Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5900

Datum uitspraak2009-01-07
Datum gepubliceerd2009-03-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers138268 / HA ZA 07-1385
Statusgepubliceerd


Indicatie

(Veeleisende ) klant onderschat gevolgen van annulering van zijn order.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 138268 / HA ZA 07-1385 Vonnis van 7 januari 2009 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VISAFSLAG LAUWERSOOG B.V., gevestigd te Lauwersoog, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat mr. C. Grondsma te Leeuwarden, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A], gevestigd te [woonplaats], gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. M.J.M. Groen. Partijen zullen hierna de Visafslag en [A] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie - de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie - de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie - akte uitlating producties in conventie tevens conclusie van dupliek in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De Visafslag bemiddelt tussen de vissers en de handel. Zij zorgt ervoor dat de vis na aanlanding wordt gesorteerd en opgeslagen voor veiling. De vis wordt bewaard op ijs. Aanvankelijk werd dat geleverd door een in Lauwersoog gelegen ijsfabriek, na sluiting van die ijsfabriek heeft de Visafslag onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om zelf ijs te gaan produceren. 2.2. [A] is leverancier van ijsmachines. 2.3. In de periode van januari 2005 tot april 2005 hebben er gesprekken tussen de Visafslag en [A] plaatsgevonden over een door de Visafslag aan te schaffen ijsinstallatie. 2.4. Op 27 juli 2005 is door [A] een ijsproductiemachine bij de Visafslag geplaatst om de ijsbehoefte te calculeren. De Visafslag mocht deze ijsmachine kosteloos gebruiken mits de Visafslag een order zou plaatsen bij [A]. 2.5. Bij brief van 17 oktober 2005 heeft [A] de Visafslag een situatieschets van de te bouwen ijsinstallatie toegezonden. 2.6. Bij brief van 19 oktober 2005 heeft [A] de Visafslag een offerte toegezonden voor 2 ijsmachines met een productiecapaciteit van 8 ton en twee ijsopslagsilo’s met ieder een opslagcapaciteit van 25 ton voor een bedrag van EUR 600.000,- exclusief BTW. Zowel in de begeleidende brief van 19 oktober 2005 als in de offerte staat dat de levertijd in overleg zal plaatsvinden. 2.7. Op 16 december 2005 hebben partijen overeenstemming bereikt over de levering door [A] van één ijsproductiemachine met een capaciteit van 8 ton en één ijsopslagsilo met een opslagcapaciteit van 25 ton. De ijsinstallatie zou in een apart gebouw buiten het gebouw van de Visafslag geplaatst worden. 2.8. Afgesproken is dat de betaling in twee termijnen zou plaatsvinden, de eerste termijn direct bij het verstrekken van de opdracht en de tweede termijn bij oplevering. Op 2 januari 2006 heeft [A] een factuur voor een bedrag van EUR 182.962,50 aan de Visafslag verzonden. Op 10 januari 2006 heeft de Visafslag deze factuur voldaan. 2.9. Omstreeks eind 2005 / begin 2006 bleek het niet haalbaar om de ijsinstallatie in een apart gebouw buiten het gebouw van de Visafslag te realiseren en is besloten om de ijsinstallatie te plaatsen in een bestaande hal van de Visafslag. [A] heeft hiervoor de tekeningen moeten aanpassen. 2.10. [A] heeft vanaf week 2 tot en met week 6 van 2006 diverse voortgangs-rapportages aan de Visafslag gestuurd. 2.11. Bij e-mail van 29 juni 2006 schrijft de Visafslag aan [A]: “Door de vertraging in de levering van de ijsfaciliteit worden we geconfronteerd met hogere kosten van inkoop en vervoer van ijs. Naast het aanpassen van de verkoopprijs, zoek ik een mogelijkheid om de kosten te reduceren. Één van de mogelijkheden is de eigen productie te vergroten. Hebben jullie een mogelijkheid om tijdelijk een tweede machine in te zetten voor de normale productie? Mits uiteraard technisch mogelijk.” 