Jurisprudentie
BH9147
Datum uitspraak2009-03-31
Datum gepubliceerd2009-03-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000883-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-03-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000883-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte wordt ter zake van winkeldiefstal, verduistering van een rijbewijs en eenvoudige belediging veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis waarvan € 125,-, subsidiair 2 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en bijzondere omstandigheden betreffende de persoon van verdachte.
Uitspraak
Parketnummer: 24-000883-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753015-08
Arrest van 31 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 17 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een supermarkt (gelegen aan of bij [vestigingsadres] aldaar), een aantal goederen (te weten onder meer sportlife kauwgum en/of een flesje sisi en/of Milka koekjes en/of een blikje bacardi/cola) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (het) (winkel)bedrijf Super de Boer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2007 tot en met 27 oktober 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk een rijbewijs (op naam gesteld van [naam]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte had gevonden, en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2007 te [plaats 2], (althans) de gemeente [gemeente 2], opzettelijk een persoon genaamd [naam], in het openbaar en/of in diens tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [naam] de woorden toegevoegd: "teringlijer en/of kaaskop en/of kuttekop en/of hoerenjong," althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 2. Verdachte - tijdens de insluiting onder invloed van alcohol - heeft verklaard dat hij het rijbewijs zelf heeft afgegeven aan politieambtenaar [politieambtenaar], nadat hij was gefouilleerd en in de cel zat. Verdachte heeft ook verklaard dat hij iets met dat rijbewijs wilde doen. De raadsman bepleit verdachte vrij te spreken, omdat er zich geen daad van toe-eigening heeft gemanifesteerd en aldus niet kan worden gesproken van verduistering. Indien het hof niet tot een vrijspraak komt verzoekt de raadsman tot het horen van [politieambtenaar] als getuige.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat bij de insluitingsfouillering door verbalisanten een rijbewijs in de onderbroek van verdachte is aangetroffen. Dit rijbewijs - op naam van [naam] - is volgens de aangifte van genoemde [naam] gestolen op 15 oktober 2007 als weergegeven in het door hen op ambtseed opgemaakte proces-verbaal. Het hof acht deze feitelijke toedracht aannemelijk. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van verbalisanten.
Verdachte is kennelijk danig onder invloed van alcohol geweest op het moment dat hij werd ingesloten door de politie. Gelet hierop en op de bevindingen van verbalisanten, acht het hof de verklaring van verdachte dat hij het rijbewijs heeft afgegeven niet geloofwaardig. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof zal het verzoek tot het horen van de door de verdediging genoemde getuige beoordelen op grond van het criterium genoemd in artikel 315 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof is van oordeel dat de noodzaak tot het horen van getuige [politieambtenaar] niet is gebleken. Het hof zal daarom het verzoek tot het horen van de getuige afwijzen.
Gelet op het voorgaande acht het hof het ten laste gelegde feit onder 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 september 2007 te [plaats 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een supermarkt (gelegen aan of bij [vestigingsadres] aldaar), een aantal goederen te weten sportlife kauwgum en een flesje sisi en Milka koekjes en een blikje bacardi/cola toebehorende aan het winkelbedrijf Super de Boer;
2.
hij in de periode van 15 oktober 2007 tot en met 27 oktober 2007 te [plaats 1], opzettelijk een rijbewijs op naam gesteld van [naam], toebehorende aan [naam], welk goed verdachte had gevonden, en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op 27 oktober 2007 te [plaats 2], opzettelijk een persoon genaamd [naam], in het openbaar en in diens tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [naam] de woorden toegevoegd: "teringlijer en kaaskop en kuttekop en hoerenjong".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
diefstal;
2.
verduistering;
3.
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 4 september 2007 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft drinken, kauwgom, koekjes en een blikje bacardi/cola uit een supermarkt weggenomen. Winkeldiefstal is een op grote schaal voorkomend misdrijf dat winkeliers aanzienlijke overlast en schade berokkent. Uit een uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 december 2008 blijkt dat verdachte zich reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.
Verdachte heeft zich in de periode van 15 oktober 2007 tot en met 27 oktober 2007 schuldig gemaakt aan verduistering van een rijbewijs. Daarnaast heeft verdachte zich op 27 oktober 2007 schuldig gemaakt aan eenvoudige belediging. Verdachte heeft een conducteur van Arriva - gedurende de uitoefening van zijn werk - beledigd, door tegen hem te zeggen: 'teringlijer, kaaskop, kuttekop en hoerenjong'. Dit gedrag is maatschappelijk onbetamelijk en heeft de conducteur publiekelijk in een ongunstig daglicht gesteld en hem aangetast in zijn eer en goede naam.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met genoemd uittreksel uit het justitiële documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof houdt tevens rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte, na het plegen van de thans voorliggende feiten, op 17 januari 2008, 13 oktober 2008 en 18 september 2008 ook is veroordeeld. Verdachte is op 13 oktober 2008 veroordeeld tot drie maanden jeugddetentie, terwijl verdachte voor die feiten ongeveer tien maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aangezien gelijktijdige behandeling van die feiten met de thans voorliggende feiten mogelijk was geweest, houdt het hof hiermee rekening in de op te leggen straf.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief van begeleidster/mentor [mentor] van verdachte in het [instelling] d.d. 3 maart 2009, waaruit blijkt dat verdachte onder begeleiding werkt aan zijn toekomst. Verdachte heeft een (nieuw) positief netwerk om zich heen en gaat naar school. Op de terechtzitting in hoger beroep is ook gebleken van deze gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Ook is verdachte niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Het ziet er naar uit dat het verdachte ernst is in zijn voornemen om te resocialiseren.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat thans aan verdachte geen gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Het hof acht de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke geldboete passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud), 57 (oud), 63 (oud), 266, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van honderdvijfentwintig euro, subsidiair twee dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.J. Deuring en
mr. P.J.M. van den Bergh, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.