Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH6065

Datum uitspraak2008-12-18
Datum gepubliceerd2009-03-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/701182-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Jeugddetentie en voorwaardelijke PIJ-maatregel. De wachttijd voor opname in het kader van een PIJ-maatregel is zeer aanzienlijk. Het is echter nodig dat de verdachte zo spoedig mogelijk zal worden behandeld. Gelet hierop en de omstandigheid dat een behandelplaats in De Fjord op andere titel dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op niet al te lange termijn beschikbaar lijkt te zijn, zal de rechtbank de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen en daaraan als bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich laat opnemen en zal verblijven in De Fjord en zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zolang deze instelling dat noodzakelijk vindt, gedurende de proeftijd van twee jaren. Overigens wijst de rechtbank op het bepaalde in artikel 77j, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Zodra voor de verdachte een residentiële behandelplaats beschikbaar is in een instelling voor jongeren met psychiatrische problemen en gedragsstoornissen, zoals De Fjord te Capelle aan den IJssel, kan een verzoek of een vordering strekkend tot voorwaardelijke invrijheidstelling worden ingediend, waaraan de rechtbank – bij toewijzing – de voorwaarde kan verbinden dat verdachte zich daar laat opnemen.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/701182-08 Parketnummer van de vordering TUL: 10/701221-07 Datum uitspraak: 18 december 2008 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op 30 mei 1992 te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Rijksinrichting voor jongens, De Hartelborgt te Spijkenisse, raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2008. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan: 1 primair. openlijke geweldpleging; subsidiair. mishandeling; 2 primair. een poging tot zware mishandeling; subsidiair. mishandeling; 3. mishandeling; 4. mishandeling. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. De Beer heeft gerekwireerd tot: - vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde; - bewezenverklaring van het onder 1 primair, 3 en 4 ten laste gelegde; - toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ter zake van de feiten 1 primair en 3; - toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht ter zake van feit 4, ontslag van alle rechtsvervolging voor dit feit in verband met ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte, en een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, welke plaatsing eerst ten uitvoer zal worden gelegd in De Hartelborgt te Spijkenisse en later in De Fjord te Capelle aan den IJssel. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van het gedeelte van de straf groot vijf weken dat aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 16 juli 2008 van de kinderrechter in deze rechtbank. Bij de behandeling ter terechtzitting heeft de officier van justitie gerekwireerd tot afwijzing van deze vordering. MOTIVERING VRIJSPRAAK Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsvrouw. BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING P.M. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: 1 primair. het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen; 3. mishandeling; 4. mishandeling. De feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE Over de verdachte zijn twee rapportages uitgebracht door gedragsdeskundigen. Beiden geven daarin aan dat de verdachte voor de ten laste gelegde delicten als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd . De rechtbank maakt de conclusies van de deskundigen tot de hare en is dan ook van oordeel dat het de verdachte kan worden aangerekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten. De verdachte is derhalve strafbaar. STRAFMOTIVERING / MOTIVERING MAATREGEL De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een groep jongens. [Naam slachtoffer] heeft pijn en letsel ondervonden door de stomp op zijn oog, terwijl hij bij de openlijke geweldpleging ook nog met een stuk steen op zijn hoofd is geslagen waardoor hij enige tijd het bewustzijn zegt te hebben verloren. De openlijke geweldpleging zal voor hem dan ook een beangstigende en vernederende ervaring zijn geweest, die tot boosheid heeft geleid. Voor [naam slachtoffer] en voor de groep waarin [naam slachtoffer] en hij zich bevonden moet het eveneens een beangstigende ervaring zijn geweest om te worden bekogeld met stenen. Het is niet een verdienste van de verdachte, maar veeleer gelukkig toeval te noemen dat er geen gewonden zijn gevallen door het gooien met de stenen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [naam slachtoffer] en [naam slachtoffer]. Voor hen beiden is dit een beangstigende en nare ervaring geweest. Bij de mishandeling van [naam slachtoffer] springt in het oog dat de verdachte haar op de openbare weg zonder enige aanleiding in het gezicht heeft geslagen, hetgeen zeer zorgelijk is. Feiten als voornoemd dragen voorts bij aan het in de maatschappij levende gevoelen dat men zich niet meer rustig en veilig op straat kan begeven. Op voormelde feiten dient een passende strafrechtelijke reactie te volgen. Bij het bepalen hiervan wordt in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij recentelijk is veroordeeld door de kinderrechter voor soortgelijke strafbare feiten . De rechtbank let tevens op hetgeen de gedragsdeskundigen over de verdachte hebben gerapporteerd . Samengevat geven zij aan dat er bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie en een psychotisch toestandbeeld. Globaal kan worden gesproken van zowel een gebrekkige ontwikkeling als een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De combinatie van een zwakke agressieregulatie, een gebrekkige gewetensfunctie en een gestoorde realiteitstoetsing, is van invloed geweest op het gedrag van de verdachte bij de strafbare feiten. Verdachtes intelligentie is beneden het gemiddelde en hij heeft tot nu toe weinig kunnen leren van zijn ervaringen. Hij heeft een gebrek aan ziekte-inzicht, onvoldoende probleembesef en hij verkeert in een onmachtig pedagogisch opvoedingsmilieu. Daarbij komt dat het gedrag van de jongens waarmee hij buiten de deur omgaat ook problematisch is. Dit alles brengt met zich dat de kans op recidive groot is als de verdachte niet wordt behandeld. Voor behandeling van het vorenstaande zou verdachte in een omgeving moeten verkeren waar hij wordt gestimuleerd tot een positieve en meer onafhankelijke ontwikkeling, waarbij hij leert omgaan met provocaties en zijn impulsen leert beheersen. Daarnaast moet middels een vorm van procesdiagnostiek en medicatie (antipsychotica) duidelijk worden op welke wijze verdachte in de toekomst het beste kan worden begeleid. De kans is reëel aanwezig dat de verdachte voor langere tijd aangewezen is op (forensische) psychiatrische zorg. Geadviseerd wordt om de verdachte residentieel te behandelen in een instelling voor jongeren met psychiatrische problemen en gedragsstoornissen. Beide rapporteurs adviseren het opleggen van