Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH8214

Datum uitspraak2009-03-24
Datum gepubliceerd2009-03-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/800540-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

drugshandel en witwassen; verdachte heeft samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen verricht, gericht op het uitvoeren van verdovende middelen. Daarnaast heeft verdachte zich op 29 oktober 2007 samen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan de uitvoer uit Nederland van een hoeveelheid cocaïne. Daarbij heeft verdachte opgetreden als begeleidster van de personen die de cocaïne vervoerden. Naar het oordeel van de rechtbank staan de onder 1. en 2. bewezenverklaarde feiten in zodanig verband, dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling. Beide feiten zijn het gevolg van hetzelfde (ongeoorloofde) wilsbesluit en bestaan uit gelijksoortige handelingen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/800540-08 Uitspraakdatum: 24 maart 2009 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 en 10 maart 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat: 1. zij op of omstreeks 29 oktober 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of - een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te voormoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens): - (telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers en/of leveranciers van verdovende middelen en/of - koeriers geronseld en/of laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende middelen en/of geldbedragen van en naar Nederland en/of - (bolletjes) verdovende middelen geprepareerd en/of laten prepareren en/of - geld ontvangen van en/of beschikbaar gesteld en/of - (vlieg- en/of trein- en/of bus-)tickets geboekt en/of verstrekt en/of gekocht en/of laten boeken en/of laten verstrekken en/of laten kopen en/of - een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en/of laten regelen en/of - koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation gebracht en/of laten brengen en/of - verpakkingsmateriaal en/of gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad; 3. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2007 (zaaksdossier C18) tot en met 31 oktober 2007 (zaaksdossier C2), te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en), (telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en), (telkens) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot: bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. 4. Oordeel van de rechtbank 4.1 Partiële vrijspraak Ten aanzien van de onder feit 2 tenlaste gelegde feitelijkheden overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1 lid 5 van de Opiumwet bepaalt dat het begrip ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ een ruime betekenis heeft en onder meer omvat: ‘het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden’. Deze ruime definitie van het begrip ‘uitvoer’ brengt met zich dat in voorkomende gevallen handelingen die - wanneer dit ruime begrip niet zou hebben bestaan - onder voorbereidingshandelingen of onder het pogingsbegrip zouden vallen, nu vallen onder het voltooide delict van artikel 2 onder A van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat het strijdig zou zijn met de systematiek van de Opiumwet indien dezelfde handelingen die door artikel 1 lid 5 van de Opiumwet onder het begrip ‘uitvoer’ worden gebracht (en daarmee het voltooide delict van artikel 2 onder A van de Opiumwet opleveren) tegelijkertijd aangemerkt zouden kunnen worden als voorbereidingshandelingen, in de zin van artikel 10a van de Opiumwet, ten aanzien van diezelfde uitvoer. Het voorgaande houdt in dat de rechtbank alle ten laste gelegde feitelijkheden die vallen in de categorie ‘met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden’, te weten: ‘koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation gebracht en/of laten brengen’, niet zal aanmerken als voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. In zoverre zal verdachte worden vrijgesproken. 4.2 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat: 1. zij op 29 oktober 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. zij in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 18 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Amsterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of - een of meer anderen getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen, en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen: - (telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers van verdovende middelen en/of - koeriers geronseld en/of laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende middelen en/of geldbedragen van en naar Nederland en/of - (bolletjes) verdovende middelen geprepareerd en/of laten prepareren en/of - geld ontvangen van en/of beschikbaar gesteld en/of - (vlieg- en/of trein- en/of bus-)tickets geboekt en/of verstrekt en/of - een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en/of - verpakkingsmateriaal en gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad; 3. zij op tijdstippen in de periode van 25 oktober 2007 tot en met 31 oktober 2007, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag, telkens heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededaders telkens wist(en) dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4.3 Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bovenstaande bewezenverklaring op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De rechtbank merkt daarbij op dat de door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde personen en ook overigens voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De overige opgenomen schriftelijke stukken worden slechts gebruikt in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen. Voorts zijn de bewijsmiddelen, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. Feiten 1 en 3 (mbt 31 oktober 2007) • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 29 oktober 2007 om 20.56 uur tussen [medeverdachte 1] en NNV (dossierpagina 19, zaaksdossier C2) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: kan je je zussen bellen ja NN: ja [medeverdachte 1]: zeg tegen ze dat ze hetzelfde verhaal hebben, voor het geval dat ze gestopt worden of zo. (…) [medeverdachte 1]: dat ze naar hun vader gaan of zoiets ja. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 30 oktober 2007 om 13.25 uur tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] (dossierpagina 26, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: (…) Waar is ‘that food’? NN: [stamelt] Nee, ja, we gaan ntv komt wat geld ophalen ntv [verdachte] (fon) nee… [medeverdachte 1]: Van wie? NN: ..voor het hotel..van (ntv Flock? - door elkaar).. [medeverdachte 1]: Wie heeft ‘that food’? [verdachte] (fon), ja? NN: ja! [medeverdachte 1]: Goed! • Een schriftelijk stuk, te weten een passagierslijst van British Midland, vlucht BD114 om 21.20 van Amsterdam naar Londen d.d. 29 oktober 2007, op welke lijst onder meer de volgende namen staan vermeld (dossierpagina 42, zaaksdossier C2): PAX Name PNR Board number [betrokkene 2], 4DUC3A BN 134 [betrokkene 3], 4DUC3A BN 135 [verdachte] 4G4BPR BN 136 • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 30 oktober 2007 om 13.54 tussen [medeverdachte 1] en NNman (dossierpagina 28, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: NNman zegt dat [verdachte] even met [medeverdachte 1] wil praten. ([verdachte] komt aan de lijn) […] [medeverdachte 1] zegt dat hij nog wat papier voor [verdachte] heeft om terug te komen. [verdachte] zegt ja oke maar die meisjes willen gaan. […] [verdachte] zal dan wachten op een belletje van [medeverdachte 1]. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 30 oktober 2007 om 20.29 uur tussen [medeverdachte 1] en NNman 8194 (dossierpagina 33, zaaksdossier C2) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] zegt dat hij laat weten dat de vlucht van [verdachte] is geboekt voor morgen om over te komen met dat papier. