2008 tot en met 26 juni 2008 te Purmerend, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (merk Audi) heeft weggenomen twee koplampen, geheel toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte zich de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van de bumper van voornoemde personenauto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. De hoogte van de eis is mede gebaseerd op de periode waarin de handel in cocaïne heeft plaatsgevonden, namelijk de periode van 21 april 2008 tot en met 11 juli 2008, aldus de officier van justitie.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring en bijbehorende strafoplegging, een mogelijke aanvullende gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, eventueel in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van de verdachte, de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende meerdere maanden bezig gehouden met de handel in cocaïne. De rechtbank gaat daarbij uit van een periode van ongeveer twee en een halve maand, namelijk de periode van 21 april 2008 tot en met 11 juli 2008. Het hoeft geen betoog dat het gebruik van cocaïne zorgt voor veel overlast in de samenleving. Door gebruikers te voorzien van verdovende middelen worden deze problemen in stand gehouden. Verdachte heeft hieraan door zijn activiteiten bijgedragen.
Verdachte heeft daarnaast koplampen van een auto, die toebehoren aan een ander, afgehaald. Door deze handelingen heeft hij zich niet alleen de koplampen toegeëigend die niet van hem zijn, maar heeft hij tevens schade gemaakt aan de auto. Verdachte heeft door zijn handelingen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de eigenaar van de auto. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 november 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 17 november 2008, opgemaakt door mevrouw A.M.E. Teisman.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen noodzakelijk is. Gelet op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 28 dagen, voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank acht het daarnaast noodzakelijk dat de verdachte een taakstraf uitvoert, zijnde een werkstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1
Medeplegen aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uur;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 januari 2009.
Mr. Y.A.T. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.