Jurisprudentie
BH9463
Datum uitspraak2009-04-01
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850985-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850985-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Witwassen. Verdachte, met een aantal drugsantecedenten, beschikt over een geldbedrag van meer dan 200.000 euro, - deels aangetroffen in de wasmand zonder dat daar een ook maar enigzins waarschijnlijke legale (inkomsten) bron voor aanwezig is.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/850985-06
Uitspraak d.d. : 1 april 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [naam]
voornamen : [voornaam]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2006, in de gemeente Roermond, althans in
Nederland, een hoeveelheid geld, te weten 219.360 euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of 79, in elk geval een groot aantal, brillen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkewijs moest vermoeden, dat dit geld en/of
deze brillen -onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig
misdrijf;
(artikel 420bis/420 quater van het Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 30 november 2006, in de gemeente Roermond, althans in
Nederland, van een hoeveelheid geld, te weten 219.360 euro, in elk geval van een
hoeveelheid geld en/of van 79, in elk geval van een groot aantal, brillen de
werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op deze hoeveelheid geld en/of
deze brillen was of wie deze hoeveelheid geld en/of deze brillen voorhanden
had, terwijl hij wist, althans redelijkewijs moest vermoeden, dat deze
hoeveelheid geld en/of deze brillen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren/was uit enig misdrijf;
(artikel 420bis/420 quater van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 30 november 2006 in de gemeente Roermond
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,77 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(artikel 2 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 30 november 2006 in de gemeente Roermond
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 458,7 gram hasjiesj en ongeveer 7,61
gram hennep, in elk geval in totaal een hoeveelheid van meet dan 30 gram van
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in die lijst II.
(artikel 3 Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 maart 2009 gevorderd dat
het onder sub 1 primair, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, nu concrete aanwijzingen ontbreken dat de aangetroffen gelden (€ 65.000,-- en € 151.000,--) een criminele herkomst hebben.
De raadsman heeft hier toe aangevoerd dat de geldbedragen groot € 65.000,-- en € 151.000,-- en de brillen niet uit misdrijf afkomstig zijn.
Het geldbedrag van € 65.000,-- heeft verdachte gegenereerd uit inkomsten afkomstig uit de opbrengsten van verkoop cafetaria, handel in auto’s en gelden van de nalatenschap van zijn vader.
Het geldbedrag van € 151.000,-- zijn gelden die zijn vrijgekomen uit het vermogen van vader en afkomstig van verdachtes moeder. Het bedrag, oorspronkelijk groot € 160.000,--, heeft verdachte per auto meegenomen uit Marokko. Het was de bedoeling dit geld te verdelen tussen verdachte en zijn in Europa verblijvende broers.
Wat betreft de brillen voert de raadsman aan dat het oude modellen zijn en naar verdachte stelt niet origineel. Verdachte heeft deze op straat gekocht en zij zijn niet van diefstal afkomstig. Een aangifte van diefstal ontbreekt in de stukken evenals een waarde bepaling van de brillen.
De verdediging heeft wat betreft de bewezenverklaring van het sub 2 en 3 ten laste gelegde opgemerkt dat voor deze feiten een veroordeling kan volgen.
Het standpunt van de verdediging is nader uitgewerkt in een aan het proces-verbaal ter terechtzitting van 18 maart 2009 gehechte pleitnota.
7.2 Bewezenverklaring
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank merkt op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de ‘print van scan 20-09-2007 van origineel’, van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, Bureau Financiële Ondersteuning, opgemaakt proces-verbaal, dossiernummer 07-004015, gedateerd 24 augustus 2007 en de daarbij behorende bijlagen.
Ten aanzien van het sub 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 420bis, eerste lid aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt:
"Als schuldig aan witwassen wordt gestraft (...)
hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf."
Zoals uit de jurisprudentie van de Hoge Raad naar voren komt moet op grond van het doel en de strekking van art. 420bis Sr en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dus dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Wel is voor een veroordeling ter zake van art. 420bis vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
De rechtbank overweegt dienaangaande het navolgende.
Met betrekking tot de brillen.
De rechtbank is wat betreft het witwassen van de brillen van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is dat deze afkomstig zijn uit misdrijf. Uit het dossier kan niet worden afgeleid of het echte merkbrillen zijn of namaak en of het nieuwe modellen waren, dan wel overjarige modellen.
Gelet op deze omstandigheden kan niet vastgesteld worden dat deze brillen uit misdrijf afkomstig zijn. Het gegeven dat verdachte wisselende verklaringen aflegt over hoe hij aan deze brillen gekomen zou zijn, maakt dit in casu niet anders.
