Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH8118

Datum uitspraak2009-03-26
Datum gepubliceerd2009-03-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 08/157
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ziektewet. Omvang van het geding


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 08/157 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake (naam), wonende te (woonplaats), eiser, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. I. Procesverloop Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van 7 januari 2008 (hierna: het bestreden besluit). Het beroep is op 24 juli 2008 ter zitting behandeld. Ter zitting is het onderzoek gesloten. Bij beslissing van 22 augustus 2008 is het onderzoek in de zaak heropend, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat verweerder aanvullende informatie dient te overleggen. Hieraan heeft verweerder bij brief van 29 augustus 2008 voldaan. Op 19 februari 2009 is het beroep opnieuw behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.Z. Groenenberg. Ter zitting is het onderzoek gesloten. II. Overwegingen 1. Eiser heeft zich met ingang van 19 maart 2007 ziek gemeld, terwijl hij op dat moment een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontving. Met ingang van genoemde datum is de WW-uitkering beƫindigd en is aan eiser een uitkering ingevolge de Ziektewet toegekend. 2. Bij besluit van 3 december 2007 heeft verweerder eiser per 10 december 2007 geschikt geacht tot het verrichten van arbeid als magazijnmedewerker (weegmeester), zodat hij vanaf 10 december 2007 geen recht meer heeft op ziekengeld. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. 3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 3 december 2007 gehandhaafd. 4. Eiser stelt allereerst dat hij niet wist dat het spreekuur van de bezwaarverzekeringsarts gold als hoorzitting. Voorts stelt hij dat de verzekeringsarts hem ten onrechte per 10 december 2007 geschikt heeft geacht tot het verrichten van arbeid. Volgens de behandelend anesthesioloog A. Gedrojc moest eiser elke lichamelijke inspanning vermijden. Ook heeft verweerder ten onrechte geen gegevens opgevraagd met betrekking tot het rugletsel en de prognose L.B.F.S.-syndroom. 5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser terecht in staat is geacht tot het verrichten van arbeid. Op grond van de bevindingen uit eigen onderzoek en op grond van de bevindingen van de neurochirurg H.W.C. Bijvoet en de anesthesioloog Gedrojc is vastgesteld dat eiser per 10 december 2007 geschikt is voor de functie van weegmeester. De rechtbank overweegt als volgt. 6. Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt het bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Ingevolge het tweede lid van dit artikel stelt het bestuursorgaan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift daarvan op de hoogte. Ingevolge artikel 8:69, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Ziektewet heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. 7. De rechtbank stelt vast dat eiser zich eerst tijdens de zitting van 19 februari 2009 heeft beroepen op een onvolkomenheid van de hoorzitting. Zowel in het beroepschrift als tijdens de zitting van 24 juli 2008 heeft eiser deze grond niet naar voren gebracht. Artikel 8:69, eerste lid, van de Awb verzet zich tegen een dergelijke uitbreiding van het geding. Het feit dat eiser deze kwestie op 9 januari 2008 met de bezwaarverzekeringsarts T.J.A. Boel heeft besproken, betekent niet dat de kwestie daarmee deel uitmaakt van het onderhavige geding. De omvang van het geding wordt primair bepaald door het beroepschrift. Het beroepschrift bevatte slechts gronden met betrekking tot de (on)geschiktheid van eiser tot het verrichten van zijn arbeid. De grond ten aanzien van de hoorzitting heeft eiser daarom te laat aangevoerd. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 oktober 2007, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN: BB5305. 8. Gelet op het voorgaande beperkt het geschil zich tot de vraag of verweerder terecht eiser vanaf 10 december 2007 geen ziekengeld meer heeft toegekend. 9. In het dossier bevinden zich onder meer brieven van de neurochirurg Bijvoet en de anesthesioloog Gedrojc, respectievelijk van 29 juni 2007 en 15 oktober 2007, gericht aan de verzekeringsarts J. de Lange. De verzekeringsarts heeft de informatie uit deze brieven meegenomen in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, zoals blijkt uit de rapportage van 4 december 2007, en heeft op basis daarvan geconcludeerd dat eiser per 10 december 2007 geschikt is voor de functie van weegmeester. De bezwaarverzekeringsarts heeft, na eiser op de hoorzitting te hebben gesproken en lichamelijk en dossieronderzoek te hebben verricht, geen aanleiding gezien de medische grondslag te herzien of nadere medische informatie op te vragen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts onvolledig of onzorgvuldig is geweest. De enkele stelling van eiser dat hij ongeschikt is tot het verrichten van arbeid leidt niet tot een andere conclusie. Eiser heeft in beroep geen (nieuwe) medische gegevens overgelegd en heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts evident onjuist zou zijn. 10. De conclusie is dat verweerder zich op het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts mocht baseren en terecht eiser vanaf 10 december 2007 geen ziekengeld meer heeft toegekend. Voor zover eiser betoogt dat hij niet volledig maar slechts gedeeltelijk hersteld had moeten worden verklaard, wijst de rechtbank erop dat arbeidsongeschiktheid in de zin van de Ziektewet altijd volledige arbeidsongeschiktheid is. Nu eiser de functie van weegmeester, zijnde een van de passende functies, kan verrichten, is hij volledig geschikt tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 19 van de Ziektewet. 11. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond. 12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van F.L. Blok, griffier, en op 26 maart 2009 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 26 maart 2009.