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 3] 4 maart 2008 (dossierpagina 100 e.v., zaaksdossier C2), op pagina 104 zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: V: Hoe vaak bent u afgelopen jaar naar Engeland geweest? A: Ik ben een keer alleen geweest en de andere keer met mijn kleine zusje. Zij heet [betrokkene 3]. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 2] d.d. 4 maart 2008 (dossierpagina 76 e.v., zaaksdossier C2), op pagina 79 en vanaf pagina 85 e.v. zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: A: Ik ben twee keer naar Londen gegaan. De tweede keer is mijn zus [betrokkene 3] met me meegegaan. V: Wie had bepaald in welk hotel jullie verbleven? A: Die had [verdachte] uitgekozen, zij leek het te kennen. Zij was nogal een bazig typje. Zij is met ons meegegaan naar Londen. Ze heeft een aantal telefoongesprekken gevoerd. Ze liep steeds weg om te bellen. Ik kreeg het vermoeden dat er iets niet klopte toen die mannen binnenkwamen op de hotelkamer. Zij kwamen binnenlopen en hadden hun handen al in hun zakken toen ze naar de badkamer liepen. (…) A: Ik hoorde wel dat ze het in de badkamer van het hotel hadden over euro’s. De volgende dag zag ik dat ze een aantal briefjes van 50 euro had, ik zag niet hoeveel. Ze stopte die in haar bh. Ik heb daar niets over gezegd tegen haar, we zouden de vlucht gaan nemen. Noot verbalisanten: Wij tonen verdachte een foto van [medeverdachte 1]. V: Kent u deze man? A: Ja ik ken deze man. Ik heb deze man gezien voor de deur van een huis in Amsterdam. Ik zat in de auto met [betrokkene 3], [verdachte] was erbij.(…) Er waren nog meer mensen, ik ben ergens in huis geweest. daar in dat huis was een dame. Zij had een naam voor hem genoemd. Toen we bij hem waren voor de deur werd hij met deze naam gesproken. Dat was allemaal niet op dezelfde dag. Dat was eerder. Op 29 oktober ben ik en [betrokkene 3] of met de trein of heeft [betrokkene 4] ons gebracht naar Amsterdam. In Amsterdam kwamen we met zijn drieën aan bij een adres. Ik zag de man waarvan u een foto toonde voor de deur staan. (Noot verbalisanten: de foto is van [medeverdachte 1]). (…) Toen wij, ik mijn zus [betrokkene 3] en [betrokkene 4], naar Schiphol wilden gaan, kwam de vrouw die u mijn toonde naar buiten. (Noot verbalisanten: de vrouw op de foto is [verdachte]). De vrouw vertelde dat ze meeging naar Schiphol. Ik en [betrokkene 3] zijn toen gaan inchecken. Op Schiphol mochten ik en [betrokkene 3] niet bij de vrouw van de foto staan. Wij zijn met zijn drieën naar een hotel in Londen gegaan. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 55 e.v. zaaksdossier C18): V: Wie is [verdachte]? A: [verdachte] is een Nederlands meisje dat [medeverdachte 1] vaak geld bracht. V: Hoe vaak heb je haar gezien? A: Ik heb haar heel vaak gezien, niet recentelijk, maar voorheen heb ik haar wel vaak gezien. Oktober wel veel, maar december niet meer. Ze deed dat heel vaak. Ze ging vaak op en neer tussen hier en Londen. Zij kwam met het vliegtuig denk ik. V: Wat deed zij allemaal voor de rest voor [medeverdachte 1]? A: Mensen volgen, op mensen letten die per vliegtuig of per bus reisden. Deze mensen waren Nederlandse of Surinaamse mensen. Dat waren mensen waar zij voor [medeverdachte 1] op moest letten. [medeverdachte 1] wilde dat zij toezicht hield op mensen die gingen reizen zodat het geld en zo aankwam. V: Wat gingen die mensen doen voor [medeverdachte 1] dan? A: Drugs en zo brengen. V: Wat zijn de P’s? A: P’s is geld. V: Zijn er naast [verdachte] nog andere meiden die je kent die het zelfde soort werk voor [medeverdachte 1] deden? A: Als hij andere mensen kan krijgen was het ook goed. Hij gebruikte iedereen om zijn geld te vervoeren, zelfs zijn eigen vrienden. V: Wij tonen je nog een gesprek met nummer 270201101, waarin [medeverdachte 1] belt met ene [betrokkene 5]. In dit gesprek gaat het erover dat [medeverdachte 1] jou en [verdachte] geld heeft gegeven voor tickets en onkosten en dat jullie met de bus moeten gaan. Waar gaat dit over? A: [betrokkene 5] is een vriend van [medeverdachte 1] die in Engeland woont. [betrokkene 5] had geld van [medeverdachte 1]. Vaak moesten we geld ophalen van [betrokkene 5] voor [medeverdachte 1] en dan konden we daar ons deel uithalen. Feit 2 • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 2] d.d. 4 maart 2008 (dossierpagina 85, zaaksdossier C2), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [verdachte] heeft gevraagd of ik, als ik nog een keer kwam, ook zou willen smokkelen. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 8 december 2007 om 16: 19 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (SH) (dossierpagina 20, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Luister…weet je [betrokkene 6] (fon)? NNV: Ja [medeverdachte 1]: Wil ze iets doen? NNV: Welke? [medeverdachte 1]: Geld NNV: Ja, dat wil ze doen, dat wil ze… [medeverdachte 1]: Wil ze morgen gaan? NNV: Ik bel haar nu. Ik ga haar nu bellen. [medeverdachte 1]: Oke. Cool • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 8 december 2007 om 17: 34 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 21, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 5]: Oke, wat ik je wilde vertellen is, zij wil wel gaan, ja, maar zij wil wel, weet je, ze wil niet gewoon alleen gaan, weet je. [medeverdachte 1]: Ze wil met wie gaan dan, [medeverdachte 3] of zoiets? [medeverdachte 5]: Ja, volgen, laat haar volgen, maar niet, weet je, echt samen of zo.. [medeverdachte 1]: Geen probleem, dat is geen probleem.. (…) [medeverdachte 5]: Oke, dan gaat ze, ja? [medeverdachte 1]: Goed, cool.. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 22: 45 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 30, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 1] zegt dat het meisje niet is gekomen en vraagt of [medeverdachte 5] een andere kan regelen voor morgen. Dat kan zegt [medeverdachte 5], want ze gaat nu naar haar vriend/vriendin en die vroeg te komen want ze heeft een paar meisjes. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 15 december 2007 om 15: 46 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 35, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 5] zegt tegen [medeverdachte 1], dat ze nog met [betrokkene 6] zal spreken. Die komt ook zo. Zij nodigt [medeverdachte 1] uit bij haar langs te komen maar dat kan deze niet, omdat hij mensen thuis heeft. Maar [medeverdachte 5] heeft ook mensen bij zich, “die twee, die jij eh…”[medeverdachte 1] vraagt haar of zij deze mensen naar zijn huis kan sturen of ze zelf brengen. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 15 december 2007 om 17: 01 uur tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] (dossierpagina 36, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) Vr: Ik ga iemand in de stad ontmoeten. (…) Vr: Okee, wil je het voor vandaag? [medeverdachte 1]: Nee, het is beter voor morgen, weet je. [medeverdachte 1]: Ik heb het net gekregen, en ik heb ik (het?) nog niet opgemaakt Vr: Okee, dan breng ik ze later wel langs. [medeverdachte 1]: Okee. Vr: Ja, dus.. [medeverdachte 1]: We moeten wel praten. Vr: Ja, ik kom dat ding van je halen en dan halen we die dingen. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 12.01 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 55, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meerinhoudende: [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 5] naar hem moet komen want hij heeft business voor hem. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 15.00 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 57, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Vertel het me, man, ik heb meiden (‘chicks’) nodig. (…) [medeverdachte 5]: Ja, ik ben nog steeds voor je op zoek, toch. (…) [medeverdachte 1]: Een is goed, een is goed, weet je nog.. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 17.02 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 64, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 5] zegt dat het Turkse meisje net terug heeft gebeld en ZIJ zegt dat ZIJ iedereen weer bij elkaar zou brengen. (…) [medeverdachte 1] vind het fijn dat [medeverdachte 5] hard aan het werk is. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 17.02 uur tussen [medeverdachte 5] en [betrokkene 7] (dossierpagina 109, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 5] vraagt of de kinderen/meisjes al hebben gebeld. [betrokkene 7] zegt dat ze al hadden gebeld. [medeverdachte 5] wil het nummer hebben en dat [betrokkene 7] tegen ze zegt dat ze haar nu moeten bellen. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 22 december 2007 om 17: 23 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (dossierpagina 37, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 5] als [medeverdachte 3] klonk, hij moest op zijn telefoon kijken of hij de juiste persoon wel belde. [medeverdachte 1]: Wat gebeurt er met die meid (‘chick’) man? [medeverdachte 5]: Ja, ik ben aan het zoe.. wacht maar af,k ik heb je gezegd dat ik er aan werk. Ik doe mijn best. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 27 december 2007 om 12: 07 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (naam genoemd en stemherkenning) (dossierpagina 40, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] vraagt wat er vandaag gaat gebeuren met de ‘werkers’ van [medeverdachte 5], met [betrokkene 6]. [medeverdachte 5] zegt dat zij vandaag niemand heeft geregeld. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 5] weet dat hij iets heeft ‘zitten’ sinds vorige week. [medeverdachte 5] zegt dat ze het zal proberen. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] zeker zal overkomen maar [medeverdachte 1] heeft 2 mensen nodig. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 29 december 2007 om 13: 37 uur, dossierpagina 43, zaaksdossier C17 ), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] belt uit naar NNvrouw NN vrouw vraagt of dat andere dat hij moest doen, goed is gegaan. Dat is nog niet gedaan, zegt [medeverdachte 1]. Volgende maand wordt zeer hectisch. (…) [medeverdachte 1] zegt dat zij wel voor mensen moet zorgen, wat zij heeft beloofd. Dat zal zij proberen, nog voordat de school begint. Het is niet leuk zo, dat vindt [medeverdachte 1] ook, hij kan alleen maar eruit halen. Hij denkt dat hij 3000 Euro voor haar kan krijgen. Dat is niet het bedrag dat zij nodig heeft, zegt NN. [medeverdachte 1] zegt dat dat het bedrag is dat ‘zij’ heeft. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 8] d.d. 21 februari 2008 (dossierpagina 262, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: V: Ken je [medeverdachte 3]? A: Ja, die ken ik. Ik heb haar voor het laatst gezien in december 2007. Dit was tijdens het uitgaan. [medeverdachte 3] sprak mij aan over iets. Ik zal u zeggen dat het over drugs gedonder ging dat we naar Engeland moesten brengen. Ik kan u wel vertellen dat ik en mijn zus, [betrokkene 9], toen niet zijn gegaan omdat we niet wilden. Ze zou me bellen wanneer er wat was en dat heeft ze ook de dag erna al gedaan. [betrokkene 9] was er ook bij in die discotheek. We wilden allebei wel gaan. Toen ze de dag erna belde, toen vijf uur in de middag, vertelde ze me dat ik die avond nog kon vliegen. Ze vroeg toen ook of mijn zus nog wilde gaan. [medeverdachte 3] vertelde me dat ze me in de avond zou komen halen. [medeverdachte 3] vroeg toen of ik al klaar was. Ik moest van haar een tas met spullen en toiletartikelen meenemen. [medeverdachte 3] zat in een auto, een Mini cooper, er zat een dik mannetje in. Hij is een Engelse man, Jamaicaans achtig. Het was een zwarte man. Deze man was de baas. We reden toen naar Kempering. [betrokkene 9] en ik moesten naar boven, het was de kamer naast de badkamer. Wij moesten toen wachten maar de vaginabol was nog niet klaar. Wij, [betrokkene 9], [medeverdachte 3] en ik moesten naar Schiphol met een snorder. [medeverdachte 3] regelde alles. Wij moesten op Schiphol een ticket gaan kopen. Onderweg naar Schiphol kregen [betrokkene 9] en ik allebei € 200,- van [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] zei ook dat we niet samen het ticket mochten kopen. [medeverdachte 3] had verteld dat we een ticket naar Heathrow, Londen bij BMI moesten kopen. We zijn toen terug gegaan naar het huis van de dikke man. Toen we weer in het huis kwamen in de Kempering kregen we, [betrokkene 9] en ik, de vaginabol van dikke man. Hij gaf er een en zei dat er dan een morgen zou gaan reizen. Ik kreeg de vaginabol niet naar binnen en mijn zus ook niet. [medeverdachte 3] vertelde ons dat zij niet ging passen omdat zij iets vanuit Engeland moest meenemen naar Nederland. Ik geloofde dat toen niet. De dikke man vertelde toen dat ze het kleiner zouden laten maken en dat we dan morgen zouden gaan reizen. In het huis zaten we met [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [betrokkene 9] en ik in de kamer van de dikke man boven. In het huis in Kempering hebben we, [betrokkene 9] en ik, toen besloten om thuis te gaan slapen. Om tien uur in de ochtend hadden we een afspraak om weer naar het huis in Kempering te gaan. Toen we er weer waren hebben we smoesjes verzonnen om niet te gaan. [medeverdachte 3] kwam er later ook nog bijen die probeerde ons ook constant over te halen. [medeverdachte 3] wilde dat er een met de bus en een met het vliegtuig zou gaan. [medeverdachte 3] zou met een van ons meegaan, ze zei alleen niet met wie. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 9] d.d. 25 februari 2008 (dossierpagina 269, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: A: Ik kan mij niet al te veel herinneren van de ontmoeting met [medeverdachte 3] in het Grandcafe. V: Werd er bij de ontmoeting over drugs gesproken? A: Nou dat weet ik niet, maar [medeverdachte 3] zei wel tegen mij dat ze me nog zou bellen. V: Wanneer belde ze je? A: De volgende dag belde [medeverdachte 3] naar [betrokkene 8], want mijn nummer heeft ze niet. Ik hoorde toen [betrokkene 8] praten aan de telefoon en ik hoorde dat het ging over het naar Londen gaan. Ik werd door [betrokkene 8] gebeld waar ik bleef, want [medeverdachte 3] was er al. Ik bedoel bij het huis van [betrokkene 8]. Ik zag dat [medeverdachte 3] in deze zitten samen met een man die ik niet kende. Het is een negroïde man. V: Wat heb je toen gedaan? A: Ik ben toen naar boven gegaan om mijn tas te pakken. Toen we in de auto zaten is er wel over drugs gesproken. V: Wat werd er dan gezegd? A: [medeverdachte 3] begon hier over. [medeverdachte 3] vroeg of we serieus waren. Ik vroeg aan [medeverdachte 3] of we de drugs moesten slikken en zij zei toen van niet maar dat we het moesten duwen in onze vagina. [medeverdachte 3] zei dat we naar Londen moesten vliegen met een duwersbol en dat we daar dan € 500,- voor zouden krijgen. V: Toen je daar aankwam, wat hebben jullie toen gedaan? A: Toen we het huis binnenkwamen zijn we gelijk naar boven gegaan naar een slaapkamer. Ik zat daar met [betrokkene 8] in een slaapkamer. V: Hoe ging dat? A: Er kwam een snorder in een blauwe auto. Ik was samen met [betrokkene 8] en met [medeverdachte 3]. In de auto kregen [betrokkene 8] en ik geld van [medeverdachte 3]. Dit was het geld om het ticket te kopen naar Londen. V: Is er verder iets gezegd in de auto? A: Ja, [medeverdachte 3] zei dat we een voor een de tickets moesten gaan kopen, zodat het erop zou lijken dat we elkaar niet kenden. In de auto op de terugweg zei [medeverdachte 3] nog tegen mij dat ik niet zo naar haar had moeten kijken en zo zenuwachtig had moeten doen. V: Jullie rijden dus weer naar dat huis en wat gebeurde er toen? A: Zijn we gelijk naar boven gegaan naar de slaapkamer. [medeverdachte 3] ging toen naar beneden en kwam later weer naar boven, Ik zag toen dat zij een lange duwersbol in haar handen had. A: Ik wilde dit als eerste proberen. [medeverdachte 3] deed toen de duwersbol in een condoom en ze deed er glijmiddel op. Hierna ben ik gaan proberen om het in mijn vagina te krijgen. Dit lukte niet want het was veel te groot. [betrokkene 8] is toen gaan proberen de duwersbol in haar vagina te duwen, maar bij haar lukte het ook niet. Hierna ging [medeverdachte 3] naar beneden naar die negroïde man om het kleiner te laten maken. Na ongeveer 10 minuten kwam ze terug met die duwersbol. V: Was het nu kleiner gemaakt? A: Dat zei ze maar ik heb er niet echt naar gekeken. Ik heb toen weer geprobeerd om de bol in mijn vagina te krijgen. Maar ook dit keer lukte het niet. A: het was dus al laat en de vlucht was al weg. We zijn toen met die negroïde man en met [betrokkene 8] en [medeverdachte 3] naar Schiphol gegaan. Verder met een snorder naar het huis van de negroïde man gegaan. V: Wie zaten er toen allemaal in het huis? A: Die negroïde man was daar. Ook een zus van [medeverdachte 3] was daar. A: toen [betrokkene 8] en ik daar al ongeveer 2 uurtjes zaten kwam [medeverdachte 3] ook weer naar het huis. [medeverdachte 3] vroeg ook nog aan ons of we vanmiddag konden gaan. Verbalisanten tonen een foto van [medeverdachte 3]. A: Ja, dit is [medeverdachte 3]. Verbalisanten tonen een foto van [medeverdachte 1]. A: Ik weet niet wat zijn naam is, maar dit is wel die negroïde man. V: Wie was de opdrachtgever van dit drugssmokkelincident? A: Ik denk die negroïde man. V: Je moest dus eigenlijk drugs meenemen op de heenreis, maar moesten jullie ook nog iets meenemen op de weg terug? A: Nou niet dat ik weet. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 15.33 uur tussen [medeverdachte 1] en NNman0791 (dossierpagina 29, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] heeft stress, mannen die drugs in cosignatie hebben gegeven willen geld zien. [medeverdachte 1] heeft nieuwe werkers maar geen geld voor hun tickets. (…) [medeverdachte 1]: De man die me de food heeft gegeven wil 500 euro. (…) [medeverdachte 1]: [medeverdachte 4] komt wel over met geld, weet je, maar het is het gezeik, [betrokkene 5] man. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 19 december 2007 om 01.39 uur tussen [medeverdachte 1] en NNvrouw (dossierpagina 46, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Je brengt toch zeven terug? [medeverdachte 4]: Ja, zeven. [medeverdachte 4] heeft 20 pond eruit gehaald om eten te kopen maar heeft problemen met geld opnemen gehad. [medeverdachte 1]: Dat weet ik niet. Ik heb al het papier nodig om aan de man te geven, dat weet je. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 21 december 2007 om 17.21 uur tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 5] (dossierpagina 48, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 4] over laten stuiteren met 200 en dat is in feite wat [medeverdachte 1] het papierbedrag van heeft gekregen als [medeverdachte 4] niet over was gestuiterd dan zou [medeverdachte 1] kapot geweest zijn, [medeverdachte 1] heeft HEM het meeste geld betaald maar HIJ vraagt om nog 6000 maar [medeverdachte 1] zal HEM nog een paar dagen aan het lijntje moeten houden, de vriend van [medeverdachte 1] komt over met 10 bags. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 28 december 2007 om 14.07uur tussen [medeverdachte 1] en NNvrouw (dossierpagina 18, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Ik kom over een uur of twee, ik wacht op [medeverdachte 4] die komt met het vliegtuig uit Birmingham. NN: Goed [medeverdachte 1]: Ze heeft papieren en alles, maak je niet ongerust. • Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 41 e.v., zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: Op 2 januari 2008 bevonden wij, verbalisanten, ons op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Ik, Van der Meer, heb [medeverdachte 4] ter plaatse aangehouden. Ik, verbalisant Hipwell, heb verbalisant De Vries om assistentie verzocht teneinde [medeverdachte 4] aan een kledingonderzoek te onderwerpen. In afwachting van de komst van verbalisant De Vries verklaarde [medeverdachte 4] desgevraagd dat zij een zogenaamde duwersbol met cocaïne in haar lichaam had en dat zij deze zelf wilde verwijderen. [medeverdachte 4] heeft in bijzijn van, verbalisant De Vries, de zogenaamde duwersbol verwijderd uit haar vagina. Hierop heb ik de duwersbol in beslag genomen. • Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen medeverdachte [medeverdachte 4] (dossierpagina 51, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: Bij verdachte [medeverdachte 4] werd een zogenaamde duwersbol aangetroffen. Wij hebben de duwersbol nader onderzocht. […] Het nettogewicht van de aangetroffen stof, bedroeg totaal 193,2 gram. Monsterneming ingeschreven onder onder nummer 08-000306 A. • Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium d.d. 8 januari 2008 opgesteld door mw. Drs. M.M. Sarneel, hoofdscheikundige (dossierpagina 73, zaaksdossier C9), onder meer inhoudende dat het monster onder nummer 08-000306A cocaïne bevat. • Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname van de Koninklijke Marechaussee, Team Migratie Criminaliteit, d.d. 28 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 33, zaaksdossier C10): Op 22 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van verdachte [medeverdachte 2], gelegen aan de [adres] te Amsterdam. Tijdens bovengenoemde doorzoeking en bij de aanhouding zijn goederen in beslag genomen. Omschrijving goed Bijzonderheden Tas Hierin zaten de navolgende goederen Weegschaal Digitaal van het merk Tanita Lepel Hier zijn cocaïnesporen op gevonden Soldeerbout Geen bijzonderheden Mondkap 2x Doos verpakkingsmateriaal 3x met diepvrieszak of boterhamzak Folie 2 afgesneden rollen huishoudfolie Plakband 11 rollen plakband van verschillende maten Naaigarnituur 3 rollen naaigaren Ontvangstbewijs Schipholpas op naam van [medeverdachte 2] • Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 45-47, zaaksdossier C10): Locatie: Amsterdam, [adres] AANGETROFFEN SPOREN Spoortype : Chemische sporen Spooromschrijving : Drugs Veiliggesteld : Bemonsterd Vindplaats : Vanaf lepel SVO : AD08004488-0l Spoortype : Chemische sporen Spooromschrijving : Drugs Veiliggesteld : Bemonsterd Vindplaats : Vanaf weegschaal SVO : AD08004488-02 ONDERZOEK DRUGS Op dinsdag 29 januari 2008 is door ons een sporenonderzoek ingesteld waarbij de lepel en de weegschaal zijn onderzocht op aanwezigheid van verdovende middelen. Wij, verbalisanten zagen dat er een zeer geringe hoeveelheid wit kleurig poeder op zowel de weegschaal als de lepel aanwezig waren. Door mij, verbalisant van Brakel is de lepel en de weegschaal afzonderlijk door middel van een wattenstaafje afgenomen. Deze afname heeft twee keer plaatsgevonden waarbij een wattenstaafje is gebruikt om deze door middel van een MMC test te onderzoeken. Tijdens dit onderzoek gaf de MMC test van zowel de lepel als de weegschaal aan dat er een positieve verkleuring zichtbaar was. Dit houdt in dat er mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen voorkomend op lijst 1 van de Opiumwet (cocaïne) is aangetoond. Door mij, verbalisant Van Brakel is het wattenstaafje afkomstig van de lepel voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-01. Door mij, verbalisant Van Brakel is het wattenstaafje afkomstig van de weegschaal voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-02. Beide sporen zullen voor onderzoek worden verstuurd naar het NFI te Den Haag. • Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad AD.08004488.01/C 03 01.01.03/lepel en AD 08004488.02/C.03.01.01.02/ weegschaal, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 12.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 47-49, Zaaksdossier C16 ): V: Wij tonen de verdachte een foto van [medeverdachte 1] en vragen haar of zij de man op de foto herkent . A: Ja, ik herken hem. Dat is mijn vriend die hier woont. V: Is dit jouw opdrachtgever? A: Ja dit is hem. V: Weet je zijn naam? A: Ja, ik weet alleen zijn voornaam. Hij heet [medeverdachte 1], maar ik noem hem bij zijn bijnaam. Zijn bijnaam is [medeverdachte 1]. V: Wanneer en hoe ben je in Nederland aangekomen? A: Ik ben per trein naar Brussel gegaan. Ik ben Oudejaarsdag aangekomen in Brussel. V: Hoe ben je van Brussel naar Nederland gekomen? A: [medeverdachte 1] heeft me opgehaald met een huurauto. V: Wat heb je toen voor [medeverdachte 1] meegenomen naar Nederland? A: Geld. [medeverdachte 1] heeft me gevraagd om geld mee te nemen. V: Wat heb je toen voor [medeverdachte 1] meegenomen naar Nederland? A: Geld. [medeverdachte 1] heeft me gevraagd om geld mee te nemen. V: Hoeveel? A: Weet ik niet, het is niet mijn geld. We hebben er wel ruzie over gehad dat het minder was dan dat het moeten zijn. V: Van wie had je het geld gekregen? A: Eén van [medeverdachte 1] zijn vrienden had het aan mij gegeven. V: Hoe heb je het geld meegenomen? A: Ik had het in mijn portemonnee gedaan en op deze manier meegenomen. V: In wat voor biljetten was het geld