2.12. Bij e-mail van 30 juni 2006 schrijft [A] aan de Visafslag onder meer: “momenteel is het topdrukte in de verhuur en hebben we niets vrij om in te zetten. Daarom hadden we besloten, mede naar aanleiding van je gesprek met [B] vorige week, om er een (verhuur)machine bij te bouwen. Omdat we op dit moment erg druk zijn met de bouw van jullie schakelkast, zijn we hier helaas nog niet aan toe gekomen. Kun je me een indicatie geven van hoeveel ijs jullie momenteel verbruiken en hoeveel je nog tekort komt? We zullen kijken of dat we iets op korte(re) termijn kunnen regelen, aangezien een machine bijbouwen vrij veel tijd kost. Naar mijn idee is niet zozeer de prijs van het ijs, maar merendeel de transportkosten die de nekslag zijn in deze. Ik zou willen overwegen, maar hier moet jij ook iets voor voelen, om je in contact te brengen met klanten die momenteel een grote overcapaciteit op hun ijsproductie hebben(…)” 2.13. Op 5 juli 2006 schrijft de Visafslag in een e-mail aan [A] onder meer: “Gisteren heb ik een vergadering gehad met de Raad van Commissarissen. Onder andere hebben we gesproken over de ontstane situatie met de investering in de ijsfaciliteit. Het is je bekend dat de investeringsbeslissing bij ons met de nodige mitsen en maren is genomen. Het feit is nu wel dat we het hele jaar moeten werken zonder bunker en uitsluitend werken met tubs. De RvC heeft vraagtekens bij de communicatie ten aanzien van de vertraging. Het is jullie al langere tijd bekend dat de oorspronkelijke lagers slecht te leveren zijn, levertijd zou circa 18 maanden zijn. Informatie dat bij mij voorheen niet bekend was. De RvC vindt het slecht dat wij van de aannemer hebben moeten vernemen dat de bunker niet eerder dan december geleverd zou kunnen worden. Deze mening staat los van de inspanningen die wel zijn verricht om een alternatief ontwerp te maken. De RvC heeft in haar functie als toezichthouder, en belangenbehartiger van de aandeelhouders, de investeringsbeslissing in de huidige vorm ter discussie gesteld. Ze wil expliciet weten of de opdracht tot de bouw van de bunker al verstrekt is en of de opdracht voor de bunker kan worden ingetrokken. Als alternatief voor de bunker zien ze een tweede ijsmaker waarbij de beide ijsmakers het storten in tubs(…)” 2.14. Op 5 juli 2006 schrijft [A] aan de Visafslag onder meer: “momenteel ben ik erg druk met het afronden van de definitieve tekeningen van de ijsbunker, de inspectie van de schroeftransporteurs bij [C] (vanmiddag), de bouw van de kast voor de elektra en het regelen van het transport voor de schroeftransporteurs. Een antwoord kan ik je pas donderdag of vrijdag geven(…)” 2.15. Bij e-mail van 6 juli 2006 schrijft de Visafslag aan [A] onder meer: “Uit jouw mail maak ik op dat de bunker nog niet in productie is genomen. Dit heb ik gisteren nog kortgesloten met de RvC. De opdracht voor de levering van de ijsbunker wordt derhalve nu ingetrokken. Ten aanzien van de verdere gang van zaken en voorwaarden zie ik jouw brief, zoals door jou toegezegd, tegemoet(…)” 2.16. Bij brief van 6 juli 2006 schrijft [A] aan de Visafslag onder meer: “Een annulering van de ijssilo is uiteraard te allen tijde mogelijk, maar men moet zich realiseren dat dit gevolgen heeft. Afgezien van deze gevolgen zullen gemaakte kosten van aanpassingen en calculaties in rekening gebracht moeten worden(…)” 2.17. Bij e-mail van 6 juli 2006 heeft [A] gereageerd op de annulering van de Visafslag en verzocht om een bespreking. [A] schrijft onder meer: “De annulering van de ijssilo is uiteraard bespreekbaar, maar het door u gekozen tijdstip om deze te annuleren is uiterst ongelukkig gekozen en getuigt van weinig respect gezien de situatie waarin wij nu zitten. Naar mijn mening is de annulering een overhaast genomen beslissing, waarvan men op dit moment de gevolgen niet van inziet(…)” 2.18. Als reactie op deze e-mail schrijft de Visafslag op 7 juli 2006 aan [A]: “Ik wil nadrukkelijk stellen dat er geen twijfels zijn ten aanzien van jullie kennis, inzet en kunde. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor het noodzakelijk is een investeringsbesluit te heroverwegen. Dat hebben we nu gedaan. Het betekent niet dat we ons niet realiseren dat er afgeleide gevolgen kunnen zijn van een dergelijk besluit(…)” 2.19. Op 18 juli 2006 heeft er ten kantore van [A] een gesprek plaatsgevonden tussen de Visafslag en [A]. 2.20. Bij brief van 26 juli 2006 schrijft [A] aan de Visafslag: “Hierbij laten wij weten dat het project van de ijsvoorziening (te weten: de ijsopslagsilo, de ijsproductie machines en de bijbehorende besturing en aanverwante appendages) voor de visafslag Lauwersoog, per omgaande op uwer verzoek is geannuleerd. Dit is naar aanleiding van uw schriftelijke annulering van de ijsopslagsilo, gedaan in de mail van dhr. [D] op 06-07-2006. In navolging van bovengenoemde mail, heeft [A] IJsmachines BV herhaaldelijk er op aan gedrongen dat een deelannulering grote gevolgen voor het gehele project heeft en in onze ogen technisch niet mogelijk is(…) Uit het gesprek dat wij met de heer [D] hebben gehad op 18 juli 2006 is gebleken dat de reden van de annulering van de ijsopslagsilo tweeledig is; enerzijds is achteraf gebleken dat de capaciteit van de bestelde ijsproductie machines onvoldoende zou zijn in de zomermaanden en anderzijds is er geen budget voor een uitbreiding van deze productiecapaciteit. Het budget van de ijsopslagsilo in te ruilen voor ijsproductie machines was het voorstel uwerzijds(…) Het ontwerp van deze ijsopslagsilo is klantspecifiek gedaan en wegens de gewijzigde locatie zelfs een tweede maal. Indien men in deze fase besluit om de ijsopslagsilo te annuleren, lijkt het ons niet onredelijk dat deze ontwerpkosten worden doorberekend aan de klant(…)” 2.21. Op 26 juli 2006 heeft [A] een pro forma factuur aan de Visafslag gezonden voor de annuleringskosten die zij in mindering heeft gebracht op het door de Visafslag betaalde voorschot. Het resterende voorschotbedrag van EUR 43.616,80 heeft [A] overgemaakt aan de Visafslag. 2.22. Op 28 november 2006 heeft [A] de ijsmachine bij de Visafslag opgehaald. 3. Het geschil in conventie 3.1. De Visafslag vordert [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van: I. EUR 30.086,-, zijnde de helft van het door [A] opgegeven arbeidsloon voor de geannuleerde ijsopslagsilo; II. EUR 40.250,- voor wat betreft de ten onrechte in rekening gebrachte huur voor de in bruikleen gegeven ijsproductiemachine; III. EUR 13.333,35 ten aanzien van de niet geleverde draaikranslager, dan wel [A] te veroordelen tot levering van de draaikranslager; dan wel een bedrag door de rechtbank ex aequo bono vast te stellen te vermeerderen met rente en kosten. 3.2. [A] voert verweer. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. in reconventie 3.4. [A] vordert samengevat - veroordeling van de Visafslag tot betaling van EUR 96.220,50, vermeerderd met rente en kosten. 3.5. De Visafslag voert verweer. 3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling in conventie 4.1. Partijen verschillen van mening over de vraag of [A] een te hoge annuleringsvergoeding in rekening heeft gebracht en heeft verrekend met het door de Visafslag betaalde voorschot. 