Jurisprudentie
BH7064
Datum uitspraak2009-03-09
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-220/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-220/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Betreft Arubaanse zaak. Verdachte wordt schuldig geacht ter zake van feit 2, een ernstig zedenmisdrijf. Verdachte is het lichaam van het slachtoffer, dat destijds zeven jaar oud was, seksueel binnengedrongen. Daar komt bij dat het misdrijf plaatsvond in de slaapkamer die het slachtoffer deelde met haar moeder en de verdachte. Van belang is voorts dat de vrees voor herhaling gerechtvaardigd is. Hij heeft geen blijk gegeven inzicht te hebben in de ernst van het door hem gepleegde feit. Verdachte wordt daarnaast ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van feit 1. De steller van de tenlastelegging had blijkens de bewoordingen het oog op art. 257. Maar de delictsinhoud daarvan is niet vervuld. De eerste rechter heeft het feit gekwalificeerd als het 'met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen', van art. 253. Echter het bestanddeel 'buiten echt' is niet opgenomen in de tenlastelegging en daardoor levert het bewezenverklaarde geen strafbaar feit op. Hij krijgt drie jaar voor feit 2.
Uitspraak
Zaaknummer: H-220/08
Parketnummers: 2006/04458 en 2008/00966
Uitspraak: 9 maart 2009
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 31 oktober 2008
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1975 in Aruba,
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 9 juli 2008, 12 september 2008 en 17 oktober 2008, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2009 in Aruba.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. Gras, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Mohamed naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte terzake van feit 1 zal ontslaan van rechtsvervolging en terzake van feit 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
parketnummer 2006/04458 (verder te noemen: feit 1)
dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 29 juni 2006, althans op of omstreeks 29 juni 2006, in Aruba, met zijn minderjarig stiefkind, te weten [stiefkind], geboren op [datum] 1997, ontucht heeft gepleegd door op- en neergaande bewegingen op het lichaam van die [stiefkind] te maken en/of zijn, verdachtes, hand(en) op het geslachtsdeel van die [stiefkind] en/of de borsten en/of het geslachtsdeel van die [stiefkind] te betasten;
parketnummer 2008/00966 (verder te noemen: feit 2)
dat hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 9 februari 2008, althans op of omstreeks 12 januari 2008 in Aruba, handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestaan hebben uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [tweede slachtoffer], geboren op [datum] 2000, die dus de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, altoen en aldaar
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina en/of de anus van die[tweede slachtoffer] gestoken en/of
- zijn penis tegen de vagina en/of de billen van die [tweede slachtoffer] gewreven;
(artikel 250 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 9 februari 2008, althans op of omstreeks 12 januari 2008 in Aruba, ontucht heeft gepleegd met de aan verdachte’s zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [tweede slachtoffer], geboren op [datum] 2000, door toen aldaar opzettelijk ontuchtig
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina en/of de anus van die [tweede slachtoffer] gestoken en/of
- zijn penis tegen de vagina en/of de billen van die [tweede slachtoffer] gewreven;
(artikel 257 van het Wetboek van Strafrecht)
Omvang hoger beroep
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Dit beroep onderwerpt dat vonnis in volle omvang aan het oordeel van het Hof.
Het vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot andere beslissingen komt.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend wordt bewezen geacht hetgeen onder 1 en 2 aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
1.
dat hij op 29 juni 2006, in Aruba, met [stiefkind], geboren op [datum] 1997, ontucht heeft gepleegd door op- en neergaande bewegingen op het lichaam van die [stiefkind] te maken en zijn, verdachtes, hand(en) op het geslachtsdeel van die [stiefkind] en de borsten en het geslachtsdeel van die [stiefkind] te betasten;
2.
dat hij op of omstreeks 12 januari 2008 in Aruba, handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestaan hebben uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [tweede slachtoffer], geboren op [datum] 2000, die dus de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, altoen en aldaar
- zijn vinger in de vagina en zijn penis in de anus van die [tweede slachtoffer] gestoken en
- zijn penis tegen de vagina en de billen van die [slachtoffer] gewreven;.
Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (cursief). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Nadere bewijsoverwegingen
Terzake van feit 2
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn penis niet in de anus van het slachtoffer heeft gestoken. Het Hof baseert zijn overtuiging dat dit wel is gebeurd op de verklaring van het slachtoffer dat de verdachte zijn ‘culuchi’ (geslachtsdeel) in haar ‘chan chan’ (achterwerk) heeft gestopt alsmede de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer met haar achterwerk op zijn penis heeft gewreven. Het verweer van de verdachte geeft het Hof geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van die verklaringen te twijfelen. De slotsom is dat het verweer faalt.
Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Terzake van feit 1
Het Hof is van oordeel dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert. Blijkens de bewoordingen van de tenlastelegging heeft de steller van de tenlastelegging het oog gehad op artikel 257 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. De delictsinhoud van dit artikel is echter niet vervuld. De eerste rechter heeft het bewezenverklaarde in eerste aanleg gekwalificeerd als het ‘met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen’. Het bestanddeel ‘buiten echt’ is echter niet opgenomen in de tenlastelegging, zodat het bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd als het bij artikel 253 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba strafbaar gestelde. Ook overigens is het bewezenverklaarde niet te kwalificeren als een tenlastegelegd strafbaar feit.
Terzake van feit 2
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 250 van Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Dit feit is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedenmisdrijf. Hij is het lichaam van het slachtoffer, dat destijds zeven jaar oud was, seksueel binnengedrongen door zijn penis in haar anus en door zijn vinger in haar vagina te steken. Ook heeft hij met zijn penis tegen de vagina en de billen van het slachtoffer gewreven. Verdachte heeft aldus de bevrediging van zijn eigen lusten nagestreefd zonder zich te bekommeren om de schade die hierdoor voor het slachtoffer zal ontstaan. Daar komt bij dat het misdrijf plaatsvond in de slaapkamer die het slachtoffer deelde met haar moeder en de verdachte, de plaats waar zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen weten. Verdachte heeft derhalve een grove inbreuk gemaakt op het recht op lichamelijke integriteit alsook op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Van belang is voorts dat de vrees voor herhaling gerechtvaardigd is. Ter zitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in de ernst van het door hem gepleegde feit. De vrees voor herhaling baseert het Hof voorts op de rapportage van de psychiater Van Gaalen en het rapport van de psycholoog Van Vuurden. Van Gaalen concludeert dat verdachte manipulatief is met betrekking tot relaties met vrouwen en dat hij op dat persoonskenmerk geen zicht heeft. Verder heeft verdachte de neiging tot externaliseren, dat wil zeggen dat voor niets wat er in zijn leven gebeurt hem blaam treft. De resultaten van het psychologisch onderzoek wijzen naar het oordeel van Van Vuurden op een kwaadaardig narcisme: het tekort aan inlevingsvermogen en het gebruiken van anderen om zijn doel te bereiken.
Naar het oordeel van het Hof doet de door de eerste rechter opgelegde straf onvoldoende recht aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit en de vrees voor herhaling.
Gelet op het voorgaande is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met een andere of lichtere straf zouden de ernst van de gepleegde feit en de vrees voor herhaling worden miskend.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op het reeds aangehaalde wettelijke voorschrift, gegrond op artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 31 oktober 2008 en doet opnieuw recht:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder 1 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte terzake daarvan van alle rechtsvervolging;
kwalificeert het onder 2 bewezenverklaarde als vorenomschreven;
verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. De Haan, De Boer en Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 9 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.