een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel). De officier van justitie heeft gerekwireerd dat ter zake van feit 4 het strafrecht voor meerderjarigen wordt toegepast op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank acht geen gronden aanwezig voor de toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen. Immers, het feit noch de persoon van de verdachte geeft hiertoe aanleiding. De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit bij de strafrechtelijke reactie ervan uit te gaan en er mee rekening te houden, dat in het kader van het civiele recht een ondertoezichtstelling in combinatie met een gesloten plaatsing van haar cliënt zou kunnen en moeten worden uitgesproken. De Fjord heeft haar medegedeeld dat de wachttijd voor opname in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zeer aanzienlijk is. De rechtbank is van oordeel dat een civielrechtelijke plaatsing in dit geval onvoldoende zou zijn, omdat op die wijze te weinig druk op de verdachte kan worden gelegd om mee te werken aan de behandeling. Gelet op de feiten is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, derhalve van beperkte duur, een passende straf. De rechtbank neemt de conclusie van beide gedragsdeskundigen over dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling èn een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waarvoor residentiële behandeling is aangewezen. Deze zou volgens de deskundigen bij voorkeur in De Fjord te Capelle aan den IJssel moeten plaatsvinden, terwijl daar op andere titel dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een behandelplaats op niet al te lange termijn beschikbaar lijkt te zijn voor de verdachte. Voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel, nu voor de tenlastegelegde misdrijven voorlopige hechtenis is toegelaten, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De wachttijd voor opname in het kader van een PIJ-maatregel is zeer aanzienlijk. Het is echter nodig dat de verdachte zo spoedig mogelijk zal worden behandeld. Gelet hierop en de omstandigheid dat een behandelplaats in De Fjord op andere titel dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op niet al te lange termijn beschikbaar lijkt te zijn, zal de rechtbank de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen en daaraan als bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich laat opnemen en zal verblijven in De Fjord en zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zolang deze instelling dat noodzakelijk vindt, gedurende de proeftijd van twee jaren. Overigens wijst de rechtbank op het bepaalde in artikel 77j, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Zodra voor de verdachte een residentiële behandelplaats beschikbaar is in een instelling voor jongeren met psychiatrische problemen en gedragsstoornissen, zoals De Fjord te Capelle aan den IJssel, kan een verzoek of een vordering strekkend tot voorwaardelijke invrijheidstelling worden ingediend, waaraan de rechtbank – bij toewijzing – de voorwaarde kan verbinden dat verdachte zich daar laat opnemen. Alles afwegend worden na te noemen straf en voorwaardelijke maatregel passend en geboden geacht. VORDERING TENUITVOERLEGGING Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 16 juli 2008 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot jeugddetentie voor de duur van zes weken, waarvan een gedeelte groot vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 31 juli 2008. Het hierboven bewezen verklaarde feit 4 is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dit kan, zoals hierboven reeds is overwogen, de verdachte worden aangerekend. Daarom zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijke gedeelte van de bij het vonnis d.d. 16 juli 2008 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77j, 77s, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: -verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; -verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; -verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; -stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; -verklaart de verdachte strafbaar; -veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de tijd van 6 (zes) maanden; -legt de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 (twee) jaren; -bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; -stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren en bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: -de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; -de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft; -stelt als bijzondere voorwaarden: -dat de veroordeelde zich laat opnemen en zal verblijven in een instelling voor jongeren met psychiatrische problemen en gedragsstoornissen, zoals De Fjord te Capelle aan den IJssel; -dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door voornoemde instelling, alsmede door of namens de jeugdreclassering; -verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden; -beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; -gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte, groot vijf weken, van de bij vonnis d.d. 16 juli 2008 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie. Dit vonnis is gewezen door: mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter en tevens kinderrechter, en mrs. De Pauw Gerlings-Döhrn en De Geus, rechters, in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2008. De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage bij vonnis van 18 december 2008: TEKST TENLASTELEGGING Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 17 augustus 2007 te [plaatsnaam], op of aan de openbare weg, de [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] een of meer andere perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het - gooien van één of meer ste(e)n(en) tegen, althans in de richting van, die [naam slachtoffer] en/of die [naam slachtoffer] en/of die andere perso(o)n(en), en/of - slaan en/of stompen op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer]; (artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht) Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 17 augustus 2007 te [plaatsnaam] opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht) 2. [vervolgens] hij op of omstreeks 17 augustus 2007 te [plaatsnaam] ter uitvoering van het voornemen om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met een (stuk) steen tegen het (achter)hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid; (artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht) Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [vervolgens] hij op of omstreeks 17 augustus 2007 te [plaatsnaam] opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] (met kracht) met een (stuk) steen op/tegen het (achter)hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht) 3. hij op of omstreeks 05 november 2007 te [plaatsnaam] opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] (met kracht) in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht) 4. hij op of omstreeks 23 augustus 2008 te [plaatsnaam] opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] (onverhoeds) in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)