Verdachte moet van dit onderdeel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken,
Met betrekking tot het geld.
Door de verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] is gerelateerd dat zij zich op 30 november 2006 bevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg [adres] te Roermond gelegen tussen de grensovergang Elmpt en de [adres] te Roermond. Zij waren in burger gekleed en maakten gebruik van een onopvallend videosurveillancevoertuig. Aan die weg was een controleplaats ingericht in verband met een Euregionale grenscontrole. De verbalisanten moesten het rijgedrag van het grensverkeer observeren en mogelijke opvallende gedragingen doorgeven aan de taakcommandant. Verbalisanten zagen toen vanuit de richting Duitsland op ongeveer 100 meter afstand een personenauto zonder verlichting in de berm staan. De bestuurder van deze auto had vrij zicht op de met kunstlicht verlichte controleplaats. Nadat de verbalisanten deze auto voorbij waren gereden werd de verlichting ontstoken en keerde deze auto en reed weg richting Duitse grens. Verbalisant [naam verbalisant] keerde daarop het videovoertuig om de achtervolging in te zetten. De personenauto, een Volkswagen, verhoogde gelijk zijn snelheid. Nadat de Volkswagen was ingehaald werd een stopteken gegeven middels de verlichte stoptransparant aan de achterzijde van het videosurveillancevoertuig. De bestuurder van de Volkswagen voldeed hier niet aan en reed rechtsaf een smalle zijweg in. Nadat het dienstvoertuig was gekeerd reden de verbalisanten eveneens deze weg in. Zij zagen dat de bestuurder van de Volkswagen zijn snelheid flink verhoogde. Vervolgens zagen zij dat de bestuurder, in een bocht naar rechts zijn voertuig in de berm tot stilstand had gebracht. Het remspoor van het voertuig was ongeveer 15 meter en het voertuig stond op ongeveer 20 centimeter afstand van een ongeveer anderhalve meter diepe sloot.
De verbalisanten hebben de bestuurder vervolgens aangehouden wegens het opzettelijk niet voldoen aan een stopteken.
Door de verbalisanten [naam verbalisant] en [verbalisant] is gerelateerd dat zij op 30 november 2006, terwijl zij deelnamen aan een Euregionale grenscontrole, het verzoek kregen om te gaan naar een smalle zijweg van de straat genaamd [adres] te Roermond. Aldaar was een aanhouding verricht ter zake het negeren van een stopteken door een surveillance van het verkeershandhavingsteam. In de auto was een grote hoeveelheid geld aangetroffen. Nadat de verbalisanten ter plaatse waren werd hun door de collega’s [naam verbalisant] en [naam verbalisant] op de vloer van een Volkswagen Golf voor de bijrijdersplaats een grote hoeveelheid eurobankbiljetten in meerdere bundels en bestaande uit verschillende coupures getoond. Beide collega’s deelden mede dat de bestuurder mondeling toestemming had gegeven voor het doorzoeken van het voertuig.
Het geldbedrag werd door de verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] inbeslaggenomen. Tevens werden (onder andere) aangetroffen vier mobiele telefoons, waarvan er drie in werking waren, welke eveneens in beslag zijn genomen.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij op 30 november 2006 aan de grens in Roermond werd aangehouden terwijl er op de vloer van de door hem bestuurde auto € 65.530,-- lag. Verdachte had dit geld bij zich om een restaurant over te nemen in Düsseldorf. Het geld betreft spaargeld dat hij verdiend heeft met de handel in vlees en in auto’s. Verdachte verklaart verder dat hij zich aan de aanhouding wilde onttrekken omdat hij nog een geldboete had openstaan.
Door de verbalisant [naam verbalisant] is gerelateerd dat hij met diverse andere opsporingsambtenaren onder leiding van de rechter-commissaris mr. [naam] een doorzoeking heeft verricht in de woning van de verdachte [naam verdachte]. Door de rechter-commissaris werden onder andere inbeslaggenomen een in de wasmand van de baby gevonden laptoptas gevuld met € 151.930,--, een enveloppe met € 1.700,-- en € 200,-- (los). Tevens werden inbeslaggenomen een blauwe tas met elastieken en een geldtelmachine.
Ook werden er verdovende middelen aangetroffen en inbeslaggenomen door de rechter-commissaris: 4,77 gram cocaïne, 458,7 gram hasjiesj en 7,61 gram hennep.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat het geld dat in de laptoptas in de wasmand is aangetroffen afkomstig is uit Marokko van zijn moeder. Het is geld vrijgemaakt uit de erfenis van zijn vader en moest verdeeld worden onder de kinderen.