samengesteld? A In biljetten van 100 pond. Ik denk dat het totaalbedrag een paar duizend pond was. V: We hebben een aantaal maanden de telefoonnummers afgeluisterd. Ook de gesprekken die jij met [medeverdachte 1] hebt gehad. Wanneer jij en [medeverdachte 1] het hebben over “food”, wat bedoelen jullie hiermee dan? A: Zijn drugs. V Wat bedoelen jullie als jij en [medeverdachte 1] het hebben over paper? A: Geld. V: Waar ben je verbleven alle dagen voor je terugreis? A: In de Bijlmer, in de woning van [medeverdachte 1]. V: Wanneer heb je de verdovende middelen gekregen? A: Op de dag dat ik naar huis zou vertrekken. Ik kreeg het in de middag. V: Van wie heb je de verdovende middelen gekregen? A: [medeverdachte 1] was erbij, maar de Afrikaanse man heeft het me gegeven. V: Wat heb je gedaan toen je de verdovende middelen gehad had? A: Het zat al in een condoom, ik hoefde het alleen maar in te brengen. V: Hoe en wanneer ben je naar de luchthaven gegaan? A: Een snorder kwam me ophalen en deze bracht me naar de luchthaven. V Wat zou je hebben gedaan als je niet was aangehouden? A: Ik zou thuis gekomen zijn, ik had [medeverdachte 1] gebeld dat ik thuis was en dan zou er iemand naar me toe komen om de drugs te komen ophalen. V: Hoeveel geld zou je voor dit transport krijgen? A: Alleen maar 500 pond. V: Hoe zou het geld voor de drugs weer bij [medeverdachte 1] terecht komen? A: Soms via WESTERN UNION, soms ook persoonlijk met een vlucht naar Nederland. Hij manipuleert mij om het geld op te halen, want dit is dan de enige manier om mijn geld te krijgen. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 14.10 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 57-59, zaaksdossier C13): V: Wanneer was je nog meer in Nederland gedurende het afgelopen half jaar? A: Ik weet het niet. Een paar keer. Als ik moet schatten, denk ik ongeveer 10 maal. V: Je moet goed begrijpen dat we tapgesprekken hebben waaruit naar voren komt, dat je daar bent aangekomen en dat het spul getest moet worden. Hoe zit dit? A: [medeverdachte 1] is mij geld verschuldigd. [medeverdachte 1] gebruikt deze situatie nu om mij onder druk te zetten om dingen voor hem te doen. Dit doet hij niet alleen met mij, maar ook met andere meisjes. Ik wil deze dingen niet doen, maar wanneer ik het niet doe, krijg ik het geld niet wat hij mij verschuldigd was. V: Wat kwam die persoon in het huis doen? A: Hij kwam dat ding inpakken. Ik was er niet bij toen hij dit deed. V: Was het dezelfde persoon als waarvan je op 02 januari 2008 de drugs kreeg? A: Ja, dit was dezelfde persoon V: Hoe vaak heb je deze Afrikaanse man bij [medeverdachte 1] gezien, en buiten [medeverdachte 1] om? A: Een paar keer. Ik denk 3 maal. Hiervoor deed iemand anders het. V: Wie was deze man? A: Deze heet [medeverdachte 2]. Hij is ook een Afrikaan V: Ben je ook wel eens met [medeverdachte 1] naar de woning van deze man geweest. A: Ja, 1 keer. V: Wanneer ging je naar deze andere Afrikaanse man toe? A: Ongeveer een maand voor Kerst. Deze man ging later op vakantie. V: Wat heeft de 1e Afrikaanse man je gegeven in het huis van [medeverdachte 1] op 29 december? A: Hij gaf mij een klein pakje, net zoals ik had toen ik aangehouden werd. V: Wat zat daarin? A: Ik denk hetzelfde als waarvoor ik was aangehouden. V: Wat heb je gedaan toen de 1e Afrikaanse man weg was? A: Ik had het ergens in het huis neergelegd, totdat ik klaar was om te vertrekken naar mijn huis. V: Wat heb je gedaan toen je in Engeland aankwam? A: [medeverdachte 1] had me gebeld. Ik ben toen naar mijn woning gegaan. Iemand zou het bij me komen ophalen. V: Hoe zou diegene weten dat hij naar jou toe moest? A: [medeverdachte 1] zou hem dat vertellen en die vriend weet ook wie ik ben en waar ik woon. V: Is dat ook gebeurd. Is deze vriend ook naar je toe gekomen? A: Ja, dat is gebeurd., ook al heeft het héél lang geduurd voordat dat spul uit mijn woning was. V: Hoe vaak heb je al cocaïne gesmokkeld voor [medeverdachte 1]? A: Ik heb het een paar keer gedaan. Ik weet niet hoeveel keer. Soms als ik al naar huis zou gaan dan wilde [medeverdachte 1] dat ik lette op mensen die dan het spul bij zich hadden. Ik moest dan op ze letten dat het spul niet gestolen wordt. Ik vind dit beter, want dan hoef ik het spul zelf niet meenemen. Ik wilde er niet te veel betrokken bij zijn. Ik wilde het niet bij me hebben, in mijn huis en zo. Het was niet eens mijn eigen drugs. V: Hoe vaak gebeurde dit? A: Soms gebeurde het wekelijks. Soms gingen de mensen ook zonder begeleiding. V Heeft [medeverdachte 1] dezelfde mensen om het spul heen en weer te brengen? A: Bijna allemaal Nederlandse meiden. V: Zijn er naast jou, nog andere meiden die mensen begeleiden voor het vervoeren van drugs? A: Ja, Nederlandse meiden. V: Hoeveel geld krijg je voor het meenemen van cocaïne? A: 500 pond per keer. V: Was het smokkelen altijd op dezelfde manier? A: Ja, het was zoals ik was aangehouden. V: Krijg je geld voor het meenemen van geld hierheen? A: Niet, echt. Soms kreeg ik een klein beetje geld. Maar meestal was het dat ik het de volgende keer van [medeverdachte 1] zou krijgen, maar dat gebeurde dan niet. V: Ik wil het hebben over de 2e Afrikaan, genaamd [medeverdachte 2]. Je hebt gezegd dat je bij deze man thuis ben geweest. Waar was dit? A: Het was dicht bij het winkelcentrum KRAAIENNEST. V: Wat deed [medeverdachte 2] voor [medeverdachte 1]? A: Inpakken. V: Wat pakte [medeverdachte 2] in? A: Hij pakte het spul in, wat ik ook bij me had toen ik werd aangehouden. Ik heb het nooit zelf gezien, maar ik kon het opmaken uit de gesprekken van [medeverdachte 1] wanneer hij aan de telefoon was. V: Als wij je een foto tonen van deze man, zou je hem dan herkennen? A: Ja, ik denk het wel. V: Wij tonen de verdachte een foto van [medeverdachte 2] en vragen haar of zij de persoon op de foto herkend. A: Ja, dit is [medeverdachte 2]. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 63-65 , zaaksdossier C13): V: Wij tonen je een gesprek met nummer 270141682, waarin jij, [medeverdachte 1] en een vermoedelijk Afrikaanse man te horen zijn wie [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] noemt. Wie is deze [medeverdachte 2]? A: Ik kan me dat gesprek herinneren. Dat is de [medeverdachte 2] waar we het eerder over gehad hebben, die jullie geïdentificeerd hebben, de persoon waarvan jullie de foto aan mij hebben getoond. V: In dit gesprek neem jij de telefoon van [medeverdachte 1] over en zeg je tegen [medeverdachte 2] dat die dingen die hij gemaakt heeft groot worden. Volgens jou worden ze wat onvoorzichtig. Waar ging dit over? A: Een van die bollen ging het over. Een van de Nederlandse meisjes had gezegd dat ze te groot werden en aangezien ik het ook al een keer had gedaan werd dus aan mij gevraagd of ik tegen [medeverdachte 2] wilde zeggen dat ze te groot waren. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden daar wel eens ruzie over. De meisjes hadden de bol. Omdat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] betaalde om de bollen te maken hadden ze soms wel eens ruzie omdat de meiden klaagden over de bollen. En aangezien [medeverdachte 1] niet graag mensen betaald is dat een goede aanleiding voor een ruzie. Met onvoorzichtig bedoelde ik gewoon dat ze erg groot werden, [medeverdachte 2] wilde niet van [medeverdachte 1] aannemen dat ze te groot waren en dus kwam ik aan de lijn om het te bevestigen. V: Hoe vaak ben je bij [medeverdachte 2] thuis geweest? A: Slecht een keer. Als we daar vaker waren dan ging alleen [medeverdachte 1] naar binnen. In een soort ondergrondse parkeergarage. Die parkeergarage was in Kraaiennest, ik ben daar een keer met een wat oudere auto van [medeverdachte 1] geweest. V: Waarom was je daar toen? A: Volgens mij was hij een bol aan het maken. [medeverdachte 1] moest weg en wilde dat ik achter bleef omdat hij [medeverdachte 2] niet helemaal vertrouwde. Ik moest dus een beetje toezicht houden op het inpakken. V: Hoe werd de bol door [medeverdachte 2] bereid? A: Hij deed hem in een zakje en omwikkelde hem in cellofaan. Ik weet niet hoe het in die vorm gemaakt wordt, maar ik zag alleen hoe hij het in de verpakking rolde. De keren dat ik een bol had gehad van die andere nieuwe Afrikaan was het omwikkeld met