4.2. De Visafslag stelt zich op het standpunt dat na de annulering van de oorspronkelijke overeenkomst die overeenkomst is gewijzigd. Vervolgens is het [A] geweest die de gehele overeenkomst heeft ontbonden. De Visafslag stelt de opdracht voor de ijsopslagsilo te hebben geannuleerd vanwege haar gewijzigde behoefte ten aanzien van de productiecapaciteit, de opslag (tubs in plaats van een ijsopslagsilo) en de flexibiliteit. Daarnaast speelde het financiële resultaat over 2005 en de verwachtingen over 2006 een rol. De Visafslag stelt slechts bereid te zijn een deel van de annuleringskosten te vergoeden. Zij is niet bereid de vordering ten aanzien van de (volledige) huurkosten van de ijsproductiemachine te voldoen. 4.3. [A] voert verweer tegen de stellingen van de Visafslag. [A] stelt dat partijen één overeenkomst hebben gesloten voor de levering van een ijsinstallatie. In deze ijsinstallatie zijn een ijssilo en ijsmachine technisch volledig geïntegreerd en op deze samenhang is de overeengekomen prijs gebaseerd. [A] stelt dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over een aanpassing of wijziging van de overeenkomst. Doordat de Visafslag de opdracht met betrekking tot de ijsopslagsilo heeft ingetrokken, bestond er geen financiële basis meer voor de levering van alleen een ijsmachine. [A] stelt dat de Visafslag door het intrekken van de opdracht tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en daardoor schadeplichtig is. 4.4. Een overeenkomst kan worden gewijzigd indien partijen daar overeenstemming over hebben. Niet gebleken is dat [A] akkoord is gegaan met een aanpassing of wijziging van de overeenkomst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de stelling van de Visafslag, dat na de annulering van de oorspronkelijke overeenkomst de overeenkomst is gewijzigd, geen stand houdt. Daarnaast is niet gebleken dat [A] de overeenkomst heeft ontbonden. [A] heeft zich steeds beroepen op een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van de Visafslag. Nu de overeenkomst niet is gewijzigd en niet door [A] is ontbonden, is de rechtbank van oordeel dat de Visafslag door de overeenkomst te annuleren tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en derhalve wanprestatie heeft gepleegd. Uit de mededelingen van de Visafslag mocht [A] opmaken dat de Visafslag niet voornemens was de overeenkomst na te komen. Ingevolge artikel 6:80 lid 1 sub b j° 6:83 sub c BW heeft dat tot gevolg dat de Visafslag zonder dat een ingebrekestelling vereist is in verzuim is en ingevolge artikel 6:74 BW verplicht is de door [A] geleden schade te vergoeden. Vordering van de Visafslag 4.5. De vordering van de Visafslag bestaat uit de volgende onderdelen: a. arbeidsloon in verband met de annulering van de overeenkomst, b. huur ijsproductiemachine en c. draaikranslager. De vordering onder I: Arbeidsloon in verband met de annulering van de overeenkomst 4.6. De Visafslag betwist het aantal door [A] opgevoerde uren in die zin dat het niet redelijk is dat alle door [A] opgevoerde uren in rekening worden gebracht. De Visafslag stelt dat [A] de tekeningen verschillende malen heeft moeten wijzigen doordat zij onzorgvuldig te werk is gegaan. [A] had, voor zij de tekeningen maakte, de definitieve locatie van de ijsopslagsilo moeten vaststellen en de levertijd van de benodigde lagers moeten controleren. De Visafslag stelt bereid te zijn de helft van de gemaakte kosten te voldoen. 4.7. [A] stelt zich primair op het standpunt dat de Visafslag niet tijdig heeft gereclameerd tegen het in rekening gebrachte arbeidsloon. Eerst bij dagvaarding heeft de Visafslag gereclameerd. In de correspondentie tussen partijen maakte de Visafslag alleen bezwaar tegen de huur voor de ijsproductiemachine. Subsidiair betwist [A] onzorgvuldig te werk te zijn gegaan en uren ten onrechte te hebben opgevoerd. [A] stelt dat het juist de Visafslag is geweest die de locatie van de ijsopslagsilo heeft veranderd. 