Verdachte verklaart tevens dat hij in Duitsland op 20 april 2007 is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens de invoer aldaar van 41 kilogram hasjiesj. Verdachte heeft tijdens de zitting in Duitsland dit feit bekend. Ook verklaart verdachte dat hij 10 jaar geleden in Nederland is veroordeeld voor handelen in strijd met de Opiumwet.
Verdachte verklaart voorts dat de in zijn woning aangetroffen verdovende middelen hem toebehoren.
Door de verdachte ([naam]) wordt op 2 december 2006 bij de politie verklaard dat het geld dat in de auto en bij hem thuis in de wasmand werd aangetroffen van hem is. Het betreft in beide gevallen spaargeld dat niet op een bankrekening staat omdat verdachte dan belasting moet betalen. Verdachte spaart al sinds hij in Nederland verblijft (1990). Van de inkomsten stelt verdachte gespaard te hebben. Hij heeft voornamelijk gewerkt via uitzendbureaus. Voor 2000 was verdachte werkzaam als uitbener bij een slachthuis in Helden-Panningen en verdiende naar zijn zeggen ongeveer 1800 gulden per maand. Omstreeks 2000 heeft verdachte samen met zijn zwager een friture gehad. Het pand werd gehuurd en voor de inventaris werd nfl 79.000,-- betaald. Ongeveer eind 2001 zijn ze met de friture gestopt omdat ze te weinig overhielden om rond te komen, de inventaris is toen verkocht voor € 47.000,-- welk bedrag gedeeld werd. Verdachte heeft vervolgens gewerkt voor uitzendbureau [naam] in Roermond en sinds ongeveer twee jaar voor [naam] uit Herkenbosch. Zijn inkomsten hieruit zijn ongeveer € 1.200,--/€ 1.300,-- per maand. Verdachte stelt verder inkomsten te hebben uit de handel in auto’s naar Marokko samen met ene Said. Hij verhandelt drie a vier auto’s per jaar en schat hier € 3.000,-- tot € 4.000,--per auto op te verdienen. Ook is er sprake van een erfenis in Marokko, waarvan niet bekend is wat verdachte heeft geërfd, omdat er problemen zijn over de verdeling.
Verdachte heeft voorts verklaard al acht tot negen jaar, samen met zijn vrouw en vier kinderen in een huurwoning te wonen.
Door de verdachte ([naam]) wordt op 4 december 2006 bij de politie verklaard dat hij in 2001/2001 een friture heeft gehad samen met een compagnon. Verdachte stelt dan dat het geld dat in de auto en bij thuis werd aangetroffen door hem is verdiend in de drie jaren dat hij samen met zijn compagnon de friture exploiteerde. Wat betreft de handel in auto’s verklaart verdachte per jaar vier a vijf auto’s te verhandelen. Hij kocht de auto’s in Duitsland en verkocht ze naar Oost-Europa. Verdachte doet dit al twee a drie jaar en denkt ongeveer 10 tot 15 auto’s te hebben verkocht. Hij zegt per auto ongeveer € 1.000,-- tot € 2.000,-- winst te hebben gemaakt. Verdachte verklaard verder bankrekeningen te hebben in Nederland en Marokko. Op de rekening in Nederland staat ongeveer € 15.000,-- en op die in Marokko € 9.000,--.
Dit laatste geld is afkomstig uit de handel in vlees. Deze vleeshandel vond plaats voordat verdachte de friture had.
Door de getuige [naam] (de echtgenote van verdachte) wordt op 2 december 2006 verklaard dat zij sinds 1990 gehuwd is. Haar man is werkzaam bij uitzendbureau’s en verdient ongeveer € 1.200,-- per maand . Hij doet dit werk sinds hij is gestopt met de friture die ze van 2000 tot 2001 hebben gehad. De inkomsten waren toen ongeveer € 1.800,-- per maand, welk bedrag werd gedeeld tussen haar man en haar broer. De friture werd gehuurd. Het interieur werd door haar man samen met haar broer gekocht. Ieder heeft 40.000,-- gulden betaald. Toen de friture werd verkocht is het interieur voor € 41.000,-- verkocht. Dit bedrag is gedeeld. Haar man kreeg dus € 20.500,--. Dit bedrag is op de spaarrekening gestort en er is nog ongeveer € 1.400,-- van over. [naam echtgenote] verklaart voorts sinds 1998 in de huidige woning te wonen met haar gezin. Het huurbedrag is € 487,-- waarop huursubsidie in mindering wordt gebracht. Zij weet niet of haar man na het overlijden van zijn vader iets heeft geërfd. Ook zegt zij geen rekeningen te hebben in het buitenland. Over de handel in auto’s verklaart zij dat haar man auto’s koopt in Duitsland en doorverkoopt. Dit zou gaan om 10 tot 15 auto’s per jaar.