wit tape, maar [medeverdachte 2] gebruikte volgens mij zwart tape. V: Wij tonen je een gesprek met nummer 270149675, waarin jij met het nummer waarover je hebt verklaard dat het jouw nummer is met [medeverdachte 1] spreekt. In dit gesprek zeg je dat je maandag komt werken, wat bedoel je hiermee? A: Waarschijnlijk dat ik geld kom brengen of iets voor hem te doen, dat bedoel ik als ik tegen hem zeg dat ik kom werken. V: [medeverdachte 1] zegt dat als je dan terug gaat naar Engeland je papier zal krijgen. Waar hadden jullie het in dat gesprek over, wat ging je doen? A; Dat zal waarschijnlijk gaan om geld wat ik daarvoor zou krijgen, geld dat hij me verschuldigd was. V: Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] aan jou of je [verdachte] de P’s al gegeven hebt. Wie is [verdachte]? A: [verdachte] is een Nederlands meisje dat [medeverdachte 1] vaak geld bracht. Ik had volgens mij toen geld van [medeverdachte 1], maar [verdachte] had geloof ik geld nodig om thuis te komen, maar zeker weten doe ik het niet meer. V: Hoe vaak heb je haar gezien? A: Ik heb haar heel vaak gezien, niet recentelijk, maar voorheen heb ik haar wel vaak gezien. Oktober wel veel, maar december niet meer. Ze deed dat heel vaak. Ze ging vaak op en neer tussen hier en Londen. Zij kwam met het vliegtuig denk ik. V: Wat deed zij allemaal voor de rest voor [medeverdachte 1]? A: Mensen volgen op mensen letten die per vliegtuig of per bus reisden. Deze mensen waren Nederlandse of Surinaamse mensen. Dat waren mensen waar zij voor [medeverdachte 1] op moest letten. [medeverdachte 1] wilde dat zij toezicht hield op mensen die gingen reizen zodat het geld en zo aankwam. V: Wat gingen die mensen doen voor [medeverdachte 1] dan? A: Drugs en zo brengen. V: Wat zijn de P’s? A: P’s is geld. V: Zijn er naast [verdachte] nog andere meiden die je kent die het zelfde soort werk voor [medeverdachte 1] deden? A: Ik weet dat er nog een ander Nederlands meisje is, maar die heb ik nooit gesproken. Als hij andere mensen kan krijgen was het ook goed. Hij gebruikte iedereen om zijn geld te vervoeren, zelfs zijn eigen vrienden. In het begin zag ik niet in dat er iets mis mee was om zijn geld te brengen, omdat hij in Nederland was en het geld in Engeland bij mensen die hem dat geld verschuldigd waren. V: Wij tonen je nog een gesprek met nummer 270201101, waarin [medeverdachte 1] belt met ene [betrokkene 5]. In dit gesprek gaat het erover dat [medeverdachte 1] jou en [verdachte] geld heeft gegeven voor tickets en onkosten en dat jullie met de bus moeten gaan. Waar gaat dit over? A: [betrokkene 5] is een vriend van [medeverdachte 1] die in Engeland woont. [betrokkene 5] had geld van [medeverdachte 1]. Vaak moesten we geld ophalen van [betrokkene 5] voor [medeverdachte 1] en dan konden we daar ons deel uithalen. Ik heb in ieder geval nooit samen met [verdachte] een reis gemaakt per bus, ook niet per vliegtuig. Misschien was het geld voor andere meisjes die met de bus moesten. [medeverdachte 1] wilde wel een keer dat ik samen met [verdachte] zou reizen toen ik een keer naar huis ging. V: We hebben het nu over hoe drugs naar Engeland gaat, maar hoe komt het in eerste instantie bij [medeverdachte 1] terecht? A: Ik denk dat hij het in Nederland kocht. Ik heb in het begin gezegd dat ik het niet voor 500 pond wilde doen omdat dat te weinig geld is. Hij legde me toen uit dat hij ook niet meer dan 1500 pond winst maakte per keer. Dit omdat het duur is om in Nederland drugs te kopen. Als het uit Curaçao of zo komt is het goedkoper, maar om het in Nederland te kopen is vrij duur en dan maakte hij dus ook maar 1500 pond winst. • Het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 02: 19 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (dossierpagina 15, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) Vrouw vraagt of [medeverdachte 1] weet hoe laat het morgen zal zijn. [medeverdachte 1] is er niet zeker van - elf, of een of twee’. Waarop vrouw zegt: dat is een groot tijdsverschil, als ik daar om tien uur ben. [medeverdachte 1] zegt, je hoeft niet alles te wisselen, je hebt het geld voor je vlucht. Ze moet dat geld apart houden. Vrouw gaat ‘hem’ nu bellen. Vrouw vraagt hoeveel ze eruit moet halen. Twee biljetten [lett. Twee bills], zeg [medeverdachte 1] maar het is al gewisseld. Vrouw zegt ‘hij’ moet toch twee biljetten hebben want ik betaald de vlucht niet. • Het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 14:20 uur tussen [medeverdachte 1] en NNvrouw [medeverdachte 4] (dossierpagina 25, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 1]: Hoeveel ponden gaf je aan haar? NNM: Ehh..negen honderd vijf en zeventig. [medeverdachte 1]: 9 7 5 NNM: Negen honderd vijf en zeventig..ja. (…) [medeverdachte 1]: Maar ik heb die vijf ‘bulls’ [vermoedelijk vijftig] morgen nodig dat weet je. • Het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 15:47 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (dossierpagina 30, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: NVV: [medeverdachte 4] is al weg. [medeverdachte 1]: Luister, waar ben je? NVV: Ik ben op de luchthaven Heathrow. • Het tapgesprek d.d. 12 oktober 2007 om 11: 32 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (dossierpagina 32, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 4]: “en wat verwacht je dat ik over een uur doe? Om het te doen ja? [medeverdachte 1]: “ja alsjeblieft, ik heb hier ook 7200 (‘bills’) nodig” [medeverdachte 4]: “aha” [medeverdachte 1]: “we zijn helemaal blut hierzo” [medeverdachte 4]: Oke • Het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 12: 34 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (SH) (dossierpagina 33, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] noemt deze persoon [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 4] ‘dat’ al naar [betrokkene 10] heeft verstuurd. [medeverdachte 4] verstaat [medeverdachte 1] niet. Hij herhaalt zijn vraag of [medeverdachte 4] ‘dat’ al voor [betrokkene 10] heeft gedaan. [medeverdachte 4] zegt van niet, zij gaat het nu doen. [medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 4] is. [medeverdachte 4] is in het huis van haar vader. [medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 4] het zal gaan doen. [medeverdachte 4] zegt in Brixton. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] dan een identiteitsbewijs mee zal moeten nemen. [medeverdachte 4] weet dat. [medeverdachte 1] zal een naam regelen waar [medeverdachte 4] 200 pond op moet versturen, hier naartoe. [medeverdachte 4] vraagt of [medeverdachte 1] haar terug wil bellen. • Het tapgesprek d.d. 10 december 2007 om 12: 35 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (NG) (dossierpagina 34, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 4] vraagt wanneer [medeverdachte 1] wil dat zij komt. [medeverdachte 1] zegt dat zij kan komen zodra Redman (fon) haar het geld voor dat ding zal geven. [medeverdachte 4] zegt dat dat er niet zal zijn. [medeverdachte 1] zegt dat het er morgen allemaal zou moeten zijn. (…) [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] 800 pond voor [betrokkene 10] moet laten, dat is een noodgeval. [medeverdachte 4] moet alles bij elkaar 1100 pond meenemen. [medeverdachte 4] zegt oke. [medeverdachte 4] zegt dat Leon (fon) ook heeft gevraagd om hem er 1 (‘onder’- te sturen. Wil [medeverdachte 1] dat zij dat ook doet? [medeverdachte 1] zegt dat dat uit ZIJN geld komt, HIJ heeft er toch 1 achtergelaten bij [medeverdachte 4]? Ja, maar hoe moet [medeverdachte 4] HEM opsturen? [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] gewoon 80 pond van die 1 moet afhalen. Oh begrijpt [medeverdachte 1] dan, je bedoelt welke naam? Ja, zegt [medeverdachte 4], ik weet aan wie ik het moet sturen, maar stuur ik het allemaal tegelijk met de 200? Ja, antwoordt [medeverdachte 1], maar [medeverdachte 4] moet wel uitzoeken hoeveel ze krijgt voor 80 pond, zodat HIJ het weet. Dan zijn er geen problemen. Dus hoeveel je krijgt voor 80 pond, vraagt [medeverdachte 4]. Ja, in euro zegt [medeverdachte 1]. Kan ik er niet gewoon 100 sturen. Ja , zegt [medeverdachte 1], maar je moet ervoor betalen om het te versturen. En [medeverdachte 1] wil dat niet van zijn geld betalen. Of wil [medeverdachte 4] het soms betalen? [medeverdachte 4] klaagt dat [medeverdachte 1] haar nog geen geld heeft gegeven. [medeverdachte 1] zegt dat dat geld is om te bekostigen wat er aan de hand is met [betrokkene 10], dat geld is CRUMMY MONEY (fon) dat is niet om van te leven maar is voor vliegtuigtickets en al die soort dingen. [medeverdachte 4] zegt: “ja ik weet het maar hij krijgt steeds geld en ik krijg niet betaald wat ik heb verdiend”. [medeverdachte 1] (begint te schreeuwen) vraagt waar [medeverdachte 4] het over heeft en zegt dat HIJ niet kan werken zonder geld, er blijft geen geld over. (…) [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] te veel praat over geld via deze telefoon en daar baalt [medeverdachte 1] van. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 4] toch al verteld dat dat geld is om de business van [medeverdachte 1] te financieren. [betrokkene 10] krijgt helemaal geen geld, het is voor de mensen die daar zitten. [betrokkene 10] krijgt pas geld als iedereen zijn geld krijgt. (…) • Het tapgesprek d.d. 11 december 2007 om 11: 03 uur tussen [medeverdachte 1] en NVV ([medeverdachte 4]) (dossierpagina 45, zaaksdossier C15), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 4] geeft het volgende nummer door: 4092619064 en het is verstuurd op [medeverdachte 4]’s volledige naam. [medeverdachte 1] zegt oke. Feiten 1 en 2 • Het proces-verbaal van doorzoeking woning, d.d. 13 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 66-67, inbeslagnamedossier E1): Er werd op 18 januari 2008 binnengetreden in de woning, gelegen aan de [adres] te Amsterdam. In genoemde woning werd een tas met kleding met daarin een zakje met een hoeveelheid wit poeder aangetroffen. • Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname, d.d. 20 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 48, inbeslagnamedossier C18): Op 19 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op de verblijfsadressen van verdachte [medeverdachte 1], gelegen aan de [adres] en [adres] te Amsterdam. Tijdens bovengenoemde doorzoekingen zijn goederen in beslag genomen. Omschrijving goed Bijzonderheden Zwarte nylon tas In deze tas zijn de verdovende middelen aangetroffen. Cocaïne In een slaapkamer, in een zwarte nylon tas, zat een vuilniszakje met cocaïne erin. • Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, d.d. 21 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 68-69, zaaksdossier C12): Op maandag 21 januari 2008 werd door ons een onderzoek verricht aan de door/bij verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen en inbeslaggenomen -3- slikkersbollen en een -1- brok vermoedelijke cocaïne. Wij zagen dat -3- slikkersbollen qua grootte en vorm nagenoeg identiek waren. Wij hebben deze -3- slikkersbollen categorie A genoemd. De aangetroffen brok vermoedelijke cocaïne hebben wij categorie B genoemd. Het netto gewicht van de aangetroffen stof, bedroeg totaal ongeveer 142.10 gram. Vervolgens nam ik, GROENHEIJDE 2 representatieve monsters van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol is voornoemde monsterneming ingeschreven onder nummer: 08-004488 A t/m B. • Het rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 23 januari 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad 08-004488 A en 08-004488 B, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. Feit 3 (mbt 25 oktober 2007) • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 18: 44 uur tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] (dossierpagina 24, zaaksdossier C18), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: ja [verdachte]: he schat kom jij me ophalen? [medeverdachte 1]: ja [verdachte]: oke [medeverdachte 1]: heb jij het papier gestopt waar ik je heb gezegd het papier te stoppen? [verdachte]: ja [medeverdachte 1]:goed • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 23: 07 uur tussen [medeverdachte 1] (SH) en [verdachte] (SH) (dossierpagina 29, zaaksdossier C18), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [verdachte]: Schatje, ik ben hier bij de paspoortcontrole, ja? Ik zal er over 4 minuten zijn het is een beetje [medeverdachte 1]: Ben je naar het toilet geweest voor je door de paspoortcontrole ging? [verdachte]: Schatje ik moest wel [medeverdachte 1]: Waarvoor? [verdachte]: Ik moest plassen. [medeverdachte 1]: ik hoop dat je dat ding niet eruit gehaald hebt he? [verdachte]: Nee [medeverdachte 1]: Dat heb je wel gedaan. [verdachte]: Kun je je kop houden alsjeblieft, nee dat heb ik niet gedaan. • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 maart 2008, 3e verhoor, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 72-75, zaaksdossier C18): V: We kunnen dus zeggen dat jij [medeverdachte 1] kent. Wat kun je over hem vertellen? A: Dat hij me geld gaf en ik mocht doen wat ik wilde met het geld. Het was niet super veel geld dat ik van hem kreeg. Je moet dan denken aan 200 à 300 euro. Soms minder. We hebben een uitgewerkt tapgesprek met gespreksnummer 331/270157037 van 25 oktober 2007, omstreeks 18.44 uur, waarin jij telefonisch contact hebt met [medeverdachte 1], welke gebruik maakt van een ander toestel, dan in het eerste getoonde tapgesprek. In dit gesprek vraag jij aan [medeverdachte 1] of hij jou komt ophalen, waarop hij bevestigend antwoord. V: Wat wil je hierover verklaren? A: Dit gesprek heb ik gevoerd met [medeverdachte 1]. V: Waar komt [medeverdachte 1] jou ophalen? A: Op Schiphol, ik denk boven het vertrek. V: Wat wordt bedoeld met papier? A: Hiermee wordt het geld bedoeld wat ik bij me had. Dit was een bedrag van 1400,- euro. V: Waar moest jij het papier stoppen van [medeverdachte 1]? A: Hij heeft me geadviseerd om het in mijn beha of broek te stoppen, want alles boven de 1000 euro moet aangegeven worden. We hebben een uitgewerkt tapgesprek met gespreksnummer 363/270157357 van 25 oktober 2007, omstreeks 23:07 uur, waarin jij telefonisch contact hebt met [medeverdachte 1]. In dit gesprek zeg jij dat je bij de paspoortcontrole bent. V: Wat wil je hierover verklaren? A: Ik ben degene die dit gesprek voert met [medeverdachte 1]. V: Bij welke paspoortcontrole ben jij? A: Op Schiphol. In ditzelfde tapgesprek vraagt [medeverdachte 1] aan jou “ik hoop dat je dat ding niet eruit gehaald hebt, hé?”, waarop jij zegt “nee”. V: Wat wordt hiermee bedoeld? A: Geld. A: Het kan kloppen dat ik heb gevlogen. 4.3 Overwegingen en bijbehorende beslissingen aangaande het bewijs 4.3.1. Het bestanddeel cocaïne (feit 1 en 2) Ten aanzien van de bewezenverklaarde bestanddelen ‘cocaïne’ neemt de rechtbank de volgende omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien- in aanmerking. Op 2 januari 2008 is medeverdachte [medeverdachte 4] op Schiphol aangehouden door de Koninklijke Marechaussee. Daarbij was zij in het bezit van een zogenaamde duwersbol met daarin materiaal bevattende cocaïne, zoals vastgesteld door het Douane Laboratorium in het rapport van 8 januari 2008. Op 19 januari 2008 is tijdens de doorzoeking in het pand aan de [adres] te Amsterdam, de woning waar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verbleven, blijkens het rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 23 januari 2008 materiaal bevattende cocaïne aangetroffen. Op 22 januari 2008 is tijdens een doorzoeking op het adres van medeverdachte [medeverdachte 2], gelegen aan de [adres] te Amsterdam, divers gereedschap en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Hierbij zijn op enkele delen van het gereedschap (te weten een lepel en een weegschaal), blijkens rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008, sporen aangetroffen van een materiaal bevattende cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 4] verklaart in haar verhoor op 24 januari 2008 (14:10 uur), dat zij bij [medeverdachte 2] thuis is geweest. [medeverdachte 2] pakte volgens [medeverdachte 4] het ‘spul’ in, wat zij ook ten tijde van haar aanhouding bij zich had. Uit het vorengenoemde rapport van het Douane Laboratorium van 8 januari 2008 blijkt dat [medeverdachte 4] cocaïne bij zich had ten tijde van haar aanhouding. Aan [medeverdachte 4] wordt, door de verbalisanten, een foto getoond van medeverdachte [medeverdachte 2]. Zij herkent hem als [medeverdachte 2]. Medeverdachte [medeverdachte 4] geeft aan in haar verhoor op 24 januari 2008, 14.10 uur, voor medeverdachte [medeverdachte 1] meerdere malen cocaïne te hebben vervoerd. Daarbij heeft [medeverdachte 4] tevens verklaard dat het smokkelen telkens op dezelfde manier plaatsvond en bij eerdere drugstransporten telkenmale cocaïne te hebben vervoerd. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft in haar verhoor op 24 januari 2008, omstreeks 12:15 uur, ten aanzien van het versluierde taalgebruik in de afgeluisterde gesprekken verklaard, dat waar gesproken wordt over ‘food’ (eten) daar drugs mee worden bedoeld. Aan medeverdachte [medeverdachte 4] is tijdens haar verhoor op 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, een afgeluisterd telefoongesprek voorgehouden van 13 oktober 2007 om 22:14 uur. [medeverdachte 4] verklaart dat zij in dit gesprek aan medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigt dat de bollen die hij heeft gemaakt (met daarin verdovende middelen), te groot zijn geworden. Ten slotte heeft de rechtbank uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzingen verkregen, dat verdachte en haar mededaders zich met andere verdovende middelen dan cocaïne hebben beziggehouden. Het voorgaande brengt met zich dat naar het oordeel van de rechtbank vast is komen te staan dat verdachte en haar mededaders cocaïne hebben geëxporteerd, danwel voorbereidingshandelingen daartoe hebben getroffen. 4.3.2. Medeplegen feit 2 De raadsman heeft – kort samengevat- aangevoerd dat ten aanzien van de onder 2. tenlastegelegde feitelijkheden geen sprake is van een bewuste samenwerking tussen de daders en verdachte. Derhalve is er, aldus de raadsman, geen sprake van medeplegen en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen af dat er een samenwerkingsverband heeft bestaan tussen verschillende personen die zich bezighielden met het voorbereiden en de uitvoer van drugstransporten. Verdachte hield zich binnen dat verband bezig met het werven en begeleiden van koeriers van cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 1] trad binnen dat verband op als organisator van de drugstransporten en hij onderhield de contacten met de daarbij betrokken personen. Verdachte had binnen het netwerk rechtstreeks contact met medeverdachte [medeverdachte 1] en op enig moment met medeverdachte [medeverdachte 4], die optrad als koerier van cocaïne en geld. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar niet dat verdachte ook rechtsreeks contact heeft gehad met de andere binnen het netwerk optredende personen. Echter, door actief deel te nemen aan een samenwerkingsverband van mensen dat zich bezighield met het organiseren van drugstransporten, heeft zij zich aangesloten bij de verrichtingen van elke andere persoon die optrad binnen dat samenwerkingsverband. De rechtbank acht dan ook bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt heeft aan het onder 2. bewezenverklaarde feit. 4.3.3. Het verweer met betrekking tot de afwezigheid van tastbaar bewijs (feit 1 en 3) Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor het onder 1. en 3. tenlastegelegde feit en heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. Bij de tenlaste gelegde uitvoer van cocaïne op 29 oktober 2007 zijn geen verdovende middelen in beslag genomen. Op 31 oktober 2007 is een observatie uitgevoerd op verdachte en is het aannemelijk dat hetzelfde observatieteam ook op 29 oktober 2007 operationeel is geweest Doordat het observatieteam op beide data niet heeft ingegrepen is cliënte in haar verdedigingsbelang geschaad, aangezien dit uitgelezen kansen waren om te bezien of daadwerkelijk geld of drugs werden vervoerd. Daarnaast is, aldus de raadsman, de stelling dat cliënte geld witgewassen heeft erg speculatief, aangezien daarvoor geen tastbaar bewijs voorhanden is. In de heersende jurisprudentie ten aanzien van witwassen gaat het om gevallen waarin daadwerkelijk geld inbeslag is genomen, aldus de raadsman. Daar is in onderhavige kwestie geen sprake van. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Gelet op de hiervoor onder 4.2. opgenomen bewijsmiddelen en gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.3.1. heeft overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte op 29 oktober 2007 tezamen en in vereniging met anderen verdovende middelen, zijnde cocaïne, heeft uitgevoerd. Met betrekking tot het ontbreken van inbeslaggenomen geld overweegt de rechtbank dat verdachte zelf heeft verklaard (verhoor d.d. 27 maart 2008) op 25 oktober 2007 in het bezit te zijn geweest van een geldbedrag van €1400,- dat zij voor [medeverdachte 1] vanuit Engeland mee moest nemen naar Nederland en hij haar daarbij geadviseerd had dit geldbedrag in haar beha of broek te stoppen. Daarnaast heeft medeverdachte [betrokkene 2] verklaard te hebben gezien dat verdachte [verdachte] een aantal briefjes van 50 euro in haar bh stopte, voordat zij de vlucht naar Nederland zouden nemen. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft ten slotte verklaard dat verdachte vaak geld vervoerde voor medeverdachte [medeverdachte 1]. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte [verdachte] op verschillende momenten een geldbedrag voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt voorts dat nu verdachte samenwerkte met andere personen waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] teneinde transporten van cocaïne naar Engeland voor te bereiden en uit te voeren, het niet anders kan zijn dat de gelden die zij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] vanuit Engeland naar Nederland heeft vervoerd, afkomstig waren uit de verdiensten van die uitvoer en dat verdachte dit ook wist. 5. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: feit 1: voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod; feit 2: medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, of mede te plegen, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en voorwerpen en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd; feit 3: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd. 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 7. Motivering van de sancties Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen verricht, gericht op het uitvoeren van verdovende middelen. Daarnaast heeft verdachte zich op 29 oktober 2007 samen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan de uitvoer uit Nederland van een hoeveelheid cocaïne. Daarbij heeft verdachte opgetreden als begeleidster van de personen die de cocaïne vervoerden. Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. Tevens gaan de verspreiding van en handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De rechtbank verwijt verdachte dat zij zich heeft beziggehouden met in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten en daarbij enkel uit winstbejag heeft gehandeld, zonder zich te bekommeren omtrent de gezondheidsrisico’s van anderen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van meerdere geldbedragen. Door aldus te handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent. Naar het oordeel van de rechtbank staan de onder 1. en 2. bewezenverklaarde feiten in zodanig verband, dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling. Beide feiten zijn het gevolg van hetzelfde (ongeoorloofde) wilsbesluit en bestaan uit gelijksoortige handelingen. Gelet op artikel 56 Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank derhalve voor beide feiten één strafbepaling toepassen. Op grond van het voren overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. De straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd nu de rechtbank (in sterkere mate) rekening houdt met het bepaalde in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 56, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet. 9. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vier (4) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte. 10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Eichperger, voorzitter, mrs. Van den Bos en Van der Lelie, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. De Witte en Zeeman, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2009.