4.8. De stelling van [A] dat de Visafslag binnen bekwame tijd na ontvangst een aan haar toegezonden factuur dient te betwisten, op straffe van verval van het recht, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht. De rechtbank gaat er vanuit dat [A] met deze stelling een beroep doet op artikel 6:89 BW. In artikel 6:89 BW wordt bepaald dat de schuldeiser geen beroep meer kan doen op een gebrek in de prestatie, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of had moeten ontdekken bij de schuldenaar heeft geprotesteerd. Het opstellen en het toezenden van een factuur kunnen echter niet als een prestatie in de zin van dit artikel worden aangemerkt (zie HR 11 mei 2001, NJ 2001, 410). De rechtbank zal aan deze stelling van [A] dan ook voorbijgaan. 4.9. De rechtbank is van oordeel dat nu er een tekortkoming aan de zijde van de Visafslag bestaat, de door [A] gemaakt uren dienen te worden vergoed, tenzij de Visafslag kan aantonen dat er teveel uren in rekening zijn gebracht. De Visafslag heeft niet bestreden dat er 1216 uren à EUR 49,50 door [A] is gewerkt. De Visafslag stelt dat [A] ten onrechte zoveel uren in rekening heeft gebracht nu [A] onzorgvuldig heeft gewerkt waardoor de tekeningen moesten worden bijgesteld. [A] heeft de stellingen van de Visafslag, dat [A] de definitieve locatie van de ijsopslagsilo diende te bepalen en de levertijd van de benodigde lagers diende te controleren alvorens de tekeningen werden opgesteld, bestreden met verwijzing naar de als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde offerte van [A]. In deze offerte op pagina 3 staat onder het kopje ‘Uitleg opstelling’: ”De bijgevoegde schets toont de ijsbunker in een apart gebouw naast de hal van de visafslag.” Niet gesteld of gebleken is dat [A] uit is gegaan van een verkeerde veronderstelling ten aanzien van de plaats van de ijsinstallatie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [A] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat partijen oorspronkelijk overeengekomen waren dat de ijsinstallatie in een apart gebouw naast de hal van de Visafslag zou worden gerealiseerd. Het is niet aannemelijk dat [A] de locatie vervolgens zonder toestemming van de Visafslag heeft gewijzigd, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat de Visafslag de locatie van de ijsinstallatie heeft gewijzigd. [A] heeft ten aanzien van de locatie van de ijsinstallatie derhalve niet onzorgvuldig gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat deze uren terecht zijn opgevoerd. 4.10. Ten aanzien van de levertijd van de benodigde lagers erkent [A] in de conclusie van antwoord in conventie (alinea 56) dat deze omstandigheid in haar risicosfeer ligt. [A] betwist echter dat door de langere levertijd van de lagers het ontwerp moest worden aangepast en dat daardoor meer uren in rekening zijn gebracht. De rechtbank is van oordeel dat nu de Visafslag haar stellingen niet nader heeft onderbouwd, [A] kan volstaan met een enkele betwisting van de stelling. De rechtbank is van oordeel dat de Visafslag er niet in is geslaagd aan te tonen dat [A] teveel uren in rekening heeft gebracht. De rechtbank zal de vordering van de Visafslag dan ook afwijzen. De vordering onder II: Huur ijsproductiemachine 4.11. De Visafslag stelt dat [A] de ijsproductiemachine aan haar in bruikleen heeft gegeven om de productiecapaciteit te bepalen en ervaring op te doen met het type machine, onder de voorwaarde dat hieruit een order zou volgen. De Visafslag stelt zich op het standpunt dat nu de order door toedoen van [A] geheel is misgelopen, zij niet voor het gebruik van de machine hoeft te betalen. De Visafslag betwist de ijsproductiemachine op commerciële basis te hebben gebruikt. Partijen hebben geen nadere afspraken gemaakt over het gebruik van de ijsproductiemachine, zodat de Visafslag van mening is dat [A] niet eenzijdig deze afspraken kan bepalen. Ten slotte stelt de Visafslag dat [A] de ijsproductiemachine eerder had kunnen terugvragen waardoor haar schade beperkt zou zijn gebleven. 