In het ter zake opgemaakte raam proces-verbaal wordt door de verbalisant [naam verbalisant] gerelateerd dat het inbeslaggenomen geld bedrag van € 65.530,-- bestond uit voornamelijk kleinere coupures. Het inbeslaggenomen geldbedrag van € 151.930,--bestaat ook diverse coupures. Waarvan een bedrag van € 93.600,-- bestond uit coupures van 50 euro (1872 stuks). In het proces-verbaal wordt opgemerkt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de handel in verdovende middelen grote hoeveelheden geld genereert, veelal in kleinere coupures.
In het proces-verbaal wordt nog gerelateerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat verdachte in de periode dat hij in Nederland verblijft (16 jaar) een bedrag van in totaal € 274.224,-- uit zijn reguliere werkzaamheden heeft overgehouden en gespaard. Gemiddeld gezien zou verdachte dan per jaar circa € 16.000,-- hebben overgehouden om te sparen. Een dergelijk bedrag is echter, in ieder geval voor een groot aantal jaren, hoger dan zijn normale (regulier bekende) inkomen.
Bovendien wordt gesteld dat verdachte zijn legale inkomsten, voor zover die er waren, geheel nodig had om het levensonderhoud van hem en zijn gezin te bekostigen. Sparen van deze legale inkomsten is (nagenoeg) onmogelijk.
Samengevat blijkt uit het dossier dat:
- bij verdachte in de door hem bestuurde personenauto op de vloer voor de bijrijdersplaats een geldbedrag van € 65.530,-- wordt aangetroffen terwijl hij van Duitsland naar Nederland wil reizen;
-dat verdachte zich aan de controle door de politie heeft willen onttrekken;
-dat vervolgens bij een doorzoeking in de woning van verdachte, in een laptoptas verstopt in een wasmand, een geldbedrag groot € 151.930,-- en in de linnenkast een bedrag groot € 1.900,-- is aangetroffen;
-deze geldbedragen inbeslaggenomen zijn en voornamelijk bestaan uit kleinere coupures;
- dat het een feit van algemene bekendheid is dat de handel in verdovende middelen grote hoeveelheden geld genereert, veelal in kleine coupures;
-dat tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte verder inbeslaggenomen is een geldtelmachine, een grote hoeveelheid elastiekjes waarmee geldpaketen kunnen worden gebundeld, 458,7 gram hasjiesj, 7,61 gram hennep en 4,77 gram cocaïne;
- dat de verdachte steeds wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd omtrent de herkomst van het geld, die naar het oordeel van de rechtbank zijn bedoeld om de waarheid te bemantelen;
- dat verdachtes echtgenote beduidend anders verklaart dan verdachte en niets weet over de herkomst van het geld;
- dat verdachte recent in Duitsland is veroordeeld voor de invoer van 41 kilogram hasjiesj;
-dat verdachte in Nederland in 1997 is veroordeeld ter zake overtreding van artikel 2 juncto 10 en 3 juncto 11 van de Opiumwet.
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag totaal groot € 219.360,-- - middellijk of onmiddellijk - afkomstig is uit enig misdrijf als bedoeld in art. 420bis, eerste lid onder b, Sr. De rechtbank houdt het er voor dat verdachte geld heeft verdiend aan de handel in drugs. Een en ander wordt mede bevestigd door het aantreffen van vier mobiele telefoons bij verdachte, waarvan er drie in werking waren, en het de rechtbank ambtshalve bekend is dat handelaars in drugs veelal verschillende mobiele telefoons gebruiken en die vaak wisselen teneinde de kans op ontdekking zoveel mogelijk te verkleinen. De wisselende en tegenstrijdige verklaringen die verdachte heeft afgelegd zoals over de erfenis van zijn vader aangetroffen in de wasmand zijn naar het oordeel van de rechtbank bedoeld om de waarheid te bemantelen. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat ook de verklaring van de echtgenote van verdachte op onderdelen beduidend anders is dan hetgeen door verdachte is verklaard. Voorts zijn de legale traceerbare inkomsten van verdachte al jarenlang op een minimum niveau dan wel iets daarboven, heeft zijn echtgenote geen eigen inkomsten en is het derhalve niet mogelijk dat verdachte een aanmerkelijk deel van deze gelden gespaard zou kunnen hebben.