4.12. [A] stelt zich op het standpunt dat de ijsproductiemachine alleen voor een proefperiode in bruikleen is gegeven, mits de Visafslag een order zou plaatsen bij [A]. In deze proefperiode moest blijken hoe groot de behoefte van de Visafslag zou zijn. In oktober 2005 is de productiecapaciteit van de Visafslag vastgesteld. Afgesproken was dat de machine na de proefperiode niet langer kosteloos in gebruik zou blijven. Partijen hebben weliswaar geen huurtarief afgesproken, maar [A] stelt zich op het standpunt dat op grond van 6:248 lid 1 BW een redelijke huurtermijn dient te worden bepaald. Voorts stelt [A] zich op het standpunt dat de huur van de ijsproductiemachine een vorm van schade is. Nu de Visafslag schadeplichtig is, dient zij ook deze schade van [A] te voldoen. Ten slotte stelt [A] zich op het standpunt dat nadat de proefperiode in oktober 2005 eindigde, de Visafslag de ijsproductiemachine niet heeft teruggegeven, maar op commerciële basis is gaan gebruiken. De Visafslag heeft zich volgens [A] ongerechtvaardigd verrijkt. 4.13. Tussen partijen staat vast dat de ijsproductiemachine op 27 juli 2005 kosteloos bij de Visafslag is geplaatst voor het bepalen van de productiecapaciteit van de Visafslag, onder de voorwaarde dat de Visafslag een order voor het vervaardigen van zo’n machine zou plaatsen. De rechtbank heeft hierboven reeds bepaald dat de overeenkomst tot levering van een ijsproductiemachine en een ijsopslagsilo is geëindigd wegens in een tekortkoming aan de zijde van de Visafslag. Hiermee is de voorwaarde verbonden aan het kosteloos gebruik van de ijsproductiemachine door de Visafslag komen te vervallen en mocht de ijsproductiemachine niet langer kosteloos door de Visafslag gebruikt worden. De Visafslag is gehouden een redelijke vergoeding te voldoen voor het gebruik van de ijsproductiemachine. Nu de Visafslag de hoogte van de door [A] opgevoerde vergoeding niet heeft betwist, gaat de rechtbank er vanuit dat het reeds door [A] in rekening gebrachte bedrag als een redelijke vergoeding kan worden aangemerkt. 4.14. De vraag die nog beantwoord dient te worden is of [A] de ijsproductiemachine eerder had kunnen ophalen en zo de kosten voor de huur van de ijsproductiemachine zo laag mogelijk had kunnen houden of dat de Visafslag de ijsproductiemachine eerder had moeten terugbrengen. Bij brief van 26 juli 2006 heeft [A] de Visafslag bericht dat indien de Visafslag geen gebruik meer wenste te maken van de ijsproductiemachine, zij zulks binnen 14 dagen aan [A] moest laten weten. Niet gesteld of gebleken is dat de Visafslag op dit schrijven van [A] heeft gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat [A] er derhalve vanuit mocht gaan dat de Visafslag de ijsproductiemachine nog wilde gebruiken. De Visafslag dient derhalve tot 28 november 2006, de datum dat [A] de ijsproductiemachine bij de Visafslag heeft opgehaald, huur voor de ijsproductiemachine te voldoen. De rechtbank zal de vordering van de Visafslag dan ook afwijzen. De vordering onder III: Draaikranslager 4.15. De Visafslag stelt zich op het standpunt dat nu de draaikranslager betaald is, [A] deze dient te leveren. Er zijn geen redenen aanwezig voor opschorting van de prestatie. 4.16. [A] maakt aanspraak op een opschortingrecht. Pas als de Visafslag de volledige door [A] geleden schade als gevolg van het niet-nakomen van de Visafslag heeft voldaan, is [A] bereid de draaikranslager te leveren. 4.17. Ingevolge artikel 6:52 lid 1 BW is een schuldenaar die een opeisbare vordering op zijn schuldeiser heeft bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [A] op het moment dat zij zich op opschorting beriep nog niet opeisbaar was, zodat zij niet bevoegd was tot opschorting. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [A] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat er voldoende samenhang tussen de vordering tot levering van de draaikranslager en de vordering tot schadevergoeding bestaat om een opschorting te rechtvaardigen. De rechtbank zal de vordering van de Visafslag tot levering van de draaikranslager dan ook toewijzen. 4.18. De Visafslag zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op: - vast recht EUR 1.880,- - salaris advocaat 1.788,- (2,0 punt × tarief EUR 894) Totaal EUR 3.668,- In reconventie 4.19. [A] stelt zich op het standpunt dat de Visafslag door haar tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst gehouden is een schadevergoeding wegens gederfde winst te voldoen. [A] stelt dat de gederfde winst dient te worden bepaald aan de hand van de kostprijs van de omzet in 2004, aangezien de cijfers over 2005 en 2006 zijn beïnvloed door de onderhavige kwestie. Bij de kostprijs van de omzet dienen de kosten van de gemaakte uren en de uren die gemaakt zouden zijn als de overeenkomst was nagekomen worden opgeteld. 4.20. De Visafslag stelt zich primair op het standpunt dat zij geen wanprestatie heeft gepleegd en derhalve niet gehouden is enige schade te vergoeden omdat [A] met de partiële ontbinding heeft ingestemd en vervolgens zelf de gehele overeenkomst heeft ontbonden. Subsidiair stelt de Visafslag zich op het standpunt dat [A] niet tijdig haar vordering tot schadevergoeding voor gederfde winst heeft geformuleerd, waardoor haar recht op schadevergoeding is komen te vervallen. Meer subsidiair betwist de Visafslag dat [A] schade in de zin van gederfde winst heeft geleden. Hiertoe voert de Visafslag een aantal argumenten aan. 4.21. De rechtbank heeft reeds in conventie vastgesteld dat nu de Visafslag tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, zij gehouden is de schade van [A] te vergoeden. Ingevolge artikel 6:96 BW komt gederfde winst eveneens voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat het subsidiaire standpunt van de Visafslag dat [A] niet tijdig haar vordering tot schadevergoeding wegens gederfde winst heeft geformuleerd, geen steun vindt in het recht. De rechtbank zal hieraan dan ook voorbij gaan. 4.22. Ter onderbouwing van haar meer subsidiaire standpunt dat [A] geen schade in de zin van gederfde winst heeft geleden, voert de Visafslag een aantal argumenten aan. De rechtbank is van oordeel dat deze argumenten slechts een algemene betwisting van het standpunt van [A] betreffen. Nu [A] haar standpunt met bewijsmiddelen heeft onderbouwd en heeft gemotiveerd, kan de Visafslag niet volstaan met een algemene betwisting of een betoog dat zonder nadere toelichting onbegrijpelijk is. Het had op de weg van de Visafslag gelegen om ter onderbouwing van haar argumenten duidelijk aan te geven waarom de rekenmethode van [A] niet toereikend zou zijn en op welke wijze de gederfde winst wel berekend diende te worden. De rechtbank zal de vordering van [A] dan ook toewijzen. 4.23. De Visafslag zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op: - salaris advocaat EUR 894,- (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 894) Totaal EUR 894,- 5. De beslissing De rechtbank In conventie 5.1. veroordeelt [A] tot levering van de draaikranslager aan de Visafslag, 5.2. veroordeelt de Visafslag in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 3.668,00, 5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af, in reconventie 5.5. veroordeelt de Visafslag om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 96.220,50 (zesennegentig duizend tweehonderdtwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 15 juli 2007 tot de dag van volledige betaling, 5.6. veroordeelt de Visafslag in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 894,00, 5.7. verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Telenga en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2009.