Het ten laste gelede is dan ook door verdachte begaan met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 30 november 2006, in de gemeente Roermond, een hoeveelheid geld, te weten 219.360 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geld -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Ten aanzien van het sub 2 en 3 ten laste gelegde.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 18 maart 2009 , het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [naam verbalisant] betreffende het aantreffen en de inbeslagneming van de verdovende middelen, onder vermelding van de bij die verdovende middelen behorende (NFI) codes , een proces-verbaal technisch onderzoek (ODV-test) betreffende de verdovende middelen en het Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende de cocaïne , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 november 2006 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,77 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 30 november 2006 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad 458,7 gram hasjiesj en 7,61 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
8 Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van. feit 1 primair:
Witwassen.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de
Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf sub 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
De misdrijven sub 3 zijn strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 18 maart 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1 primair, het sub 2 en het sub 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat nu enkel het sub 2 en 3 tenlastegelegde in zijn ogen kan worden bewezenverklaard en het oude feiten betreffen, volstaan kan worden met een geldboete, een voorwaardelijke straf of een taakstraf.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Hij heeft een grote hoeveelheid geld voorhanden gehad waarvan hij wist dat dit geld uit misdrijf, naar alle waarschijnlijkheid drugshandel afkomstig was.
Uit deze grote geldsom kan worden afgeleid dat verdachtes illegale praktijken aanzienlijk waren.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
Voorts is bij de strafoplegging rekening gehouden met het tijdsverloop.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een passende bestraffing dient te ondergaan die, met inachtneming van de persoon, recht doet aan het bewezenverklaarde en waarvan tevens een generaal preventieve werking uit dient te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 240 uren en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden wordt de strafoplegging bovendien dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
10.4 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven na te noemen voorwerpen, dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan.
06-006367 1 € 151.930,--
-
aangetroffen in tas in wasmand op slaapkamer
06-006367 2 € 65.630,--
-
aangetroffen op vloer van auto kenteken E-OX 1809
06-006367 3 € 1.900,--
-
aangetroffen in linnenkast op slaapkamer
06-006367 61 1.00 STK Electra
-
geldtelmachine
10.5 Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven na te noemen voorwerpen, dienen te worden teruggeven aan verdachte.
06-006367 6 12.00 STK Bril
06-006367 15 67.00 STK Bril
06-006367 34 1.00 STK Tas Kl:blauw
-
met elastieken
06-006367 40 1.00 STK Tas
-
laptoptas
06-006367 67 1.00 STK Telefoontoestel Kl:rood
NOKIA mobiel
06-006367 68 1.00 STK Telefoontoestel Kl:beige
NOKIA mobiel
06-006367 69 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zilver
NOKIA mobiel
06-006367 70 1.00 STK Telefoontoestel Kl:grijs
NOKIA mobiel
10.5 Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven na te noemen voorwerp, dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
06-006367 37 1.00 STK Horloge
BREITLING
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 63,
420bis.
Opiumwet art. 2, 3, 10, 11.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub1 primair, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling welke verdachte
heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld.
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden, bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomene, te weten:
06-006367 1 € 151.930,--
-
aangetroffen in tas in wasmand op slaapkamer
06-006367 2 € 65.630,--
-
aangetroffen op vloer van auto kenteken E-OX 1809
06-006367 3 € 1.900,--
-
aangetroffen in linnenkast op slaapkamer
06-006367 61 1.00 STK Electra
-
geldtelmachine
Teruggave van het inbeslaggenomene, te weten:
06-006367 6 12.00 STK Bril
06-006367 15 67.00 STK Bril
06-006367 34 1.00 STK Tas Kl:blauw
-
met elastieken
06-006367 40 1.00 STK Tas
-
laptoptas
06-006367 67 1.00 STK Telefoontoestel Kl:rood
NOKIA mobiel
06-006367 68 1.00 STK Telefoontoestel Kl:beige
NOKIA mobiel
06-006367 69 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zilver
NOKIA mobiel
06-006367 70 1.00 STK Telefoontoestel Kl:grijs
NOKIA mobiel
aan verdachte.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomene, te weten:
06-006367 37 1.00 STK Horloge
BREITLING
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.J.H. van den Hombergh en M.I.J.
Hegeman, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 1 april 2009 .
typ: TERP